Publicatie datum: 30-04-2004
Teelthandleiding groenbemesters - Bladkool
In dit hoofdstuk van de teelthandleiding groenbemesters worden diverse aspecten van bladkool besproken.
Algemeen
Bladkool is een speciaal op snelheid van beginontwikkeling en bladproductie geselecteerde vorm van winterkoolzaad. Het is vanouds een gewaardeerde groenbemester. Hoewel de beworteling van de bouwvoor niet intensief is geeft het een betere beworteling dan bladrammenas en gele mosterd. Daar staat tegenover dat bladkool niet geschikt is voor late zaai. De gebruiksmogelijkheden zijn beperkt, omdat bladkool een waardplant is voor zowel het bietencysteaaltje als knolvoet. Het is een lang en zeer bladrijk gewas en kan een grote massa vormen. Het bovengrondse deel is erg smakelijk voor dieren en wordt vaak bestemd voor veevoer. Geteeld als groenbemester (stoppelgewas) komt bladkool niet in bloei. Het is op de meeste gronden goed te verbouwen. Veengrond is hierop een uitzondering, terwijl lichte gronden alleen geschikt zijn als er voldoende kalk en magnesium in de bodem aanwezig is. De pH(-KCl) op deze grond moet minimaal 4,5 zijn.
Zaaien
Bladkool wordt in een vroege tot middenvroege stoppel gezaaid; juli is de beste periode. Naarmate er later wordt gezaaid loopt de opbrengst snel terug. De uiterste zaaidatum is 15 augustus. Het zaad is klein en rond, met een duizendkorrelgewicht van 3-4 gr. De gemiddelde zaaizaadhoeveelheid is 10 kg (8-12 kg, afhankelijk van zaaidatum en zaadgrootte). Er kan breedwerpig worden gezaaid en (met een eg) ingewerkt worden, maar op rijen zaaien (10-25 cm) is beter. De optimale zaaidiepte is 2-3 cm. Als zaaibedbereiding moet 10-15 cm van de bouwvoor losgemaakt worden en eventueel geëgd om een niet te grof zaaibed te krijgen.
Rassenkeuze
Op de Nederlandse rassenlijst staan drie rassen vermeld (Sparta, Stego en Ramon) en daarnaast staan er nog enkele rassen op de Nationale lijst. Het betreft allemaal oudere rassen; de laatste 10 jaar zijn geen nieuwe rassen toegevoegd. Er bestaan rasverschillen in voederwaarde, welke vooral veroorzaakt worden door verschillen in ruwe celstofgehalte (stengeligheid).
Bemesting
Bladkool is een sterk stikstofbehoeftig gewas, en afhankelijk van de voorvrucht en de vruchtbaarheid van de bodem is een startgift van 50-80 kg N per ha nodig. Het is een uitstekend gewas wanneer na de oogst van het cultuurgewas dierlijke mest wordt uitgereden. Bladkool heeft namelijk de mogelijkheid veel stikstof op te nemen en dit voor een groot deel de winter over te dragen, zodat het ter beschikking kan komen aan een volggewas. Vanwege een relatief hoog C/N-quotiënt is er een trage vertering en komt de stikstof langzaam vrij.
Ziekten
Bladkool is zeer vatbaar voor knolvoet (Plasmodiophora brassicae). Het gewas zelf ondervindt weliswaar weinig schade van een knolvoetaantasting, maar bij volggewassen die vatbaar zijn voor knolvoet kan dit tot problemen leiden.
Plagen
Bladkool kan worden aangetast door aardvlooien, bladluizen en de knollenbastaardrups. Normaal gesproken is een bestrijding niet nodig. Wat de effecten van een aantasting voor een volggewas zijn is niet bekend.
Onkruiden
Bladkool heeft (mits op tijd gezaaid) een vlotte beginontwikkeling en een goede bodembedekking. De onkruidonderdrukking is daarmee erg goed. Onkruidbestrijding is meestal niet nodig; wanneer op rijen wordt gezaaid met een afstand van minimaal 20-25 cm kan er zo nodig geschoffeld worden.
Aaltjes
Net als bladrammenas, gele mosterd, koolzaad en bieten is bladkool een kruisbloemige. Het gewas is daarom een waardplant voor bietencysteaaltjes. In tegenstelling tot bij bladrammenas en gele mosterd bestaan er bij bladkool geen resistente rassen tegen dit aaltje. Bij gebrek aan specifieke informatie over bladkool zijn de gegevens van winterkoolzaad overgenomen (tabel 8).
Onderwerken
Afhankelijk van het zaaitijdstip en de gewasgroei is voor het ploegen in de herfst een voorbewerking nodig. Bij een vroege zaai ontwikkelt zich een vrij massaal gewas dat eerst geklepeld of gemaaid moet worden om het volledig onder te kunnen werken. Ploegen na de winter kan meestal zonder voorbewerking worden uitgevoerd; het gewas is matig gevoelig voor vorst en zal gedurende de meeste winters afsterven.
Opslag
Bladkool kan goed tegen nachtvorst. Bij matige vorst vriest het gewas nog niet dood, zodat na een zachte winter kans op opslag mogelijk is. Als groenbemester komt bladkool niet in bloei; er is derhalve geen gevaar voor zaadvorming en problemen met zaadopslag.
Drogestofopbrengst
Mits er tijdig wordt gezaaid en er voldoende stikstof beschikbaar is (na erwten, of in combinatie met organische mest) kan het gewas een enorme verse (30 ton) en droge (3,5 ton) massa vormen. Het is daarmee een belangrijke bron van organische stof en heeft daarbij de mogelijkheid stikstof vast te leggen voor een volggewas. De (totale) drogestofopbrengst bedraagt bij een goed geslaag gewas ruim 4.000 kg per ha.
Teeltkosten
Het telen van bladkool als groenbemester is goedkoper dan van bladrammenas of gele mosterd. Dit komt vooral door de minder hoge prijs voor het zaaizaad. (N.B. Bij bladkool zijn geen bietencysteaaltjes resistente rassen beschikbaar!). De arbeidsbehoefte bestaat uit een grondbewerking en/of een zaaibedbereiding, het zaaien en een eventuele voorbewerking voor het ploegen.
Materiële kosten:
zaaizaad: 10 kg à € 3,00 (incl. BTW) = € 30
N-bemesting: 50 kg à € 0,50 = € 25