Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-06-2005

Teelthandleiding graszaad - drogen

In dit hoofdstuk van de teelthandleiding graszaad is informatie te vinden over het drogen van graszaad.

Ventileren en drogen van het zaad

Bij het dorsen van graszaad dient men er rekening mee te houden dat het geoogste product vochtig is. Gebleken is dat gedorst zaad met 40% vocht binnen enkele uren een temperatuur bereikt van 45°C en na ruim een etmaal zelfs tot boven de 60°C kan stijgen. Gelijktijdig loopt de kiemkracht snel terug. Ook kan het zaad gaan schimmelen wanneer het niet direct wordt gedroogd. Het is dan ook noodzakelijk om het zaad na het dorsen 24 uur met buitenlucht te ventileren om de temperatuur van het zaad laag te houden. Daarna wordt door middel van warme lucht het zaad gedroogd. Bij het drogen zal het vochtgehalte tot 12% (A.T.V.-L-norm) moeten worden teruggebracht. Boven een vochtgehalte van 14% in het geleverde product komen droogkosten voor rekening van de teler.
Om een vochtgehalte te bereiken van 12-13% is drogen door middel van ventileren alleen mogelijk als de buitenlucht voldoende droog is. Meestal is deze lucht te vochtig en moet vóór de ventilator een warmtebron worden geplaatst.
Als men het zaad na de oogst alleen maar tijdelijk zonder kwaliteitsverlies wil opslaan, dient dit met buitenlucht te worden geventileerd.
De afgewerkte vochtige drooglucht moet naar buiten kunnen ontwijken en niet met de drooglucht worden vermengd. Ramen en deuren moeten daarom worden opengezet. Met een steekthermometer kan de temperatuur in de partij graszaad worden gecontroleerd.

Temperatuur drooglucht

Bij het opwarmen van de lucht is het van belang erop te letten dat de temperatuur van de drooglucht niet hoger mag zijn dan 30°C, omdat bij te warme lucht de kiemkracht kan verminderen. Hiertoe wordt de thermostaat in het luchtkanaal achter de ventilator geplaatst, zodat de luchtverhitter automatisch wordt uitgeschakeld als de temperatuur boven 30°C stijgt.
Na het drogen moet het zaad nog enkele uren met onverwarmde lucht worden geventileerd om af te koelen.

Condensvorming

Bij het drogen is het belangrijk dat de luchtstroom door het zaad voldoende snelheid heeft. Is dit niet het geval, dan ontstaat bovenin de laag graszaad condensvorming. Deze bovenlaag wordt daardoor erg vochtig, waardoor koekvorming kan ontstaan en een muffe geur kan worden waargenomen.
Koekvorming belemmert een regelmatige droging en gaat vaak gepaard met kiemkrachtverlies. Wanneer de luchtstroom door het zaad voldoende groot is, wordt de kans op condensatie minder. Een dergelijke sterke luchtstroom is te bereiken door gebruik te maken van een ventilator met voldoende capaciteit en zorg te dragen voor een juiste laagdikte en regelmatige spreiding. Eveneens verdient het aanbeveling om het zaad tijdens het drogen enkele keren om te zetten; de lucht kan daardoor het zaad gemakkelijker passeren, hetgeen de droging bevordert.

Benodigde vloeroppervlakte

Voor ons land kan men globaal van de volgende opbrengst aan ongeschoond droog zaad per ha uitgaan:
raaigrassen : 2.000 kg;
andere grassen : 1.800 kg.
Ongeschoond nat zaad weegt per m2 ongeveer 300-350 kg. Een ruimte van 8,5-10 m2 is dus nodig voor de opslag van één ha raaigras met een opbrengst van 3.000 kg nat zaad.
Bij een storthoogte van 60 cm bedraagt voor raaigrassen de benodigde droogvloeroppervlakte circa 14-16 m2 per ha.
Bij het inbrengen moet het graszaad gelijkmatig over de vloer worden verspreid. Zogenaamde stortkegels dienen te worden vermeden. Er mag niet over het natte zaad worden gelopen. De laag wordt dan plaatselijk vastgedrukt en de droging wordt ongelijkmatig.

Vochtbepaling

Om het droogproces te controleren en om te beoordelen wanneer met drogen kan worden gestopt, is het nodig het vochtgehalte te (laten) bepalen.

Techniek van het drogen

Ventilator

Graszaad is een tamelijk compact materiaal waarin de lucht een veel grotere weerstand ondervindt dan bij bijvoorbeeld aardappelen.
De hoeveelheid lucht die een ventilator levert, hangt mede af van de te overwinnen tegendruk en dus van de laagdikte waarin het graszaad wordt gedroogd. Uitgaande van een luchthoeveelheid van 500 m3 per m2 per uur zal de ventilator bij een laagdikte van 60 cm een statische tegendruk van 500 Pa (50 mm Wk) moe-ten kunnen overwinnen. Voor een droogvloer van bijvoorbeeld 40 m2 zal de ventilator 40 x 500 = 20.000 m3 lucht per uur bij een tegendruk van 500 Pa moeten kunnen leveren.
Om na te gaan of een ventilator voor een bepaalde droogvloer geschikt is, dient men te beschikken over de karakteristiek van de ventilator. In deze karakteristiek is het verband aangegeven tussen luchtopbrengst en tegendruk. Indien men hiervoor een ventilator met een beproevingsrapport aanschaft, is men ervan verzekerd dat de hierin opgenomen karakteristiek betrouwbaar is.
Droogvloeren moeten zijn voorzien van een stevige omwanding en zodanig zijn uitgevoerd dat geen luchtverliezen optreden. Het is gewenst langs de binnenzijde van de omwanding, op de droogvloer stroken hardboard of iets dergelijk aan te brengen (20-25 cm breed) om te verhinderen dat er te veel lucht langs de wanden ontwijkt (randeffect).

Benodigde warmtecapaciteit

De capaciteit van een luchtverhitter wordt uitgedrukt in kilo Joule per uur (1 kcal = 4,1868 kJ). Om 1 m3 lucht 1°C in temperatuur te laten stijgen, is circa 1,26 kJ nodig. Om 20.000 m3 lucht per uur 10°C op te warmen, is een luchtverhitter nodig met een capaciteit van 20.000 x 10 x 1,26 = circa 252.000 kJ per uur. Bij een verhitter met rookgasafvoer en een rendement van 80% bedraagt de benodigde capaciteit dan 252.000 kJ / 80% = 315.000 kJ.

Droogsystemen

Voor het drogen van graszaad maakt men gebruik van een droogvloer of een tunnel-, kisten- of wagendroger. De lucht treedt hierbij aan de onderzijde in de laag en de 'droogzone' trekt dan van beneden naar boven. De bovenste laag blijft daarbij het langst vochtig. De droogsnelheid moet dan ook groot genoeg zijn om te voorkómen dat het zaad in de bovenlaag niet in kiemkracht daalt.

Droogvloer

Een droogvloer kan bijvoorbeeld bestaan uit een ondergronds of bovengronds luchtkanaal waarover losse houten roosters of pallets worden gelegd. Deze roosters worden afgedekt met geperforeerde stalen platen (diameter openingen 1 mm), jute of fijnmazig gaas. Het gebruik van jute zakken is minder goed vanwege de te geringe luchtdoorlaat. De afmeting van de luchtkanalen wordt gebaseerd op een luchtsnelheid van 5-6 meter per seconde (m/s). Bij een luchthoeveelheid van bijvoorbeeld 20.000 m2 per uur dient de doorsnede van het luchtkanaal
20.000 m3/ (3.600 s x 6 m/s) = circa 0,95 m2 groot te zijn.

Aardappelbewaarplaats

Soms wordt gebruikt gemaakt van het drogen in aardappelbewaarplaatsen. Als in deze bewaarruimten gas- of poedervormige kiemremmingsmiddelen zijn toegepast, moet het ventileren of drogen van graszaad hierin worden ontraden in verband met kiembeschadiging of verlies aan kiemkracht. Een voldoende ventilatorcapaciteit en een goed luchtverdeelsysteem zijn daarbij noodzakelijk. Ventilatoren in bewaarplaatsen zijn berekend op een geringe tegendruk (150 Pa) bij een luchthoeveelheid van circa 350 m3 per m2 oppervlakte per uur. Men zal dan ook de storthoogte hierop aan moeten passen om binnen een redelijke termijn het zaad te kunnen drogen.

Tunnels

Dit droogsysteem vraagt een goed bereikbare, verharde en vlakke vloer, waarop een driehoekig luchtkanaal of tunnel wordt geplaatst.
Een tunneldroger kan bijvoorbeeld worden gemaakt door een aantal pallets in omgekeerde V-vorm tegen elkaar te plaatsen. De pallets moeten niet te steil op de vloer staan (een hoek van maximaal 45° met de vloer) en zo stevig zijn opgesteld (bijvoorbeeld voorzien van dwarsverbindingen) dat ze bij het beladen niet wegschuiven.
Om de stevigheid te verbeteren, kunnen beide rijen pallets aan de bovenkant met een plank aan elkaar worden gekoppeld. De brede spleet aan de bovenkant wordt op deze wijze tevens afgedicht, waardoor voorkomen wordt dat door de top onevenredig veel lucht gaat. Zo wordt een betere luchtverdeling over het gehele oppervlak verkregen. De tunnel kan worden afgedekt met grofmazige jute of fijnmazig gaas. Om luchtverliezen te voorkomen, moet er voor worden gezorgd dat de ventilator goed op de tunnel aansluit.
Bij een tunneldroger kan het omscheppen worden gemechaniseerd (bijvoorbeeld met een voorlader) indien er voldoende ruimte rond de tunnel is.

Kisten

Indien een teler over kisten beschikt (bijvoorbeeld voor pootaardappelen) kan ook in deze kisten worden gedroogd. De kisten worden hierbij op een ondergronds luchtkanaal of tegen een bovengrondse luchtdrukkamer geplaatst. Wel moet aan de eerdergenoemde eisen van luchthoeveelheid en laagdikte worden voldaan. De bodem kan met gaas of jute worden afgedekt. De kisten moeten goed schoongemaakt kunnen worden. De wanden dienen bekleed te worden met bijvoorbeeld hardboard.