Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-09-2003

Teelthandleiding consumptieaardappelen - rassenkeuze

In dit deel van de teelthandleiding consumptieaardappelen wordt ingegaan op de rassenkeuze van consumptieaardappelen.De belangrijkste criteria voor de rassenkeuze van consumptieaardappelen zijn: past het ras bij de grond (textuur, bodemgebonden ziekten) waarop het moet worden geteeld en zijn er - tegen een redelijke prijs - afzetmogelijkheden voor het ras.

Inleiding

De belangrijkste criteria voor de rassenkeuze van consumptieaardappelen zijn: past het ras bij de grond (textuur, bodemgebonden ziekten) waarop het moet worden geteeld en zijn er - tegen een redelijke prijs - afzetmogelijkheden voor het ras. Voor aardappelen is er sinds 1997 geen Beschrijvende Rassenlijst meer, wel een Nationale Rassenlijst. Resultaten van cultuur- en gebruikswaardeonderzoek van aardappelen worden vermeld op de website van Plantum.nl (red.: vanwege een wijziging van de website op dit moment niet beschikbaar). Daarnaast bieden de meeste handelshuizen ook rassen aan die het nog niet tot de Rassenlijst hebben gebracht. Andere zaken waarop men bij de rassenkeuze moet letten zijn: resistenties tegen ziekten en plagen en vroegrijpheid.

Resistenties

Wat betreft resistenties is in de eerste plaats die tegen aardappelmoeheid (AM) belangrijk. Om de wenselijkheid van het telen van een AM-ras te kunnen aangeven, is het zinvol om - afhankelijk van de AM-situatie op het bedrijf - per 1 à 2 teelten, een intensieve grondbemonstering (AMI) te laten uitvoeren. Deze AMI kan het best direct na een voorgaande aardappelteelt worden gedaan. Worden hierbij cysten gevonden dan kan een soort- en zo mogelijk een pathotypebepaling uitsluitsel geven over de gewenste resistentie in het te telen ras.
Als men regelmatig last heeft van het optreden van schurft op de knollen, dan verdient het aanbeveling om een ras te kiezen met een goede resistentie tegen deze ziekte.

Om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij de teelt van consumptieaardappelen flink te beperken, is een goede resistentie tegen Phytophthora infestans gewenst. Helaas is het aantal gangbare rassen met voldoende resistentie tegen deze ziekte nog zeer beperkt. Het afbouwen van het areaal van de meest vatbare rassen zou echter al tot een verbetering van de Phytophthora-situatie kunnen leiden.

Rijptijd

De rijptijd van een ras moet passen bij de beschikbare groeiperiode. Als men reeds eind juli wil oogsten, dan vraagt dit een tamelijk vroegrijpend ras, dat in een korte groeiperiode een relatief hoge opbrengst kan geven. Voor de primeurteelt, die voor 15 juli wordt geoogst, zijn alleen de vroegste rassen geschikt. Deze rassen worden gekenmerkt door een vlotte beginontwikkeling, een matige loofontwikkeling, een relatief vroeg op gang komen van de knolgroei, een korte groeiperiode en een gunstige loof-knolverhouding.

Grond

Er zijn rassen die op kleigrond wel, maar op zandgrond niet goed presteren en omgekeerd. Verder moet men op zware kleigrond, waar om risico te mijden al vroeg moet worden geoogst, bij voorkeur geen laatrijpend ras kiezen.
Ook de stikstofrijkdom van de grond kan een rol spelen bij de rassenkeuze. Zo zal men op stikstofrijke grond liever geen rassen telen die van nature al veel loof vormen of laat afrijpen. Ook verdient het aanbeveling om op stikstofrijke grond geen rassen te telen die erg vatbaar zijn voor Phytophthora of die van nature al een erg laag onderwatergewicht hebben.

Kwaliteit

Als aardappelen die bestemd zijn voor verwerking tot frites of chips lang moeten worden bewaard, dan zullen ze ook laat in het bewaarseizoen nog over een goede bakkleur moeten beschikken. Rassen, die vatbaar zijn voor Fusarium-droogrot zijn niet geschikt voor langdurige bewaring. Schurftgevoelige rassen zijn, behalve op weinig schurftgevoelige grond, ongeschikt voor de teelt van tafelaardappelen.