Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-09-2003

Teelthandleiding consumptieaardappelen - onkruidbestrijding

In dit deel van de teelthandleiding consumptieaardappelen wordt ingegaan op de onkruidbestrijding bij de teelt van consumptieaardappelen.

Onkruid is in aardappelen ongewenst, omdat de onkruiden met het gewas concurreren om licht, vocht en voedingsstoffen. Ook kan het een waardplant zijn, die pathogenen instandhoudt. Tenslotte kan onkruid bij het rooien ernstige hinder veroorzaken en ...

Mechanische onkruidbestrijding

Op het gebied van mechanische onkruidbestrijding met behulp van eggen, schoffels, aanaarders en dergelijke zijn er de laatste jaren duidelijk nieuwe ontwikkelingen. De moderne eggen zoals veertand- en neteggen, die goed instelbaar zijn, geven weinig beschadiging aan de opkomende aardappelplanten. Voorwaarde voor een goede mechanische onkruidbestrijding is dat de poters voldoende diep en midden in de rug liggen. Bij mechanische onkruidbestrijding moet er rekening mee worden gehouden dat het gewas na een grondbewerking gevoeliger is voor vorst of winderosie.
Ook kan bij elke bewerking in de grond vochtverlies en/of beschadiging van wortels ontstaan. Dit kan op droogtegevoelige grond de gewasgroei vertragen. Om dit zoveel mogelijk te beperken, moeten de bewerkingen dan ook zo oppervlakkig mogelijk worden uitgevoerd. Voor een goede mechanische onkruidbestrijding is meer nog dan bij een chemische onkruidbestrijding slagvaardigheid vereist om in te spelen op gunstige weers- en bodemomstandigheden.

Chemische onkruidbestrijding

Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een volvelds-onkruidbestrijding vóór of na opkomst van de aardappelen. Daarnaast kan tot het sluiten van het gewas een behandeling tussen de rijen plaatsvinden; de onderbladbespuiting. Onderbladbespuitingen worden onder meer toegepast indien bodemherbiciden onvoldoende hebben gewerkt als gevolg van een eerdere verkeerde middelenkeuze of droogte in de periode tussen rugopbouw en opkomst. Ook is een onderbladbespuiting noodzakelijk als de mechanische onkruidbestrijding onvoldoende effectief is geweest.
De chemische onkruidbestrijding op klei- en zavelgronden wijkt af van die op zandgronden. Laatstgenoemde gronden worden gekenmerkt door een veelal grotere onkruidbezetting. Op gronden met hogere organische-stofgehaltes is de werking van bodemherbiciden dikwijls onvoldoende. Chemische onkruidbestrijding heeft ten opzichte van mechanische onkruidbestrijding als voordeel dat geen wortels en stolonen worden beschadigd en dat de grond niet wordt beroerd zodat geen nieuwe onkruidzaden aan de oppervlakte kunnen worden gebracht. Een nadeel is evenwel dat chemische onkruidbestrijding niet altijd even effectief (droogte!) is en soms tot enige gewasschade kan leiden. Dit laatste is het geval als onzorgvuldig wordt gewerkt of als veel neerslag valt na toepassing van een bodemherbicide. Bovendien zijn er verschillen in rasgevoeligheid voor gewasschade als gevolg van sommige chemische middelen, raadpleeg hiervoor uw handelshuis of afnemer.

Onkruidbestrijding in het begin van het groeiseizoen

Klei- en zavelgrond

Met het pootklaar maken van de grond, veelal met behulp van een aangedreven eg, kan het eerste onkruid worden vernietigd. Als men vervolgens een strategie kiest waarbij het onkruid zoveel mogelijk mechanisch wordt bestreden dan kan men wachten met de definitieve rugopbouw tot kort na opkomst. Om een vertraagde opkomst en daardoor opbrengstderving te voorkomen, moet de rugopbouw in elk geval plaatsvinden voordat de blaadjes van de bovenkomende stengels zich hebben ontvouwd. Met deze werkwijze kunnen de aanwezige onkruiden worden ondergedekt en blijkt het ook op klei- en zavelgronden vaak mogelijk aardappelpercelen zonder bodemherbicide voldoende onkruidvrij te houden. Ontwikkelt zich na aanaarden of frezen alsnog te veel onkruid dan kan dit worden bestreden door schoffelen en/of afeggen gevolgd door opnieuw aanaarden. Tot een gewaslengte van 20 - 30 cm kan men schoffelen in combinatie met aanaarden met daarvoor geschikte apparatuur. Belangrijk is dat de gebruikte apparatuur niet alleen het onkruid goed aanpakt maar ook de rug weer voldoende volume geeft. Klein onkruid boven op de rug kan men aanpakken met de eg. Dit eggen kan goed vanaf het moment dat de aardappelen 5 cm groot zijn. De aardappelkiemen staan dan stevig en worden met het eggen niet afgebroken. Het eggen kan worden uitgevoerd tot een gewashoogte van 15 - 20 cm . Na het eggen dienen de ruggen, bij voorkeur bij licht vochtige bodemcondities weer te worden aangeaard. Beschadiging van wortels, stolonen en stengels moet worden voorkomen. Zonodig kan nog een chemische correctie worden uitgevoerd door middel van een onderbladbespuiting.
Bij een volledig chemische onkruidbestrijding wordt na het poten meestal binnen twee weken een definitieve rug gevormd en vervolgens wordt na bezakken van de rug volvelds een bodemherbicide toegepast. Verdere onkruidbestrijding is dan veelal overbodig; zonodig kan een onderbladbespuiting worden uitgevoerd.

Zandgrond

Als men onkruid op zandgrond mechanisch wil bestrijden dan zijn na het poten veelal vier tot vijf bewerkingen nodig om een goed resultaat te behalen. De eerste bewerking moet plaats vinden zodra kiemend onkruid aanwezig is. Er wordt dan geëgd. Hoe kleiner het onkruid, hoe beter het effect is van de eg. Om te voorkomen dat aardappelplanten worden losgetrokken, wordt enkele centimeters dieper gepoot dan wanneer niet wordt geëgd. Meestal is het nodig nogmaals te eggen voordat de aardappelen boven komen. Vervolgens kan een keer worden aangeaard en daarna, zodra weer kiemend onkruid aanwezig is, kan opnieuw worden geëgd. De definitieve rugopbouw dient plaats te vinden voordat de stolonen van de aardappelen beschadigd kunnen worden. Net als op klei moet men bij de laatste keer aanaarden schoffels gebruiken als het onkruid al meerdere blaadjes heeft. Het hangt vooral van de onkruidrijkdom van een perceel af hoe vaak geëgd en geschoffeld of aangeaard moet worden.
Het onkruid kan chemisch worden bestreden door een bodemherbicide met contactwerking kort voor opkomst van het gewas. Zonodig wordt een tweede bespuiting tegen nakiemers uitgevoerd.

Onkruidbestrijding later in het groeiseizoen

Komt later in het groeiseizoen nog onkruid tot ontwikkeling dan kan tot het sluiten van het gewas een onderbladbespuiting worden uitgevoerd waarbij met speciale kappen zodanig wordt gespoten dat de onkruiden wel en de aardappelplanten niet worden geraakt.
Als noodmaatregel kan na de bloei van de aardappelen een volveldsbespuiting tegen onder andere distels, melganzevoet en perzikkruid worden uitgevoerd. Het wordt een noodmaatregel genoemd omdat vaak ook het gewas onder de bespuiting lijdt.
Kweekgras kan in laat te oogsten aardappelgewassen chemisch worden bestreden ruim voor het sluiten van het gewas als het kweekgras minstens 20 cm hoog is. Ook bestaat er nog een mogelijkheid kweekgras en ander onkruid chemisch te bestrijden zodra het loof van de aardappelen volledig is afgestorven.