Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-09-2000

Teelthandleiding cichorei - zaad en zaaien

In dit deel van de teelthandleiding cichorei wordt ingegaan op het zaaien en het zaad van cichorei.

Bij cichorei wordt vrij algemeen precisiezaai toegepast. Voor het verkrijgen van voldoende planten worden 220.000 tot 250.000 zaden per ha geadviseerd, afhankelijk van de conditie van het zaaibed. De beste zaaidiepte is 0,5 - 1,0 cm. In een ideale situatie ligt het zaadje op een ...

Zaad

Het 'zaad' is in werkelijkheid een langwerpig vier- tot vijfkantig dopvruchtje. Het is 2-3 mm lang, 1-2 mm in doorsnede en witbruin of bruinzwart van kleur. Het bepalen van de kiemkracht gebeurt op de Kopenhagentafel op filtreerpapier bij wisselende temperaturen van 20°C (gedurende 16 uur in donker) en 30°C (gedurende 8 uur licht). Na vier dagen wordt de kiemenergie vastgesteld en na tien dagen de kiemkracht. In de vollegrond varieert de periode van zaai tot opkomst van vier tot twaalf dagen, afhankelijk van de weersomstandigheden en de conditie van de grond.

De minimumtemperatuur voor kieming bedraagt 5,3°C. De benodigde warmtesom voor 50% opkomst bedraagt tenminste 85 graaddagen bij een gemiddelde bodemtemperatuur op zaaidiepte van tenminste 13°C en kan oplopen tot 118 graaddagen bij sterk fluctuerende bodemtemperaturen. Het zaad blijft drie à vier jaar goed kiemkrachtig, mits het droog en koel (bij 4-6°C ) wordt bewaard. Bij cichorei kan men gebruik maken van twee zaadsoorten, te weten gecoat zaad en gepilleerd zaad. In Nederland (1998) wordt 65% van het areaal ingezaaid met gecoat zaad, de rest met standaard gepilleerd zaad (zonder insecticiden e.d.). In onderstaand overzicht worden ook andere mogelijke zaadsoorten belicht.

Normaal zaad. Hieronder wordt zaaizaad verstaan dat geen extra bewerking heeft ondergaan. De kiemkracht moet aan de geldende EU-normen voldoen (minimaal 65%). Het duizendkorrelgewicht varieert van 1,2 tot 2,3 gram met een gemiddelde van 1,7 gram. Normaal zaad wordt per gewicht verkocht.

Precisiezaad. Dit zaad heeft een dusdanige behandeling ondergaan dat het qua zaadgrootte en kiemkracht geschikt is voor precisiezaai. De minimum-kiemkracht is relatief hoog: minimaal 85%. Precisiezaad wordt meestal gefractioneerd op 0,25 mm diameter en per eenheid van 100.000 zaden verkocht. De meest gebruikelijke fractie is 1,00-1,75 mm; bij fijnzadige partijen 1,00-1,50 mm en bij grofzadige partijen 1,25-1,75 mm.

Gecoat zaad. Dit is precisiezaad, afgewerkt met een dunne filmcoating van slechts enige microns dik. Door dit procédé veranderen de vorm en afmeting van het zaad niet noemenswaardig. Er vindt een gewichtstoename plaats van ruim 10%. In de filmcoating kunnen ontsmettingsmiddelen (fungiciden) tegen een aantal kiemschimmels worden aangebracht. Op deze wijze ontstaat een stof- en stuifvrije zaadkwaliteit die zeer geschikt is voor de precisiezaaimachine. Door een speciale kleur aan de coating te geven, kan het zaad na het zaaien goed in de grond worden teruggevonden waardoor de werking van de zaaimachine kan worden gecontroleerd. Gecoat zaad wordt eveneens per stuk verkocht in eenheden van 500.000 zaden.

Gepilleerd of ingehuld zaad. Na een extra bewerking wordt het gefractioneerde zaad gepilleerd. Voor dit doel wordt meestal de grotere zeeffractie gebruikt. De pillen hebben een doorsnede van 2,75 tot 3,25 mm en worden per stuk verkocht in eenheden van 100.000 zaden.

Geprimed zaad. Een recente ontwikkeling betreft het zaaien van geprimed zaad. Het primen of voorkiemen omvat een zaadbehandeling waarbij het zaad enige tijd in een osmotische oplossing verblijft. Het kiemproces komt op gang waarbij de kiem of het embryo zoveel mogelijk in een gelijk stadium wordt gebracht. Het proces wordt afgebroken juist voordat de kiem door de zaadhuid breekt. Vervolgens wordt het zaad teruggedroogd en kan daarna worden verzaaid. Door deze voorbehandeling is een deel van het kiemproces al afgelegd waardoor de verdere kieming en de opkomst sneller maar ook uniformer kunnen verlopen. Resultaten van praktijkproeven met witlof in 1995 en 1996 in België en Nederland geven aan dat de opkomst van geprimed zaad bij bepaalde rassen sneller kan verlopen en dat de voorsprong in aantal planten ook behouden kan worden. De effecten zullen echter sterk jaar- en rasafhankelijk zijn. Bij de vervroegde teelt onder plastic folie of vliesdoek, wanneer zaaien op eindafstand van groot belang is, biedt het gebruik van geprimed zaad mogelijk voordelen.

Zaadkwaliteit

Voor veel cichoreitelers zou een goede voorspelling van de veldopkomst een stuk onzekerheid wegnemen. In de periode 1989 t/m 1992 is door het PAGV in samenwerking met het CPRO-DLO (thans Plant Research International), de zaadbedrijven en de NAKG onderzoek verricht naar verbetering van de zaadkwaliteit van witlof. Hierbij is specifiek aandacht besteed aan verbetering van de voorspelling van de veldopkomst door middel van een te ontwikkelen koude- of vigourtoets.

Koude- of vigourtoets. De hoogste correlaties met de veldopkomst werden bereikt met koudetoetsen, uitgevoerd in potgrond bij een temperatuur van 15°C zonder belichting. Rassen kunnen echter verschillend reageren. Dit komt tevens naar voren uit het kiemgedrag op de thermogradiënttafel. Vooral beneden een kiemtemperatuur van 15°C kunnen grote verschillen tussen zaadpartijen optreden. Kleine verschillen in temperatuur kunnen dan de variatie in uitgevoerde koudetoetsen sterk vergroten en daarmee de correlatie met de veld-opkomst verkleinen. Verschillen in opkomst tussen rassen in het veld kunnen verder afhankelijk zijn van milieu-omstandigheden zoals bodemfactoren en weersgesteldheid. Een betrouwbare en uniforme koude- of vigourtoets om de voorspelbaarheid van de veldopkomst te vergroten, geldend voor alle rassen, is dus nog niet voorhanden. Wel hanteren inmiddels de zaadbedrijven eigen vitaliteitstoetsen om de kwaliteit van de af te leveren zaadpartijen te toetsen en te bewaken. Hiermee wordt de opkomstzekerheid van handelspartijen witlof- en cichoreizaad in de praktijk verder vergroot.

Zaadhoeveelheid en zaaimethode

Bij cichorei wordt vrij algemeen precisiezaai toegepast. Voor het verkrijgen van voldoende planten worden 220.000 tot 250.000 zaden per ha geadviseerd, afhankelijk van de conditie van het zaaibed. Hoewel gepilleerd zaad een nauwkeurige plantverdeling geeft, is het gebruik ervan wegens de relatief hoge prijs beperkt gebleven. In de meeste gevallen (65% van het areaal in 1998) wordt gecoat precisiezaad gebruikt. Voor het zaaien ervan wordt vooral gebruik gemaakt van de Vicon Miniair Super pneumatische precisiezaaimachine (afbeelding 1). Een vereiste is, dat het zaad vrij is van stof en andere verontreinigingen. Gecoat zaad is dan ook prima bruikbaar.

Afbeelding 1. Zaaien van cichorei in goed bezakte ruggen

Met precisiezaad is het optimale plantgetal het best te benaderen door circa 250.000 zaden per ha te verzaaien. Bij een opkomst van 65% staan er dan 162.000 planten per ha. De opkomst varieert nogal en ligt tussen de 50 en 85%. Wanneer het zaaibed in goede conditie is en de weersomstandigheden gunstig zijn, worden ook wel slechts 220.000 zaden per ha verzaaid.

Zaaidiepte

De beste zaaidiepte is 0,5 - 1,0 cm. In een ideale situatie ligt het zaadje op een vrij vaste ondergrond, waar vocht beschikbaar is door capillaire opstijging. De afdeklaag moet voldoende lucht doorlaten. Voor de kieming is namelijk ook zuurstof noodzakelijk. Onder droge omstandigheden wil men iets dieper zaaien (tot maximaal 2 cm). Meestal leidt dit echter tot tegenvallende resultaten doordat de vochtvoorziening rond het kiemende zaad niet overal gelijk is. Hierdoor is de opkomst onregelmatig en ongelijk. Veel beter is het om de vochtvoorziening op peil te brengen door beregening en vervolgens niet al te diep te zaaien. Als beregenen niet mogelijk is, kan ook ondiep (in het stof) worden gezaaid en een regenbui worden afgewacht. Bij cichorei is de kieming nogal eens onregelmatig of slecht (afbeelding 1).

Afbeelding 2. Onregelmatige opkomst vermindert oogstbaarheid

Het kiemplantje heeft niet bijzonder veel energie; de afdekkende grondlaag mag daarom niet te vast zijn. Toch gebeurt het nogal eens, met name op slempgevoelige grond, dat plaatvorming optreedt en de cichorei onvoldoende opkomt. Korst- of plaatvorming is te voorkomen door één of meer korte beregeningen van 5 à 10 mm of regelmatig beregenen tot het kiemplantje boven de grond staat.

Zaaitijd

Vroeg zaaien heeft een positieve invloed op de opbrengst. Voor een goede opkomst moet de bodemtemperatuur op zaaidiepte gemiddeld zo'n 10°C zijn. De beste zaaitijd voor cichorei ligt in begin april. Onder gunstige omstandigheden staat cichorei één week na het zaaien boven de grond. Doorgaans vindt de opkomst plaats van 4 tot 12 dagen na het zaaien. Een zeer groot deel van een succesvolle cichoreiteelt hangt af van een geslaagde zaai, opkomst en onkruidbestrijding. Alle inspanningen moeten erop gericht zijn hiervoor de juiste voorwaarden te scheppen.

Schietgevoeligheid

Als de temperatuur te laag is, kan de cichorei gaan schieten. Geschoten cichorei is niet bruikbaar voor de inuline-productie. Tussen rassen en verschillende zaadpartijen van een ras, kunnen verschillen optreden wat betreft schietgevoeligheid. Bij de zaadteelt kunnen lage temperaturen tijdens de afrijping van het zaad eveneens schieten veroorzaken. Er zijn echter meer oorzaken dan alleen lage temperatuur die schieten kunnen veroorzaken.
Cichorei is een tweejarige plant. Gedurende het eerste jaar worden alleen de bladeren en de wortel gevormd. Tijdens het tweede jaar wordt het bloemgestel gevormd en vindt de zaadvulling plaats. Voordat de plant tot bloei overgaat, is de inwerking van lage temperatuur gedurende een zekere periode een voorwaarde. Dit gebeurt voornamelijk in de herfst en winter, zodat in het tweede jaar de bloeistengel gevormd wordt.

Invloed zaaitijdstip

Hoewel cichorei bekend staat als een tweejarige plant, kan er ook schot optreden in het jaar dat er gezaaid is. Dit betekent dat aan de lage temperatuur-behoefte voor bloei-inductie al wordt voldaan door de lage temperaturen in het voorjaar. De huidige cichoreirassen bezitten alle een redelijke schieterresistentie, zodat zonder vergroot risico op schieters vanaf 1 april cichorei gezaaid kan worden. Op tijd zaaien blijkt een voorwaarde te zijn voor een goede opbrengst en optimaal inulinegetal. Wel kan in te vroeg gezaaide gewassen de onkruidbestrijding soms problemen geven doordat het gewas zich traag ontwikkelt en er veel onkruiden kiemen in deze periode. Laat gezaaide gewassen kunnen in het najaar niet duidelijk meer produceren dan vroeg gezaaide gewassen. Aangezien bij laat zaaien de wortels bij de oogst kleiner zijn, wordt er verhoudingsgewijs meer grond mee gerooid en is het tarrapercentage hoger.
Gemiddeld genomen kost elke week later zaaien dan 1 april ongeveer 2 ton wortelopbrengst. Als in mei wordt gezaaid, is de opbrengstderving nog groter. Het tijdstip van zaaien hangt voornamelijk af van de toestand van de grond. Is de cultuurtoestand van de grond zodanig dat er zonder versmering en verdichting een zaaibed kan worden gemaakt, dan kan men gaan zaaien.
Wanneer er sprake is van een droogtegevoelige grond, is vroeg zaaien van belang omdat dan tijdig een diep wortelstelsel gevormd kan worden.
Vroeg zaaien geeft niet altijd een hoge opbrengst. Er is aan vroeg zaaien ook een aantal nadelen verbonden:

  1. Er wordt bij vroege zaai nauwelijks voldaan aan de minimum kiemingstemperatuur, waardoor het lang duurt voordat de plantjes opkomen. In de tijd tussen zaai en opkomst is de kiemplant kwetsbaar. De grond kan verslempen door zware regenval. Er kunnen ziekten en plagen optreden en het veld kan veronkruiden. Hierdoor kan de veldopkomst sterk verlaagd worden.
  2. Een vroege zaai kan een grotere kans op schieten betekenen.
  3. Op lichte (zand- en dal-) gronden bestaat er elk voorjaar een kans op schade door nachtvorst, vooral naarmate de opkomst sneller is geweest (minder afgehard).
  4. Bij vroege zaai en trage beginontwikkeling blijft het plantje lang kwetsbaar voor stuifschade. Dit is nogal een probleem op zand- en dalgronden.

Opkomstberegening

Cichorei verlangt vooral tijdens de kieming en opkomst een goede vochttoestand. Daar het zaaien grotendeels in april plaatsvindt, is beregenen meestal niet nodig. De veldsituatie kan bij eventuele droge weersomstandigheden of juist bij verslemping en korstvorming, een beregening noodzakelijk maken. Bij voorkeur gebeurt dit 's avonds of 's nachts. Per keer is een gift van 8 à 12 mm veelal voldoende. Bij sterk drogend weer moet dit elke twee dagen worden herhaald tot er voldoende planten boven staan. Het verdient vooral op slempgevoelige gronden, maar ook op andere gronden, aanbeveling sproeiers met kleine openingen te gebruiken. Ketsdoppen van 4 à 5 mm voldoen goed. Uit het oogpunt van arbeid valt een buizeninstallatie af. Bij voorkeur wordt een haspel met een beregeningsboom gebruikt. De werkbreedte moet zodanig zijn dat de boom in het spuitspoor kan rijden. Het intrekken van de haspel moet gelijkmatig kunnen gebeuren, waarbij de snelheid zo geregeld kan worden dat een minimale gift van 5 mm mogelijk is.
Een beregeningskanon wordt afgeraden. Hoewel door de hoge druk aan de sproeiermond de druppelgrootte voldoende klein is, slaat de grond toch snel dicht vanwege de relatief grote valhoogte. Bovendien is al bij enige wind de verdeling matig. Wel kan een kanon worden gebruikt om vóór het zaaien het zaaibed te bevochtigen. Met een gift van 20 à 25 mm kan voldoende vocht in de grond worden gebracht, vervolgens kan twee dagen later op de normale diepte worden gezaaid. Bij ruggenteelt, vooral na onvoldoende bezakking, gaat de uitdroging van het zaaibed meestal aanzienlijk sneller dan bij teelt op vlak veld.
IJzerhoudend grondwater kan vooraf in een sloot worden gepompt, zodat het ijzer hierin kan neerslaan. Bovendien wordt het water op deze manier al wat opgewarmd. Cichorei is een vrij zouttolerant gewas. In het beregeningswater mag maximaal 1200 mg chloride per liter voorkomen. Dit komt in het grondwater van de kustprovincies en Flevoland meestal overeen met een totaal-zoutgehalte van 3600 mg per liter en een EC-waarde van maximaal 6 mS per cm. Een analyse van het beregeningswater moet echter een uitgangspunt zijn, omdat ook andere mineralen het totaal-zoutgehalte en daarmee de EC-waarde kunnen beïnvloeden.

Controle tijdens het zaaien

Het is noodzakelijk tijdens het zaaien regelmatig een aantal zaken te controleren. Belangrijke aandachtspunten zijn:

  • zaaidiepte
  • zaaiafstand en regelmaat daarvan
  • zaaisnelheid, ongeveer 5 km/uur
  • afstand tussen de aansluitrijen (afstelling van de markeurs)
  • zaadvoorraad in de zaadbakken
  • bedekken en aandrukken van de zaden
  • losse bovenlaag 0,5 à 1 cm
  • bezakte bouwvoor.

Overzaai

Als ondanks alle maatregelen de opkomst onregelmatig is en lager dan 100.000 planten per ha, moet meestal worden besloten om over te zaaien. Bij een dergelijk laag plantgetal is geen hoge wortelopbrengst te verwachten. Of herzaai nodig is, kan bij normale temperaturen en vochtcondities al twee weken na het zaaien worden beoordeeld. Dit kan door willekeurig verdeeld over het perceel, vier regels over een lengte van 10 strekkende meter te markeren en te tellen.

Het tellen gebeurt ten minste op drie tijdstippen na de eerste opkomst, met een interval van twee dagen. Bij een eerste opkomst wordt dus geteld op dag 4 na zaaien, op dag 6, dag 8 en dag 10. Bij twijfel op dag 14 nog een eindtelling doen en besluiten voor eventuele overzaai.

Als tot overzaai wordt besloten, kan men dit het beste zo snel mogelijk doen. Het mislukte zaaisel wordt met paraquat, diquat of een combinatie van beide doodgespoten. Vervolgens wordt bij ruggenteelt 1 à 2 centimeter grond van de oude rug geschoven om vermenging met nakiemers van het eerste zaaisel te voorkomen. Bij vlakvelds-teelt wordt ook het bovenste grondlaagje van enkele centimeters losgemaakt en kan direct naast de oude rijen worden gezaaid. Een diepere grondbewerking is gevaarlijk, omdat het gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel dan in de bewortelingszone komt. Dit geeft bij de opkomst problemen. Dieper losmaken geeft ook meer kans op uitdroging.

Plantgetallen

De relatie plantdichtheid, wortelproductie en inulineproductie wordt beïnvloed door factoren samenhangend met rijenafstand, groeijaar, ras, bodemtype en/of verschillen in groeiduur. De economisch optimale plantdichtheid bij cichoreiwortelen is ongeveer 150.000 planten per ha. Uit onderzoek met verschillende plantdichtheden bleek, dat de inulineopbrengst weinig varieerde in het traject 135.000 tot 170.000 planten per ha.

Dunnen

Hoewel gestreefd wordt naar zaaien op eindafstand, blijft dunnen gewenst om een zo gelijkmatig mogelijke stand te verkrijgen. Het verdient aanbeveling om het perceel in ieder geval langs te lopen en dubbele planten te verwijderen. Als er meer dan circa 220.000 planten staan, is dunnen sterk aan te bevelen.