Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-09-2000

Teelthandleiding cichorei - rassenkeuze

In dit deel van de teelthandleiding cichorei wordt ingegaan op de rassenkeuze bij de teelt van cichorei.

Inleiding

Er zijn enkele kweekbedrijven in België en Frankrijk die veredelingswerk verrichten aan cichorei. Regelmatig komen hieruit nieuwe rassen beschikbaar. In het rassenonderzoek worden deze rassen getest op hun geschiktheid voor teelt in Nederland.

Het rassenonderzoek wordt uitgevoerd door het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) en gefinancierd door de zaadtoeleveranciers, PA/telers en verwerkende industrie. Op basis van dit onderzoek wordt de Aanbevelende Rassenlijst opgesteld, waarvan elk jaar een nieuwe uitgave verschijnt. In het [INVALID URL] dat door PPO worden uitgegeven, wordt jaarlijks de nieuwste informatie, ook over de nieuwe, nog in onderzoek zijnde rassen gepubliceerd. Sensus Operations C.V. verstuurt elk jaar een zaadbrochure. Hierin wordt van de rassen waarvan zaaizaad aangeboden wordt, dezelfde informatie gegeven als in de Rassenbulletins.

Opzet rassenonderzoek

In het rassenonderzoek worden de nieuwe rassen die van de kweekbedrijven komen onder praktijkomstandigheden vergeleken met de al aanbevolen rassen. Het criterium voor opname in de Rassenlijst is dat het ras een verbetering of een aanvulling moet zijn van het al aanbevolen sortiment. Om dit voldoende betrouwbaar te kunnen vaststellen wordt een nieuw ras gedurende drie jaar op drie locaties in Nederland onderzocht. De drie locaties liggen in de belangrijkste teeltgebieden van cichorei: twee proefvelden in het zuidwestelijk zeekleigebied en één proef op de zuidoostelijke zandgronden. De teeltomstandigheden op de proefvelden zijn conform de praktijk. Daarnaast wordt er elk jaar een proefveld in Lelystad aangelegd waarop de schieterresistentie van de rassen wordt bepaald. Deze proef wordt vroeg in het voorjaar, d.w.z. eerste helft maart, gezaaid.

Raseigenschappen

Zie het [INVALID URL].

Wortelopbrengst, inulinegehalte en inuline-opbrengst

De wortelopbrengst en het inulinegehalte zijn de belangrijkste eigenschappen die bepalend zijn voor het financiële resultaat voor de teler. Globaal zijn er twee uiterste typen cichoreirassen te onderscheiden, nl. het worteltype met een hoge wortelopbrengst en laag inulinegehalte en het gehaltetype met een lage wortelopbrengst en hoog inulinegetal. In verband met de verwerkings- en transportkosten wordt de levering van cichorei met een hoog inulinegehalte beloond. Als twee rassen dezelfde inuline-opbrengst leveren, is de financiële opbrengst hoger voor het ras met het hoogste inulinegehalte.
Tot nu toe is niet gebleken dat er tussen de teeltgebieden een duidelijk verschil in rasvolgorde bestaat in wortelopbrengst of in inulinegetal. Daarbij moet echter opgemerkt worden dat het rassenonderzoek op de zandgronden slechts twee jaar geleden gestart is.

Verwerkingsgeschiktheid en inulinekwaliteit

Voor de verwerkingsgeschiktheid zijn naast een hoog inulinegehalte lage gehalten aan schadelijke zouten belangrijk. Hierbij gaat het met name om de gehalten aan kalium, natrium en alpha-amino stikstof. Bij de inulinekwaliteit gaat het om de ketenlengte van de inuline.
Het blijkt dat er zowel bij de verwerkingsgeschiktheid als inulinekwaliteit duidelijke rasverschillen bestaan. Tot nu toe wordt echter bij de uitbetaling aan de teler geen rekening gehouden met deze verschillen. De vaststelling van de verwerkingsgeschiktheid en inulinekwaliteit is ook nog geen regulier onderdeel van het rassenonderzoek. Hoewel er in de uitbetaling naar de teler geen rekening gehouden wordt met de verwerkingskwaliteit, vindt er wel een vóór-selectie plaats in de aangeboden rassen van de meest verwerkingsgeschikte rassen door de verwerkende industrie. Minder goed geschikte rassen worden ofwel niet aangeboden aan de telers ofwel onder voorwaarden.

Schieterresistentie

Er bestaan grote verschillen tussen de rassen in schieterresistentie. In het rassenonderzoek zijn ook rassen afgevallen vanwege een te grote schietneiging.
De rassen met een cijfer hoger dan 7 kunnen goed in de eerste helft van april gezaaid worden. Bij rassen met een lager cijfer is het noodzakelijk te wachten tot na 10 april. Schieters zijn nadelig i.v.m. opslagproblemen, verlaging van het inulinegetal en verwerkingsproblemen in de fabriek.

Rooibaarheid en grondtarra

Rasverschillen in rooibaarheid zijn niet aanwezig. De rassen vertonen geen duidelijke verschillen in wortelvorm of in hoogte van boven de grond groeien. Ook rasverschillen in grondtarra konden tot nu toe niet vastgesteld worden.

Onkruidonderdrukking, loofhoeveelheid, vroegheid grondbedekking

Er zijn rasverschillen in vroegheid grondbedekking en loofhoeveelheid. De verschillen in loofhoeveelheid zijn van belang voor de mate waarin het gewas in staat is in de tweede helft van het groeiseizoen onkruid te onderdrukken. Een ras met een vroege grondbedekking kan in de eerste helft van het groeiseizoen het onkruid sneller onderdrukken. Het moet echter benadrukt worden dat met de rassenkeuze slechts in beperkte mate iets gedaan kan worden aan de onkruidbestrijding.

Financiële opbrengst

In het rassenonderzoek worden de verschillen in wortelopbrengst en inulinegehalte verrekend tot rasverschillen in financiële opbrengst. In de Rassenbulletins en in de Rassenlijst wordt hiervoor altijd het meest recente uitbetalingssysteem van Sensus Operations C.V. gebruikt. In de financiële opbrengst wordt zichtbaar in hoeverre bijvoorbeeld een hoger inulinegehalte een lagere wortelopbrengst compenseert. Bij de rassenkeuze kan de financiële opbrengst als eerste selectiecriterium gebruikt worden.