Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-09-2000

Teelthandleiding cichorei - fysiologie, geschiedenis en markt

In dit deel van de teelthandleiding cichorei wordt ingegaan op de fysiologische aspecten en de geschiedenis van de teelt van cichorei en de markt voor verwerkte cichoreiproducten.
Cichorei is één van de drie plantensoorten (naast aardpeer en dahlia) die inuline in knollen of wortels opslaan tot een niveau dat winning aantrekkelijk maakt. Cichorei kent al een lange geschiedenis ...

Inleiding

Cichorei (Cichorium intybus L.) behoort tot de familie der Asteraceae (voorheen Compositae, samengesteldbloemigen). Het is één van de drie plantensoorten (naast aardpeer en dahlia) die inuline in knollen of wortels opslaan tot een niveau dat winning aantrekkelijk maakt. Cichorei kent al een lange geschiedenis als cultuurgewas, maar heeft nooit grote aandacht gekregen. In de tijd van Napoleon werd gebrande cichorei al gebruikt als surrogaat voor de peperdure koffie. Een tiental jaren geleden werd in België gestart met de teelt en verwerking van cichoreiwortels voor de productie van inuline en fructosestroop. Inuline is een fijn, wit, vrijwel smaakloos poeder van vezelachtige aard dat gebruikt kan worden als voedingsvezel en na hydrolyse tot fructose als zoetstof.

Inuline is een verzamelnaam voor polymeren van twee tot meer dan 30 fructose-moleculen ('degree of polymerization'= DP van 2 - 30, zie pagina 15) met een eindstandig glucosemolecuul. Het is redelijk in water oplosbaar (10 gew.% bij 20°C) en wordt in de vacuolen in de plantencel opgeslagen. Net als zetmeel is inuline een reservekoolhydraat voor de plant. Uit inuline kan gewone fructose worden gehaald, maar inuline kan ook dienen als vetvervanger en vervanger van vezels: producten met een veel hogere toegevoegde waarde dan fructose.

Suiker Unie U.A. en het Belgische bedrijf Warcoing hebben in 1991 in Roosendaal een bedrijf opgericht, Benuline Nederland B.V., voor de verwerking van cichoreiwortels. Daardoor kon vanaf 1992 in Nederland jaarlijks een praktijkteelt van gemiddeld 3.500 ha cichorei worden gerealiseerd (tabel 1). Sinds september 1995 maakt Benuline voor 100% deel uit van Suiker Unie. Vanaf 1996 is de naam van het concern Suiker Unie gewijzigd in Cosun, terwijl de suikerfabrieken verder gaan onder de naam Suiker Unie, en de naam Benuline in Sensus Operations C.V.

Geschiedenis

De wilde cichorei zette zijn eerste stappen in de geschiedenis als geneeskrachtige plant. Al in de papyrusrollen van Ebers, ongeveer 4000 jaar voor Christus, werd de cichorei overvloedig geprezen. In de middeleeuwen kreeg de cichorei een eervolle plaats in de beroemde 'Gezondheidstuin'. Bij de oude Egyptenaren was de geneeskrachtige werking bekend als middel tegen maagkwalen, terwijl het melksap tegen ooglijden werd gebruikt. Later werd aan cichorei ook een verkoelende, zuiverende maag-, hart-, lever- en hoofdversterkende werking toegeschreven. Bovendien was het te gebruiken tegen hypochondrie (toestand van zwaarmoedigheid) en ziekten die uit verstopte ingewanden of bedorven gal en bloed voortkomen. Het zogenaamde bitterwater stond bekend als laxeermiddel.
Pas in de loop van de 17e eeuw ontdekte men ook de voedingswaarde van dit gewas en slaagde men er in de cichoreiplant kleurloos op te laten groeien, waardoor de bittere smaak verzacht werd. Dit legde de basis voor een bloeiende witlofteelt zo'n twee eeuwen later. Door de enorme prijsstijging van de koffie als gevolg van oorlogen en blokkades in de 18e eeuw gaat men op zoek naar surrogaten. Reeds in 1592 maakte Alpino, hoogleraar in de medicijnen en botaniek te Padua in Italië, een vergelijking tussen aftreksels van cichorei en koffie. Verder was er rond 1700 al ervaring in Nederland en Duitsland met het roosteren en tot koffiesurrogaat verwerken van cichorei. Ook trachtte men uit gebrande rogge en eikels koffie te maken. De keus viel op cichorei vanwege zijn treffende gelijkenis met echte koffie. De eerste die in Friesland cichorei kweekte en roosterde was ds. J.H. Nieuwold, sedert 1770 predikant te Warga.

Na de dood van Napoleon en de opheffing van de blokkades kon men redelijkerwijze verwachten dat er geen belangstelling meer zou zijn voor koffiesurrogaten. Het tegendeel bleek waar. In de 19e eeuw kende de suikerbieten- en cichorei-industrie zelfs een heropbloei. Koffie bleef duur en cichorei bewees een volmaakte aanvulling te zijn voor koffie. In 1798 had Jan Bokma te Leeuwarden een cichoreifabriek in gebruik. Sinds 1811 heet dit bedrijf M.A. Bokma-de Boer. Naast productie voor het binnenland was dit bedrijf reeds in het begin van de vorige eeuw exporterend naar de ons omringende landen. Ook vond in latere tijd import plaats van het halffabrikaat. Deze onderneming staakte in 1963 de productie van cichorei-bereiding. In 1968 werd de laatste cichorei-branderij in ons land stilgelegd. Dit was het fabriekje van fa. E.J. Musschenga in Kloosterburen in Groningen dat in 1839 in een boerderij werd opgericht.
In België werd nog altijd cichorei geteeld voor de productie van koffiesurrogaat, totdat de teelt voor dat doel begin jaren 80 niet meer interessant werd door goedkopere productie in de Oostbloklanden. Gezocht en gevonden werd een alternatief: de inhoudstof inuline bleek voor velerlei doeleinden geschikt te maken tegen een aantrekkelijke prijs, waardoor de teelt van de cichorei behouden bleef. In 1992 heeft de toenmalige Suiker Unie samen met het Belgische Warcoing de teelt in Nederland geherintroduceerd. De Nederlandse teelt wordt nu geheel verwerkt door Sensus Operations C.V. te Roosendaal.

Familie

Cichorei behoort tot de familie van de Asteraceae (voorheen Compositae, samengesteldbloemigen) en is nauw verwant aan witlof, roodlof, groenlof, radicchio en andijvie.

Cichorei : Cichorium intybus L. var. sativum DC
Witlof : Cichorium intybus L. var. foliosum Hegi
Roodlof : Cichorium intybus L. var. foliosum
Groenlof : Cichorium intybus L. var. foliosum
Radicchio : Cichorium intybus L. var. foliosum
Andijvie : Cichorium endiva L.

De in het wild voorkomende plant is overblijvend, de cultuurplant tweejarig. De stamvorm van witlof en cichorei zou Cichorium intybus L. var. silvestre zijn (figuur 1).

Figuur 1: Wilde cichorei

 

Deze heeft een dunne wortel en komt voor in vrijwel geheel Europa, in Siberië en verder in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Ook groenlof en radicchio zijn waarschijnlijk van deze wilde vorm afkomstig.

Plantkundige eigenschappen

Witlof en cichorei vormen vlezige wortels, waarvan de vaten in de bast- en schorslaag een wit melksap bevatten, waarin bittersmakende stoffen voorkomen (onder andere lactucine). Aan deze bittere stoffen werd vroeger een grote geneeskrachtige werking toegeschreven. Tegenwoordig maakt de homeopatische geneeskunde hiervan soms nog gebruik.
De witlofwortel is ruiger (meer haarwortels) dan de cichoreiwortel (figuur 2).

Figuur 2: Verschil tussen (wilde) cichorei (links) en witlof (rechts)

Het loof loopt langs de hoofdnerf tot onderaan door. Pakt men het loof even boven de wortel beet, dan voelt het vast en stevig aan. Bij cichorei is het loof los, het staat met afzonderlijke en kale stelen ingeplant. De laatste jaren is het veredelingsprogramma van cichorei gericht op de ontwikkeling van rassen voor suikerwinning (inuline). Dit levert cichorei-rassen op waarvan de wortelvorm sterk varieert: van een cilindrische vorm tot een suikerbietvorm.

Cichorei is een tweejarig gewas. In het eerste jaar worden wortels en bladeren gevormd en blijven de planten vegetatief. Bovengronds wordt een sterk ontwikkeld bladrozet gevormd en de reservekoolhydraten worden als inuline opgeslagen in de penwortel. De bladstand kan sterk uiteenlopen van een volkomen liggende, zoals bij de paardebloem, tot een opgerichte, zoals bij suikerbieten met een hoogte tot 40 cm. De bladrand vertoont een variatie van gaafrandig, getand tot gelobd. De nerven van de cichoreibladeren zijn wit, wit met rode strepen of stippen (gevlamd) of geheel rood. In het tweede jaar (na een periode van kou, vernalisatie) ontstaat er een sterk vertakte holle bloeistengel, die een hoogte bereikt van ruim één meter en gaan de planten bloeien en zaad vormen. Vroeg uitzaaien in het voorjaar kan tot gevolg hebben dat de jonge plantjes zoveel kou krijgen dat ze in het eerste jaar gaan schieten, maar door veredeling is al een redelijke schieterresistentie ingebouwd. Lage temperaturen tijdens de afrijping van het zaad kunnen eveneens voortijdig schieten veroorzaken.

Cichorei is een langedagplant, dat wil zeggen dat de planten gaan bloeien bij een daglengte van 14 uur of meer. De bladeren van de stengel zijn kleiner dan de rozetbladeren en nemen naar boven in grootte af. De bloemhoofdjes zitten in de bladoksels van de stengelbladeren. In ieder hoofdjes bevinden zich omstreeks 20 bloempjes. Als de bloem zich opent zijn de meeldraden al rijp en hebben zij hun stuifmeelkorrels losgelaten. De bloemkleur is blauw, in een enkel geval wit (afbeelding 1).

Afbeelding 1: Bloem van cichorei

Het is een overwegend kruisbestuivend gewas; het stuifmeel is eerder rijp dan de stempel (protandrie). Zelfbestuiving is mogelijk, maar levert meestal weinig zaad op. Bij veredelingsonderzoek leidde herhaalde zelfbestuiving tot een grotere uniformiteit van het materiaal, zonder inteeltverschijnselen.

Bouw van de plant

Figuur 3 toont hoe de cichoreiplant is opgebouwd.

Figuur 3: Opbouw van de cichoreiplant en verdeling van gehalten in de wortel

Het blad
De eerste blaadjes zijn geen echte blaadjes, maar kiemlobben. Ze staan recht tegenover elkaar. De echte bladeren staan spiraalsgewijs op de kop ingeplant en worden één voor één na elkaar gevormd. In totaal vormt een cichoreiplant wel meer dan 60 bladeren, waarbij de oudste telkens afsterven. In volle productie zitten er ongeveer 30-40 bladeren aan de plant.

De wortel
De huid van de wortel is grijs tot geelwit. Normaal heeft de cichorei één penwortel, maar die kan soms vertakken. Deze vertakking en eventuele sterker ontwikkelde zijwortels kunnen aanleiding geven tot meer grondtarra. Normaal is de huid redelijk gaaf met weinig grote zijwortels en blijft er weinig grond aan de wortels hangen. De vlezige wortel ontstaat door verdikking van de hypocotyle as.
Op de doorsnede ziet men aan de binnenzijde een sterk ontwikkelde, sappige houtcylinder, met daaromheen de bast en de schorslaag waarin zich talrijke vaten met melksap bevinden. De reservestoffen bestaan voor het grootste deel uit inuline, suiker en glucose, waarvan inuline het hoofdbestanddeel is. De inuline wordt opgeslagen in de vacuoles van de cellen in de hout- en bastweefsels.

Gewasontwikkeling

Cichorei is een tweejarig gewas. Landbouwkundig gezien is alleen de vegetatieve ontwikkeling van belang omdat het om de wortels gaat. Cichorei verschilt nauwelijks van witlof en de teelt lijkt veel op de teelt van witlofpennen en van suikerbieten.
Na een relatief snelle opkomst (afhankelijk van de temperatuur) kenmerkt het gewas zich door een trage groei in het voorjaar, waardoor het gewas laat sluit (afbeeldingen 2 en 3).

Afbeelding 2: Regelmatige opkomst

Afbeelding 3: Teelt van cichorei op 50 cm rijafstand, vlakvelds

Deze periode is langer dan bij suikerbieten en is sterk afhankelijk van de temperatuur. Gedurende de eerste 10 weken na opkomst wordt ongeveer de helft van de assimilatie-producten gebruikt voor de vorming van blad en de andere helft voor het wortelstelsel. Daarna wordt circa driekwart van de droge stof besteed aan wortelgroei en inuline-opslag. De schijnbaar constante hoeveelheid blad in de tweede helft van het groeiseizoen verbergt dat continu nieuw blad wordt gevormd en oud blad afsterft. Aan het eind van het groeiseizoen komt er bijna geen nieuw blad meer bij.
Cichorei kan een hoge inulineproductie per ha bereiken omdat het in het najaar lang een actief bladapparaat in stand houdt en bovendien een groot deel van de totale drogestofproductie als inuline in de wortels opslaat. De oogstindex (inulineopbrengst / worteldrogestofproductie) van cichorei is, afhankelijk van het oogsttijdstip, ongeveer 0,65.

De wortel- en de inulineopbrengst nemen in de herfst nog duidelijk toe. Daarnaast verandert de samenstelling van de inuline enigszins tijdens de rijpingsperiode, doordat de inuline deels wordt afgebroken tot kortere ketens waardoor de fructose/glucoseverhouding daalt (lagere DP). Dit maakt dat het product als grondstof voor de industrie niet uniform is, wat voor bepaalde verwerkingsmogelijkheden een probleem kan vormen.

Factoren die het groeipatroon beïnvloeden

Er is een aantal factoren dat het groeipatroon beïnvloedt. De belangrijkste daarvan zijn:
- daglengte en stralingsintensiteit
- temperatuur
- vochtvoorziening
- stikstof

Daglengte en lichtintensiteit

De invloed van de daglengte verloopt hoofdzakelijk via de fotosynthese. Lange dagen betekenen niet alleen een langdurige belichting van de plant, maar meestal ook een hoge lichtintensiteit. Bij een grotere hoeveelheid opgevangen straling wordt er meer drogestof geproduceerd. Dit kan resulteren in een grotere blad- en wortelopbrengst.
Soms kan het optreden van schieters worden bevorderd door gevoeligheid voor alleen een grote daglengte. Kwekers zien erop toe dat deze gevoeligheid (éénjarigheid) niet wordt ingekruist in onze rassen.

Temperatuur

De temperatuur is al bij de kieming van groot belang. De minimum kiemingstemperatuur is ongeveer 5-10°C, de optimum kiemingstemperatuur is ongeveer 25°C. Deze temperatuur wordt bij het zaaien van de cichorei in maart en april lang niet bereikt. De temperatuur in de grond bevindt zich dan veel dichter bij de minimum kiemingstemperatuur. Het gevolg is een vrij trage opkomst. Bij de opkomst wordt de stelregel gebruikt van een temperatuurbehoefte (= temperatuursom) van 70 graden na zaaien. Bij een gemiddelde etmaaltemperatuur van 15° is de opkomst ongeveer na 70/(15-5)= 7 dagen. De invloed van de temperatuur is niet alleen groot bij de kieming en de opkomst, maar ook bij de groei van de bladeren, de toename van het wortelgewicht en het inulinegetal. Door hoge temperaturen tijdens de kiemplantfase vertoont het gewas een snelle opkomst. Hoge temperaturen in het begin van het groeiseizoen zijn dan ook zonder meer gunstig, omdat het gewas dan vroeg het veld dicht heeft en het licht beter benut wordt. De optimumtemperatuur voor de groei van de gehele plant ligt bij ongeveer 24°C. In de herfst, als de wortelgroei begint af te nemen, speelt de nachttemperatuur ook een belangrijke rol. Hoge nachttemperaturen gaan gepaard met een aanzienlijke groei (ook van het blad) en een intensieve ademhaling. In de herfst wordt de hoogste inulineproductie bereikt bij zonnig weer overdag en een koele heldere nacht. Te dicht bij het vriespunt is ook niet goed, omdat dan het tot dan toe nog productieve bladapparaat afsterft en er vanaf dat moment (ook) afbraak van inuline gaat plaatsvinden.
Kort samengevat is voor de cichorei ideaal:
- warm weer tot ca 25°C gedurende het groeiseizoen;
- koel zonnig weer met nachttemperaturen niet te dicht bij het vriespunt in de herfst.
In ons land wordt hieraan vaak niet voldaan. Vooral in het voorjaar zijn de temperaturen vaak verre van optimaal.

Vochtvoorziening

Een goede vochtvoorziening is bij cichorei al bij de kieming van het grootste belang. Onder natte omstandigheden treedt snel zuurstofgebrek op waardoor het zaad gaat rotten. Als er sprake is van een fijn zaaibed en zware regenval treedt er ook verslemping op. Het gewas heeft een gemiddelde vochtbehoefte. Voor elke kg drogestof moet het gewas 200 - 300 liter water opnemen. Een zeer klein gedeelte wordt gebruikt in het fotosyntheseproces. De rest verlaat de plant door middel van transpiratie. Cichorei heeft een uitgebreid en diep wortelstelsel. Daardoor heeft het gewas niet gauw last van vochttekort. Er kunnen zich toch situaties voordoen waarbij vochttekort optreedt zoals:
- langdurige droogte;
- aantasting van het wortelstelsel;
- droogtegevoelige gronden (plaatgronden, zandgronden);
- ondiepe beworteling door verdichte lagen in en onder de bouwvoor.
In dergelijke situaties kan beregening misschien uitkomst bieden, maar in de praktijk gebeurt dat niet vaak. Beregenen heeft bij aanvang van het seizoen alleen zin in die gevallen waarbij het zaad na kieming droog ligt en er geen neerslag wordt verwacht. Beregenen is duur en riskant in verband met verslemping. De installaties die tegenwoordig gebruikt worden op de akkerbouwbedrijven, zijn veelal haspelinstallaties. Ze werken met één grote waterstraal met grote waterafgifte in grote druppels. Vooral wanneer tijdens de beregening het veld nog niet dicht staat, is de kans op verslemping en verdichting van de grond groot. Niet elke teler beschikt over geschikt water. Wanneer er sprake is van langdurig vochttekort, kan er nauwelijks sprake zijn van productie, omdat de huidmondjes gesloten zijn en er dus bijna geen CO2 opgenomen kan worden.

Stikstof

Stikstof speelt bij cichorei een belangrijke rol in verband met opbrengst en kwaliteit. Omdat stikstof een belangrijk element is voor de vorming van eiwitten, wordt vooral de bladproductie gestimuleerd door stikstof. Ook het wortelgewicht neemt toe naarmate de stikstofvoorziening beter is. Het inulinegetal neemt echter af. Als er sprake is van hoge temperaturen en een goede vocht- en stikstofvoorziening vormen de planten verhoudingsgewijs veel loof. Dit vertraagt de wortelvorming en is in de herfst zelfs aanleiding tot verlaging van inulinegetal en wortelopbrengst en verhoging van het a-amino-N gehalte.

Markt voor inuline

De belangstelling voor inuline komt uit twee sectoren: de voedingsmiddelenindustrie en de chemische industrie.

Voedingsmiddelenindustrie

De wens van de consument naar vetarme en minder calorierijke levensmiddelen heeft de interesse van de voedingsmiddelenindustrie voor inuline weer opgewekt. Voor deze industrie zijn de neutrale eigenschappen van inuline bij de verwerking belangrijk. Inuline kan aan veel producten worden toegevoegd zonder dat het product in welk opzicht dan ook wordt gewijzigd. Inuline kan gebruikt worden als prebioticum, voedingsvezel en vetvervanger. Deze drie eigenschappen komen in principe voor in alle voedingsmiddelen waarin het wordt verwerkt. In de praktijk kiest een producent vaak voor inuline op basis van één bepaalde eigenschap die hij nodig heeft voor een product.
Inuline kan in diverse producten, zoals ijs, koekjes, cake en dressings, vet (gedeeltelijk) vervangen. Inuline bezit gelvormende eigenschappen die in sensorisch en rheologisch opzicht veel overeenkomst vertonen met vet, maar de calorische waarde van vet is 38 kJ/g en van inuline slechts 4 kJ/g (4,18 kJ = 1 kcal).

De prebiotische werking dankt inuline aan de ß(2-1)-verbindingen tussen de fructose-eenheden waaruit dit fructo-oligosacharide bestaat. Deze kunnen namelijk niet door de menselijke spijsverteringsenzymen worden verteerd. Inuline bereikt daardoor onveranderd de dikke darm, alwaar het de groei van de aanwezige Bifido-bacteriën en Lactobaccilli stimuleert. Van deze bacteriën wordt aangenomen dat ze een positief effect hebben op de gezondheid via effecten als versnelling van de darmpassage van voedselresten, verhoging van het feacaal volume en verhelpen van constipatie. Onderzoeken duiden ook op een verlaging van het cholesterol- en vetgehalte van het bloed en een verminderde kans op kanker aan de dikke darm.

Het feit dat inuline onveranderd in de dikke darm aankomt, waar het wordt gefermenteerd, maakt dat de fructo-oligosacharide in vele landen inmiddels als voedingsvezel is erkend. De oplosbaarheid van dit voedingsvezel is goed. Hierdoor kan inuline in de praktijk worden toegevoegd aan vloeibae producten en producten waarin zichtbare vezels ongewenst zijn.
Door hydrolyse kan uit inuline een fructoserijke stroop gemaakt worden, die zeer geschikt is als natuurlijke zoetstof in frisdranken, ijs en bakkerijproducten. Fructose versterkt de smaak van fruit en vruchten. Afhankelijk van de temperatuur en het voedingsmiddel waarin het verwerkt wordt, heeft fructose een zoetkracht van 1,1 tot 1,5 keer die van suiker.

Chemische industrie

Voor de chemische industrie is het uit fructose vrij eenvoudig te vormen hydroxymethylfurfural (HMF) aantrekkelijk. Inuline, HMF en derivaten daarvan vormen goede uitgangsstoffen voor de productie van allerlei polymeren zoals harsen, polyurethaanschuimen, lijmen en 'co-builders' (waterontharder) in wasmiddelen. Deze laatste zijn biologisch afbreekbaar wat een stap op de weg naar volledig en makkelijk afbreekbare wasmiddelen kan vormen. De totale productie van 'co-buiders' bedraagt enkele miljoenen tonnen; hier ligt een grote markt voor afzet van inuline.

Perspectieven

Verwacht wordt, dat op middellange termijn de vraag naar inuline zich verder zal ontwikkelen. Op de voedingsmiddelenmarkt is er een duidelijk stijgende vraag naar voedingsvezels en vetvervangers. Voor de non-food toepassingen zal dit schoksgewijs verlopen: zodra een toepassing technisch en economisch haalbaar is, kan de vraag ineens snel toenemen. Binnen bereik liggen mogelijk de 'builders', de waterontharders in wasmiddelen. Deze builders omvatten een Europese markt van vele honderdduizenden tonnen. Een aandeel van 10% daarin betekent minimaal 10.000 ton inuline. Het inulinederivaat moet in ieder geval gelijkwaardig presteren aan het product dat het vervangt en heeft als voordeel dat het biologisch afbreekbaar is. Dit voordeel moet de waarschijnlijk iets hogere kostprijs compenseren.

Sensus Operations C.V. (voorheen Benuline Nederland B.V.) heeft vanaf de oprichting alleen fructosestroop gemaakt met de bedoeling op termijn geleidelijk over te schakelen naar de productie van inuline. Voor de toekomst van de cichoreiteelt zal afzet van inuline op de voedingsmiddelenmarkt en toepassingen in de non-food sector gerealiseerd moeten worden. De fructosemarkt, waar al een grote concurrentie is, biedt weinig mogelijkheden. In juli 1994 is door de EG een quotering op de productie van fructosestropen ingesteld. Mogelijk dat een dergelijke regeling een bijdrage kan leveren tot een stabilisering van de fructosemarkt. Het quotum voor Nederland komt ongeveer overeen met 4.500 ha cichorei. Vanaf 1995 werd echter al een toenemend deel van het areaal voor inulineproductie gebruikt. Op de langere termijn is het niet de bedoeling van Sensus Operations C.V. grote hoeveelheden fructosestroop te produceren, maar om na de huidige fase van productontwikkeling, zoveel mogelijk inuline en inulinederivaten te produceren. Deze producten vallen niet onder de zoetstoffenregeling van de EG.
Het onderzoek zal zich in de toekomst meer richten op productie van inuline met lange ketens.

Landbouwkundig onderzoek

In Europees verband wordt onderzoek gedaan naar zowel teelttechnische als producttechnische aspecten. In Nederland doet het ATO onderzoek aan de chemische en fysische eigenschappen van inuline en daarmee samenhangende gebruiksmogelijkheden. Het PAV doet naast rassenonderzoek vooral teeltonderzoek. Daarbij vindt overleg plaats met het Provinciaal Onderzoek- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT) te Rumbeke in België.
De teelt van cichorei voor de productie van inuline heeft overeenkomsten, maar ook verschillen met de teelt voor koffiesurrogaat. Er zijn ook vergelijkingen te trekken met de teelt van witlofwortels en suikerbieten. Ervaringen uit deze teelten zijn deels te implementeren, maar er blijven nog vele vragen over. De relatie tussen bemesting en wortelopbrengst, inulinegetal, winbaarheid en oogsttijdstip was onvoldoende bekend. Het inulinegetal en lengte van de fructoseketens veranderen nog sterk in het najaar. De relatie tussen zaai- en oogsttijdstip en kwaliteit, opbrengst en gehalten is daarom van groot belang. Tijdens de bewaring van cichoreiwortels treden verliezen op door ademhaling en uitdroging. Deze verliezen lijken groter dan bij suikerbieten en ook beschadigingen aan de wortel lijken de verliezen sterker te verhogen dan beschadigingen bij suikerbieten.
Optimaal plantverband (rijenafstand en aantal planten per ha), voor- en nadelen van vlakveldsteelt en ruggenteelt en andere teeltaspecten worden nauwlettend gevolgd.
De huidige belangstelling heeft ook de veredelingsactiviteiten opgeschroefd en in Nederland is cichorei ook in het rassenonderzoek opgenomen. In de laatste tien jaar zijn rassen geïntroduceerd met bietvormige wortels, waardoor de oogst met aangepaste bietenrooiers mogelijk is. Op termijn wordt door veredeling een verbetering van de inulineopbrengst met 20% ten opzichte van nu (~2000) mogelijk geacht.
De huidige praktijkopbrengsten moeten dan ook nog aanzienlijk kunnen stijgen door verbetering van rassen en vooral teelttechniek. In de nabije toekomst moeten opbrengsten van gemiddeld 10 ton inuline per ha in de praktijk bereikbaar zijn.