Publicatie datum: 15-03-2006
Tabaksratelvirus in aardappel
Aardappel is vatbaar voor het tabaksratelvirus (TRV). Bij gevoelige aardappelrassen kan aantasting door dit virus dit leiden tot kringerigheid in de knollen. Tabaksratelvirus wordt overgebracht door aaltjes die behoren tot de geslachten Trichodorus of Paratrichodorus. Van TRV zijn meerdere virustypen bekend. Een aaltjessoort kan maar één virustype overbrengen. Tot voor kort werd aangenomen dat TRV niet of nauwelijks via pootgoed overgaat en dat besmetting met TRV niet ten koste gaat van de opbrengst. Bovendien werd verondersteld dat het virus bij gevoelige rassen wordt ingekapseld, waardoor het niet overdraagbaar zou zijn.
In dit onderzoek van het PPO-AGV is aangetoond dat TRV met het pootgoed kan overgaan.
De mate van vatbaarheid voor TRV, van gevoeligheid voor kringerigheid en van overdraagbaarheid via pootgoed is afhankelijk van het ras, het virustype en de interactie tussen ras en virustype. Het virustype hangt samen met het Trichodoride aaltje dat de eerste infectie heeft veroorzaakt. In het rassenonderzoek aardappelen zullen de rassen dan ook met meerdere Trichodoride soorten getoetst moeten worden.
Er zijn rassen die heel vatbaar zijn voor TRV, maar weinig of geen kringerigheid vertonen. Het ras Wilja is hiervan een voorbeeld. Een dergelijk ras wordt aangeduid met de term "symptoomloze drager". Ook bij zeer gevoelige rassen kan het virus goed overgedragen worden via het pootgoed. Een voorbeeld hiervan is het ras Santana. Daarnaast bleek in onderzoek uit Schotland dat aantasting door tabaksratelvirus opbrengstverlies kan veroorzaken. Hoe groot dit opbrengstverlies is hangt af van het ras.
Inleiding
Tabaksratel komt bij meer dan honderd plantensoorten voor. Daaronder zijn gewassen als tarwe, gerst, mais, aardappelen, suikerbieten, uien, stamslabonen, peen en een aantal bolgewassen. Daarnaast komt dit virus ook voor bij groenbemestingsgewassen als gele mosterd, Facelia, Italiaans raaigras, Engels raaigras, winterrogge en meerdere klaversoorten. Ook van onkruidsoorten als muur en herderstasje is bekend dat ze met TRV besmet kunnen raken.
In aardappelen kan tabaksratelvirus in knollen van gevoelige rassen leiden tot kringerigheid. Dit bestaat uit stippen, ringen of bogen van kurkachtig, roodbruin weefsel (zie afbeelding 1).
Afbeelding 1. Kringerigheid in aardappelknollen.
Meestal is deze aantasting alleen ná doorsnijden van knollen zichtbaar. Slechts in uitzonderlijke gevallen is de aantasting zo sterk dat deze aan de buitenzijde van de knol te zien is. In het loof kan TRV leiden tot 'bontachtige' symptomen.
In Nederland zijn er normen voor de mate van aantasting door kringerigheid. Pootgoed wordt afgekeurd als méér dan 6 procent van de knollen kringerigheid vertoont. Bij consumptiepartijen wordt door verwerkende industrie meestal een norm van 2 procent gehanteerd. Voor zetmeelaardappelen zijn geen normen bekend.
Tabaksratelvirus wordt overgebracht door aaltjes die behoren tot de geslachten Trichodorus of Paratrichodorus. In Nederland komen hiervan 10 soorten voor en daarvan zijn P. teres, P. pachydermus en T. primitivus het meest belangrijk. P. teres komt vooral voor op zeer lichte mariene zand- en zavelgronden in Flevoland, de Wieringermeer, Texel en in het zuidwesten van het land. P. pachydermus komt voor op dekzanden in heel Nederland en T. primitivus komt vooral voor op zavelgronden in het noorden en zuidwesten van het land. Deze drie aaltjessoorten kunnen allemaal tabaksratelvirus overbrengen. Er zijn meerdere typen TRV, maar elke aaltjessoort brengt maar één virustype over.
Onderzoek
Tot enkele jaren geleden werd aangenomen dat TRV in aardappelen geen gevolgen had voor de opbrengst. Daarnaast werd verondersteld dat het virus in de plant niet goed werd verspreid en dus vanuit zieke pootgoedknollen maar in beperkte mate in het loof terecht zou komen. Ook overdracht vanuit het loof naar de nieuwe gevormde knollen zou niet of nauwelijks optreden. Als er geen nieuwe infecties door aaltjes zouden plaatsvinden, dan zou dit betekenen dat de ziekte binnen één of enkele generaties verdwenen zou zijn. TRV werd daarom beschreven als een "zelfeliminerende" ziekte.
Er zijn de laatste jaren aanwijzingen gekomen dat deze veronderstellingen niet of maar voor een deel juist zijn. Het PPO-AGV heeft daarom, op verzoek van het HPA, onderzoek gedaan naar de overdraagbaarheid van het tabaksratelvirus via pootgoed. Daarnaast is meer duidelijk geworden over opbrengseffecten van tabaksratelvirus. De resultaten van dit onderzoek worden hieronder kort weergegeven.
Resultaten
Het PPO-onderzoek is uitgevoerd in jaren 2000 tot 2004 met zes aardappelrassen (Bintje, Roxy, Santana, Santé, Saturna en Wilja) en drie in Nederland belangrijke Trichodoride soorten: P. teres, P. pachydermus en T. primitivus. In de tabellen 1 en 2 worden de resultaten van het onderzoek samengevat. Tabel 1 geeft de vatbaarheid van de rassen voor het tabaksratelvirus en de gevoeligheid voor kringerigheid weer. Tabel 2 gaat in op de mate van overdraagbaarheid van het virus via pootgoed.
Conclusie
De vatbaarheid voor tabaksratelvirus, de gevoeligheid voor kringerigheid en de mate van overdraagbaarheid van het virus via pootgoed zijn allemaal afhankelijk van het ras en van het virustype. Het virustype hangt samen met het Trichodoride aaltje dat de eerste infectie heeft veroorzaakt. Om de vatbaarheid voor TRV en de gevoeligheid voor kringerigheid goed te bepalen zal in het rassenonderzoek aardappelen het rassensortiment dan ook met meerdere Trichodoride soorten getoetst moeten worden (naschrift HPA: in het cultuur- en gebruikswaardeonderzoek voor aardappelen wordt de gevoeligheid voor kringerigheid niet meer bepaald.).
Santana is het meest vatbaar voor TRV, Roxy en Saturna zijn het minst vatbaar. Wat betreft het virustype zijn de rassen vaak het meest vatbaar voor het type dat door P. pachydermus wordt overgebracht en het minst voor het type dat door T. primitivus wordt overgebracht. Santé is echter het meest vatbaar voor het virustype van P. teres. Wilja is zeer vatbaar voor het type van P. pachydermus, maar onvatbaar voor beide andere virustypen.
Santana is het meest gevoelig voor kringerigheid, gevolg door Santé. Wilja is het minst gevoelig voor kringerigheid. Voor het virustype van P. pachydermus is Wilja een zogenaamde "symptoom-loze" drager omdat dit ras heel vatbaar is voor dit virustype maar nauwelijks of geen kringerigheid vertoont.
Alle rassen kunnen tabaksratelvirus via pootgoed overdragen naar de volgende generatie. De mate waarin dat gebeurt hangt af van het ras en het virustype. Ook een heel gevoelig ras als Santana kan tabaksratelvirus via het pootgoed overbrengen. De oudere theorie, dat het virus bij een gevoelig ras wordt ingekapseld en daardoor immobiel wordt, is dan ook onjuist.
Tabaksratelvirus kan opbrengstderving veroorzaken. Bij recent onderzoek in Schotland bleek dat de negen rassen die waren onderzocht, drie jaar ná primaire infectie met tabaksratelvirus allemaal opbrengstderving vertoonden ten opzichte van niet besmette planten. De opbrengstderving was afhankelijk van het ras en liep uiteen van 6 tot 62 procent en was gemiddeld over alle rassen 27 procent.