Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 03-07-2013

Stikstof systemen wintertarwe

HLB BV en Proeftuin Zwaagdijk voerden het project “stikstofsystemen in wintertarwe” uit in opdracht van Productschap Akkerbouw in de periode 2010-2012. Doelstelling van het project was het bepalen van het effect van nieuwe (potentiële) stikstofhoudende meststoffen op de opbrengst en kwaliteit van wintertarwe.

Inleiding

Een optimale stikstofopname in wintertarwe is van belang voor een vlotte en regelmatige gewasontwikkeling en heeft direct invloed op de korrelopbrengst. Men kan kiezen tussen minerale N-meststoffen of meststoffen van dierlijke oorsprong. Het aanbod van meststoffen van dierlijke oorsprong, zoals digestaat, of producten bewerkt door industriële mestscheidingsinstallatie of afkomstig van luchtwassers (spuiwater), is in de afgelopen jaren toegenomen. De vraag is wat het effect is van deze producten als stikstofbemesting op de teelt van wintertarwe. De producten worden vergeleken met de gangbare bemesting zoals KAS of KAS+varkensdrijfmest. Daarnaast werd ook NTS opgenomen, waarbij het uitvoeren van een eenmalige of gedeelde gift werd getoetst.

Stikstofhoudende meststoffen

Minimaal 10 objecten met een (potentiële) stikstofmeststof of combinatie van stikstofmeststoffen zijn in de proeven opgenomen. De meeste objecten hebben twee giften waarbij de 1e gift KAS werd gegeven en de 2e gift een organische meststof op basis van mest, zoals digestaat op basis van runderdrijfmest of varkensdrijfmest of een mineralenconcentraat. Spuiwater werd in de proeven in 2010 opgenomen, maar dit werd in 2011 en 2012 vervangen door Growsol N. Om het effect van een eenmalige bemesting te bepalen ten opzichte van een gedeelde gift, werden NTS en twee organische meststoffen met en zonder nitrificatieremmer (Piadin) getest. De nitrificatieremmer kan de bacteriën die verantwoordelijk zijn voor de omzetting (nitrificatie) van ammonium naar nitraat afremmen. Hierdoor kan stikstof langer in de bodem beschikbaar blijven voor het gewas. 
De potentiële meststoffen worden vergeleken met twee standaardobjecten: 2 giften KAS (KAS/KAS) en een 1e gift KAS + een 2e gift varkensdrijfmest (KAS/VDM).

Proeflocaties en bedrijven

HLB BV heeft in 2010 en 2011 proeven uitgevoerd op de noordelijke kleigrond. Proeftuin Zwaagdijk heeft op de zuidwestelijke kleigrond in 2010 en 2012 proeven uitgevoerd. In 2011 was een proef aangelegd op de zuidwestelijke kleigrond, maar deze is eerder afgebroken en opnieuw aangelegd in 2012. Vanwege het uitrijden met een zelfrijdende mestwagen of een spaakwielbemester waren de proefveldjes minimaal 6 meter breed en 20 meter lang.

Proef 2010

Proefuitvoer en resultaten 2010

In 2010 zijn proeven uitgevoerd in Zevenbergschen Hoek en Sint Jacobiparochie. In de proeven zijn 10 objecten opgenomen in 4 of 5 herhalingen. De totale beoogde N gift was 210 kg/ha minus de bodemvoorraad. De objecten worden in tabel 1 vermeld.

Tabel 1. Objecten

Object 1e gift 2e gift 3e gift
1 KAS KAS -
2 KAS Varkensdrijfmest -
3 KAS Fertraat -
4 KAS Digestaat (op basis van varkensdrijfmest) -
5 KAS Spuiwater° -
6 - Varkensdrijfmest + nitrificatieremmer -
7 - Digestaat (op basis van varkensdrijfmest) + nitrificatieremmer -
8 NTS + nitrificatieremmer - -
9 NTS - -

10^

10*

Urean

KAS

Foliarel N Plus

Digestaat (op basis van runderdrijfmest)

Foliarel N Plus

-

° Spuiwater werd in Zevenbergschen Hoek aangewend in cominatie met varkensdrijfmest.
^ In dit object in Zevenbergschen Hoek is 50 kg minder N toegediend dan in de overige objecten, omdat het product een efficiënte stikstofopname kan hebben. De 3e gift werd in het vlagbladstatium gegeven.
* Object in Sint Jacobiparochie. Digestaat op basis van runderdrijfmest was niet beschikbaar voor de proef in Zevenbergschen Hoek.

Op beide locaties waren de hoeveelheden stikstof per object niet gelijk. Oorzaak is dat de schatting van de N-gehalte niet overeenkwam met de geanalyseerde waarde die pas bekend werden na het aanwenden van de meststoffen van dierlijke oorsprong. In Zevenbergschen Hoek was het stikstofgehalte in VDM te hoog en die van digestaat te laag geschat voorafgaand aan het uitrijden, waardoor er verschillen in de totale stikstofgift per object zijn ontstaan.
In Sint Jacobiparochie werd spuiwater in een lagere dosering toegediend vanwege de kans op eventuele bladverbranding. Het stikstofgehalte in VDM, RDM digestaat en VDM digestaat zijn voorafgaand aan het uitrijden te laag geschat.

Resultaten 2010

De verschillen in resultaten tussen de objecten in Zevenbergschen Hoek waren groter dan in Sint Jacobiparochie. Op beide locaties gaven de minerale meststoffen (inclusief de kunstmestvervangers) goede resultaten. Deze waren iets beter dan de organische meststoffen.

In Zevenbergschen Hoek haalden de objecten met een lagere stikstofgift, (KAS/digestaat (VDM), digestaat (VDM) + Piadin en Urean + N Plus) een significant lagere opbrengst.
De N-bemesting met KAS/KAS gaf de hoogste opbrengst. Ook de kunstmestvervangende meststoffen gaven goede opbrengsten, maar de verschillen met overige N-meststoffen waren niet altijd significant.

In Sint Jacobiparochie hadden de messtoffen van dierlijke oorsprong aanvankelijk een slechte stand. Dit bleek niet te resulteren in een lagere opbrengst. De objecten hebben door extra korrelvulling toch een overeenkomstige opbrengst behaald als KAS/KAS.
De minder goede stand van het gewas in de objecten met een eenmalige gift met organische meststoffen heeft niet altijd geresulteerd in een significant lagere opbrengst dan die van het object KAS/VDM. De eenmalige gift met NTS geeft overeenkomstige opbrengsten met KAS/KAS.
In tabel 2 en 3 worden de kwantitatieve en kwalitatieve opbrengsten van beide proeflocaties vermeld.

Tabel 2. Kwantitatieve en kwalitatieve opbrengst in Zevenbergschen Hoek (ras Einstein). Gemiddelden van 5 herhalingen.

Objecten Korrelopbrengst Eiwit DKG Hectorlitergewicht
Ton/ha Index (%)   (g) (kg) Index
1 KAS/KAS 10,2 d 100 10,9 bc 50,0 c 77,1 abc 100
2 KAS/VDM 9,3 bc 91 10,5 bc 48,8 abc 77,9 cd 101
3 KAS/Fertraat 9,6 cd 94 10,0 abc 50,2 c 76,5 a 99
4 KAS/digestaat 8,5 ab 84 9,2 a 48,8 abc 77,4 abc 101
5 KAS/Spuiwater + VDM 9,8 cd 96 10,7 bc 49,7 bc 77,2 abc 100
6 VDM + Piadin 9,3 abc 91 11,0 c 50,6 c 78,5 d 102
7 Digestaat + Piadin 7,9 a 77 9,4 a 49,7 bc 76,7 ab 99
8 NTS + Piadin 9,7 cd 96 9,8 ab 48,2 ab 77,6 bcd 101
9 NTS 9,5 cd 94 9,5 a 47,7 a 77,0 abc 100
10 Urean + N Plus 8,4 a 82 9,5 a 50,3 c 77,9 cd 101

LSD

F Prob.

cv%

 

0,8 s

< 0,001

7,0

 

 

1,0 s

0,003

8,1

 

1,9 s

0,036

2,9

 

1,0 s

0,005

1,1

   

Tabel 3. Kwantitatieve en kwalitatieve korrelopbrengst in Sint Jacobiparochie (ras SW Tatatos). Gemiddelden van 4 herhalingen.

Object Korrelopbrengst Eiwit DKG Hectorlitergewicht
Ton/ha Index (%) kg   kg Index
1 KAS/KAS 10,7 100 10,6 48,09 ab 74,6 100
2 KAS/VDM 10,2 95 10,5 49,44 bc 75,8 102
3 KAS/Fertraat 10,6 99 10,2 47,22 a 75,2 101
4 KAS/Digestaat (VDM) 10,7 99 10,3 48,59 ab 74,5 100
5 KAS/Digestaat (RDM) 10,7 100 10,4 49,18 bc 75,8 102
6 KAS/Spuiwater 10,0 93 9,6 48,28 ab 75,3 101
7 VDM + Piadin 9,8 91 10,6 50,70 c 75,2 101
8 Digestaat + Piadin 9,9 92 9,6 49,16 bc 75,3 101
9 NTS + Piadin 10,4 97 10,7 48,70 ab 75,2 101
10 NTS 10,4 97 10,5 48,30 ab 76,0 102

LSD

F Prob.

cv%

 

ns

0,776

8,5

 

ns

0,342

7,0

 

1,67 s

0,023

2,4

ns

0,13

1,2

 

Proef 2011

Proefuitvoer 2011

In de proef, uitgevoerd in Beetgumermolen, zijn 10 objecten opgenomen in 4 herhalingen. De hoeveelheden stikstof per object waren gelijk, m.u.v. de hogere N-gift in het object Growsol N. De objecten worden in tabel 4 vermeld.

Tabel 4: Objecten

Object 1e gift 2e gift
1 KAS KAS
2 KAS Varkensdrijfmest
3 KAS Fertraat
4 KAS Digestaat (op basis van varkensdrijfmest)
5 KAS Digestaat (op basis van runderdrijfmest)
6 KAS Growsol N
7 - Varkensdrijfmest + nitrificatieremmer
8 - Digestaat (op basis van varkensdrijfmest) + nitrificatieremmer
9 NTS + nitrificatieremmer -
10 NTS -

Resultaten 2011

De opkomst van de wintertarwe was pas begin februari. Na opkomst was de stand over het gehele proefveld dun. Grote verschillen in stand tussen de objecten kwamen niet voor, ondanks dat de droogte na de tweede gift in zekere mate invloed heeft gehad op de opneembaarheid van minerale meststoffen. In tabel 5 worden de kwantitatieve en kwalitatieve opbrengsten vermeld.

Tabel 5. Kwantitatieve en kwalitatieve korrelopbrengst (ras SW Tataros). Gemiddelden van 4 herhalingen.

Objecten Korrelopbrengst Eiwit DKG Hectolitergewicht
Ton/ha Index (%)   (g) (kg)   Index
1 KAS/KAS 8,05 100 11,8 b 55,6 66,0 bc 100
2 KAS/VDM 7,57 94 11,4 b 53,6 65,4 ab 99
3 KAS/Fertraat 7,38 92 10,5 a 55,2 66,2 bc 100
4 KAS/Digestaat (VDM) 8,06 100 10,9 a 55,6 66,0 bc 100
5 KAS/Digestaat (RDM) 7,35 91 11,6 b 55,3 66,2 bc 100
6 KAS/Growsol N 7,49 93 11,8 b 54,4 65,8 abc 100
7 VDM + Piadin 7,84 97 10,9 a 54,8 67,1 c 102
8 Digestaat (VDM) + Piadin 8,09 100 10,5 a 53,1 66,7 bc 101
9 NTS + Piadin 7,48 93 12,6 c 53,2 65,4 ab 99
10 NTS 8,00 99 12,2 c 55,5 64,6 a 98

LSD (p = 0,05)

F Prob.

cv%

 

ns

0,96

14,1

 

0,4

<0,01

2,6

 

ns

0,37

3,5

1,3

0,03

1,4

   

Tussen de bemestingsvarianten werden geen verschillen in korrelopbrengst waargenomen. Bij het vervangen van tweede gift met KAS of VDM door een digestaat of Growsol N zijn de opbrengsten gelijk aan die van KAS/KAS of KAS/VDM. Daarnaast blijkt dat het uitvoeren van een eenmalige gift met NTS (met of zonder Piadin) overeenkomstige opbrengsten geeft in vergelijking met de standaard objecten KAS/KAS en KAS/VDM.
De toevoeging van Piadin om de eenmalige gift van VDM en NTS geleidelijker beschikbaar te laten komen en N-uitspoeling te voorkomen, heeft geen verschil gemaakt in opbrengst met de standaardobjecten en NTS zonder nitrificatieremmer op deze kleigrond.
Er waren geen verschillen in duizendkorrelgewichten tussen de objecten. Het eiwitpercentage was in de beide NTS bemestingsvarianten duidelijk hoger dan de overige bemestingsvarianten, waarschijnlijk mede door de extra zwavelgift aan het gewas of door de droge omstandigheden waardoor de bemesting waarschijnlijk over een langere periode (ook tijdens de korrelvulling) voldoende beschikbaar was.

Proef 2012

Proefuitvoer 2012

In de proef , uitgevoerd in Dinteloord, zijn 12 objecten opgenomen. De objecten worden in tabel 6 vermeld. Opvallend laag was de N-gift in het object KAS/Betafert basis (52 kg N-tekort). Daarnaast hadden de objecten KAS/Growsol N en NTS/Growsol N een tekort van respectievelijk 21 en 23 kg N/ha.

Tabel 6. Objecten

Object 1e gift 2e gift
1 KAS KAS
2 KAS Varkensdrijfmest
3 KAS Fertraat
4 KAS Digestaat (op basis van varkensdrijfmest)
5 KAS Digestaat (op basis van runderdrijfmest)
6 KAS Betafert basis (digestaat Suikerunie)
7 KAS Growsol N (product op basis van spuiwater + urean)
8 NTS + nitrificatieremmer -
9 NTS -
10 KAS NTS
11 NTS Growsol N (product op basis van spuiwater + urean)
12 - Digestaat VDM + nitrificatieremmer

Resultaten 2012

De stand van het gewas was matig tot goed. Ondanks de hoge N-gift, had digestaat VDM + Piadin een matige gewasstand. Waarschijnlijk is de stikstof te laat beschikbaar geweest voor een goede ontwikkeling.
De opbrengstverschillen zijn groot. Het object KAS/KAS heeft ondanks een goede gewasstand de laagste opbrengst behaald. In objecten waar duidelijk minder stikstof werd gegeven zijn de opbrengsten hoger dan in het standaardobject KAS/KAS. Wellicht is deze minerale meststof gedurende de natte maanden niet meer beschikbaar geweest voor opname en heeft er onvoldoende korrelvulling plaats gevonden. Goede resultaten werden behaald met Growsol N (in combinatie met KAS of NTS als 1e gift). Vermoedelijk heeft de extra gift aan zwavel hier een positief effect gehad.
Een eenmalige gift van Digestaat VDM + Piadin heeft, ondanks een matige stand tijdens het groeiseizoen een goede opbrengst. Wellicht is de extra hoge N-gift onder invloed van Piadin uiteindelijk goed benut tijdens korrelvulling. M.u.v. KAS/KAS waren tussen het standaardobject KAS/VDM en de verschillende bemestingsobjecten geen significante verschillen in opbrengst.
KAS/digestaat RDM had het hoogste eiwitpercentage en daarmee ook de hoogste Zeleny waarde. Opvallend zijn de verschillen tussen KAS/digestaat VDM en KAS/digestaat RDM. Hier is geen duidelijke verklaring voor. KAS/digestaat VDM heeft wel het hoogste hectolitergewicht. In tabel 7 worden de kwantitatieve en kwalitatieve opbrengsten vermeld.

Tabel 7. Kwantitatieve en kwalitatieve korrelopbrengst (ras Einstein). Gemiddelden van 4 herhalingen.

Object Korrelopbrengst Eiwit DKG Hectolitergewicht
Ton/ha   Index (%)   (g) (kg)   Index
1 KAS/KAS 6,30 a 100 10,5 ab 41,9 72,2 a 100
2 KAS/Varkensdrijfmest (VDM) 8,05 bcd 128 10,9 bc 41,0 72,9 abcd 101
3 KAS/Fertraat 8,11 bcd 129 10,3 ab 41,2 73,8 bcd 102
4 KAS/Digestaat VDM 7,77 bc 123 10,0 a 42,5 74,0 d 102
5 KAS/Digestaat RDM 7,74 bc 123 11,3 c 39,6 73,9 cd 102
6 KAS/Betafert basis 7,62 b 121 10,6 abc 40,6 73,2 abcd 101
7 KAS/Growsol N 8,62 cd 137 10,1 a 42,4 72,5 abc 100
8 NTS + Piadin 7,86 bc 125 10,9 bc 40,1 73,6 bcd 102
9 NTS 8,75 cd 139 10,4 abc 41,9 73,4 abcd 102
10 KAS/NTS 8,33 bcd 132 10,6 abc 40,8 72,4 ab 100
11 NTS/Growsol N 8,86 d 141 10,0 a 41,0 72,1 a 100
12 Digestaat VDM + Piadin 8,67 cd 138 10,5 ab 41,3 73,2 abcd 101

LSD (p = 0,05)

F prob.

cv%

 

0,72 s

<0,001

6,2

   

0,7 s

0,03

4,8

 

ns

0,686

4,9

1,4 s

0,003

0,5

   

Conclusie

Op basis van de veldproeven uitgevoerd in de periode 2010-2012 kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Veel potentiële N-meststoffen van dierlijke oorsprong geven een overeenkomstige opbrengst in vergelijking met de standaardbemesting KAS.
  • Tussen KAS/VDM en KAS/digestaat VDM zijn geen verschillen in opbrengst geconstateerd.
  • De eenmalige gift van VDM + Piadin en Digestaat VDM + Piadin konden vaak niet tegelijk met de 1e KAS gift gegeven worden vanwege te natte percelen. Hierdoor hadden deze objecten aanvankelijk een slechte stand, maar herstelden zich meestal redelijk goed gedurende de zomermaanden. De opbrengsten van deze eenmalige giften waren matig in 2009, goed in 2010 en zeer goed in 2011, hierbij lijken weersomstandigheden van invloed te zijn geweest. Het lijkt erop dat hoe natter het groeiseizoen hoe hoger de opbrengst ten opzichte van de standaardobjecten KAS/KAS en KAS/VDM.
  • Tussen een eenmalige gift van NTS en NTS + Piadin zijn geen verschillen in opbrengst geconstateerd. Beide objecten geven een overeenkomstige opbrengst met KAS/KAS of een hogere opbrengst dan KAS/KAS. De toevoeging van Piadin aan NTS heeft onder deze omstandigheden (op de kleigrond) geen voordelen opgeleverd.
  • Tussen KAS/KAS en KAS/Fertraat zijn geen verschillen in opbrengst geconstateerd.
  • Spuiwater is een bruikbare N-meststof, waarbij ook extra zwavel toegediend wordt. Bij pure toediening kan schade aan apparatuur ontstaan, omdat spuiwater door het zout en de lage pH corrosief en bijtend kan zijn. Door spuiwater met urean te mengen wordt het N-gehalte hoger. Spuiwater + urean (Growsol N) gaf een overeenkomstige opbrengsten met KAS of hoger dan KAS (beide toegediend als 2e N-gift).
  • Verschillen in eiwitpercentage, duizendkorrelgewicht en hectolitergewicht, tussen de verschillende bemestingsvarianten waren vaak niet significant.
Foto 1. Zelfrijdende mestwagen
zelfrijdende mestwagen
 
Foto 2. Spaakwielbemester
Spaakwielbemester