Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 06-08-2013

Slaging groenbemester na tarwe

De ontwikkeling van een groenbemester na de teelt van tarwe stelt de laatste jaren vaak teleur. Dit geldt zeker op kleigrond die daarna weer op tijd geploegd moet worden. Om die reden is er najaar 2012 een demo aangelegd op het bedrijf van Romme in Standdaarbuiten. Het doel was om te kijken waarmee de slagingskans te verbeteren is. Daarbij geldt dat op kleigrond, bij zaaien eind augustus en ploegen eind oktober, een snelle ontwikkeling gewenst is. Na de tarweoogst zat er in de laag 0-30 cm 26 kg stikstof. Blijkbaar is er van de stikstof uit de drijfmest die in het voorjaar over de tarwe uitgereden is, na de oogst weinig meer over. Het stro is achtergebleven op het land.
In de demo werden verschillen aangebracht in de soort groenbemester, bemestingsstrategie en grondbewerking.
Uit de demo bleek dat de juiste teelttechnische maatregelen voor een belangrijk deel kunnen zorgen voor een snelle ontwikkeling en een goede slaging van de groenbemester.

  • Voldoende stikstofbemesting. Objecten met 90 kg N werkzaam (varkensdrijfmest of kunstmest) was beter ontwikkeld dan object met 60 kg N uit kunstmest. Zonder stikstofbemesting was er na opkomst nauwelijks groei, ook niet bij Japanse Haver. Bij een beperkte fosfaatruimte kan ook de dunne fractie van varkensdrijfmest gebruikt worden voor een groenbemester.
  • Een intensieve diepere grondbewerking waarbij stoppel en stro goed met de grond gemengd waren gaf een betere stand van de groenbemesters te zien.
  • Met de zaaidatum van 24 augustus gaf gele mosterd een betere bovengrondse ontwikkeling te zien dan bladrammenas.
  • Qua beworteling bleek er tussen bladrammenas , gele mosterd en Japanse Haver geen grote verschillen te zijn na een groeitijd van 6 weken.