Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-11-2004

Screeningsonderzoek herbiciden in kleine gewassen

Bij meerjarig onderzoek naar de selectiviteit van herbiciden in gewassen met een klein areaal zijn in 2004 diverse herbiciden onderzocht in blauwmaanzaad, boerenkool, Chinese kool, erwt, zaaiprei, raketblad, stamslaboon, knolselderij en venkel. Dit project had als doel de mogelijkheden en beperkingen van herbiciden voor kleine akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen te onderzoeken.

In de diverse gewassen zijn meerdere goed werkende middelen gevonden. Als in één of meerdere van deze gewassen later toelatingsonderzoek wordt gestart, zal dit beginnen met deze middelen als dit onderzoek door de fabrikant wordt ondersteund.

Inleiding

In dit project ‘screening herbiciden voor kleine gewassen’ worden nieuwe en wat oudere middelen, die door de fabrikanten in Europees verband verdedigd worden, gescreend in kleine akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen om na te gaan of herbiciden toepasbaar zijn in kleine gewassen. Het project heeft als doel de mogelijkheden en beperkingen van herbiciden voor kleine akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen te onderzoeken.

Historie

Via proeven in Lelystad is in de periode van 1999 t/m 2004 onderzoek gedaan met herbiciden in kleine gewassen. Daarbij is een groot aantal middelen in akkerbouw- als vollegrondsgroente gewassen onderzocht. Soms ging het daarbij om nieuwe middelen, die in Nederland nog geen toelating hadden, maar in de meeste gevallen betrof het middelen met een toelating in een ander (‘groot’) gewas, waarvan op deze manier is nagegaan of er ook mogelijkheden zijn in kleinere gewassen. Het meeste onderzoek vond plaats op het veld, maar daarnaast is er soms ook onderzoek gedaan door middel van kasproeven.
Er zijn de afgelopen jaren in totaal 50 middelen in 23 gewassen ‘gescreend’ (maar niet elk middel is in elk gewas onderzocht). Meestal ging het om gezaaide gewassen, maar soms ook om geplante gewassen (bijvoorbeeld: kropsla, knolselderij of sluitkool). De onderzochte middelen zijn toegepast in verschillende gewasstadia. Sommige middelen zijn alleen vóór opkomst (van gezaaide gewassen) toegepast, andere alleen ná opkomst of ná het planten. Een aantal middelen zijn zowel vóór als ná opkomst toegepast, omdat bekend was dat deze middelen zowel via de wortels (bodemherbiciden) als via het blad (contactherbiciden) worden opgenomen.

Onderzoek 2004

Voor de gewassen blauwmaanzaad, boerenkool, Chinese kool, erwt, zaaiprei, raketblad, stamslaboon, knolselderij en venkel is een keuze gemaakt uit bodem- en contactherbiciden. Er zijn twee (combinaties van) middelen als bodem- en als contactherbicide meegenomen, negen middelen zijn als bodemherbicide toegepast en acht middelen alleen als contactherbicide. Na de bespuitingen zijn de gewassen beoordeeld op gewasschade en groeiremming.
Knolselderij kwam heel slecht op, waardoor dit gewas in de veldproef niet kon worden beoordeeld. Dit gewas werd daarom in een kasproef in het najaar van 2004 apart onderzocht. In deze kasproef werden 14 herbiciden en één combinatie van middelen in twee doseringen getoetst op selectiviteit.

Resultaten veldproef

Per gewas is het aantal bruikbare middelen vastgesteld. Bij de bodemherbiciden is daarbij uitsluitend gekeken naar de vóór opkomst-toepassing, bij de contactherbiciden zowel naar de toepassing op een klein, als op een wat groter gewas.

Onderstaand wordt per gewas het aantal middelen aangegeven dat goed voldeed:

  • Blauwmaanzaad: 10 middelen, 1 combinatie van twee middelen
  • Boerenkool: 9 middelen
  • Chinese kool: 9 middelen
  • Erwt: 8 middelen
  • Zaaiprei: 11 middelen,1 combinatie van twee middelen
  • Raketblad: 11 middelen, 1 combinatie van twee middelen
  • Stamslaboon: 6 middelen
  • Venkel: 12 middelen, 1 combinatie van twee middelen
  • Knolselderij (kasproef): 10 middelen, 1 combinatie van twee middelen

Als in één of meerdere van deze gewassen later toelatingsonderzoek (vaak ook aangeduid met de term “deugdelijkheidsonderzoek”) wordt gestart, zal dit beginnen met middelen die in deze screening goed voldaan hebben en waarvan verder onderzoek door de fabrikant wordt ondersteund.