Publicatie datum: 22-07-2009
Screening opslagbestrijding raaigrassen in rietzwenkgras
In de screeningsproeven van 2007-2008 werden de onkruidbestrijdingsmiddelen uit de proeven van 2006-2007 opnieuw getoetst, waarbij werd gekeken of de doseringen en de toepassingstijdstippen en eventuele combinaties van de middelen konden worden geoptimaliseerd.
Helaas werden geen middelen of combinaties gevonden die Engels raaigras voldoende bestreden en rietzwenkgras weinig of geen schade toebrachten.
Inleiding
Opslagbestrijding van raaigrassen in rietzwenkgras is zowel eerste- als tweedejaars rietzwenkgras een probleem. In 2003 gaf de graszaadsector aan behoefte te hebben aan geschikte herbiciden om deze opslag te bestrijden. Daarom werd in 2004 een screeningsproef in Biervliet aangelegd. Chloor-IPC (toegelaten in rietzwenkgras) en één experimenteel middel kwamen als meest perspectiefvolle middelen uit deze proef. In 2005 werd vervolgens een deugdelijkheidsproef in Axel aangelegd, waarbij ook andere mogelijke geschikte middelen werden getoetst. Het experimentele middel, dat in 2004 in de screeningsproef was beproefd, bleek in 2005 wederom voldoende effectief en redelijk selectief.
Onderzoek
Gezien het geringe aantal potentiël geschikte middelen, werd de gewasbeschermingsmiddelen industrie in 2005 opnieuw benaderd en werd op internet en in de literatuur gezocht naar mogelijk te toetsen middelen. Dit leverde voor de screeningsproef van 2006-2007 in Lelystad zes te toetsen middelen op. Andere middelen bieden wel perspectief, maar hebben geen kans toegelaten te worden in Nederland of het onderzoek wordt door de fabrikanten niet ondersteund waardoor toetsing niet zinvol is.
De selectiviteit en effectiviteit van het meest perspectiefvolle middel waren in de screeningsproef van 2006-2007 nog matig. Door aanpassing van dosering en toepassingstijdstip is dit mogelijk nog te optimaliseren. In het najaar van 2007 werden daarom twee nieuwe screeningsproeven aangelegd: één proef na de oogst en één proef in open land zaai.
In een perceel wintertarwe werd onder dekvrucht rietzwenkgras en Engels raaigras ingezaaid. Na de oogst van de dekvrucht werden in het najaar van 2007 de objecten gespoten. Daarnaast werd een open land zaaiproef aangelegd. Waarvan de objecten ook in het najaar van 2007 werden gespoten. De objecten in beide proeven waren gelijk.
Resultaten
In de proef na de oogst van de dekvrucht bleken geen van de onderzochte objecten effectief tegen Engels raaigras, bij de meeste objecten was begin november zelfs nauwelijks of geen sprake van bestrijding. Vergeleken met de zaai in open land, waren de Engels raaigrasplanten op het tijdstip van de bespuiting(en) groter, waardoor de effectiviteit lager werd dan bij de open land zaai. Ook de planten van rietzwenkgras waren op het moment van toepassing groter dan bij de open land zaai. Hierdoor waren er maar weinig objecten die niet selectief waren.
In de open land zaaiproef waren een aantal objecten effectief maar niet selectief.
Conclusie en vervolgonderzoek
In beiden proeven bleken geen van de getoetste objecten (c.q. middelen en/of combinaties) naast voldoende selectief voor rietzwenkgras ook effectief te zijn tegen opslag van Engels raaigras
Gezien de uitkomsten van het onderzoek in de afgelopen jaren en het feit dat er voor zover bekend geen nieuwe perspectiefvolle middelen op de markt zijn of op korte termijn beschikbaar zullen komen, lijkt verder onderzoek op dit terrein momenteel dan ook niet zinvol.