Publicatie datum: 15-05-1997
Roodrot kan in warme zomers flinke schade veroorzaken
De knolziekte roodrot is in ons land al heel lang bekend. De laatste jaren lijkt er sprake te zijn van een toenemend optreden. Niet alleen voor het noorden van Nederland, waar voorheen meestal de meldingen vandaan kwamen, maar ook voor andere delen van het land.
In dit artikel wordt, op basis van een literatuuronderzoek, ingegaan op de volgende aspecten van deze ziekte: symptomen, biologie, ecologie en bestrijdingsmogelijkheden.
Oorzaak en voorkomen
Roodrot wordt veroorzaakt door de schimmel Phytophthora erythroseptica. De ziekte treedt op in warme, droge zomers na overvloedige regenval en/of overberegening, vooral op slecht gedraineerde grond. De laatste jaren is bij onderzoek van het PAV gebleken dat de ziekte bij hoge temperaturen na groenrooien ook zonder veel vocht roodrot kan veroorzaken. De schimmel is vrijwel overal in de grond aanwezig. De omstandigheden bepalen echter of de ziekte optreedt.
Ook elders in de wereld is roodrot in een groot aantal landen aangetroffen, ondermeer in Noord- en Zuid-Amerika, Nieuw-Zeeland, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.
Symptomen
De knolaantasting begint vaak aan het naveleinde. Het aangetaste gedeelte voelt gummi-achtig aan. De lenticellen zijn soms zwart gekleurd. Na doorsnijden van de knol krijgen de snijvlakken na ongeveer een kwartier een (zalm)rode kleur. Het gezonde en zieke deel van de knol is daarbij scherp begrensd. Na enige tijd gaat de rode kleur over in bruin en vervolgens in zwart. Bij het knijpen in een aangetaste knol komt er een helder vocht uit. Aangetaste knollen kunnen door een secundaire bacterieaantasting snel wegrotten.
Ook de stengels van de aardappelplant kunnen door de roodrotschimmel worden aangetast. De symptomen zijn niet erg specifiek en lijken wat op die van zwartbenigheid: bladeren vergelen, de plant gaat verwelken, de stengelbasis verkleurt donkerbruin en verrot. Ook stolonen kunnen wegrotten. Dit kan leiden tot het ontstaan van okselknolletjes.
Biologie van de schimmel
Overlevingsstructuren, in de vorm van oösporen van de schimmel Phytophthora erythroseptica, komen algemeen in de grond voor. De schimmel kan de knol via zoösporen, die zich onder natte omstandigheden uit oösporen kunnen ontwikkelen, binnendringen. Toegangspoorten zijn daarbij ogen, lenticellen en beschadigingen van de schil. Ook stolonen en wortels kunnen vanuit de grond worden aangetast. Aangetoond is dat ook met oösporen besmet pootgoed tot een zieke plant en aangetaste knollen kan leiden. Engelse onderzoekers konden oösporen isoleren uit met mycelium of zoösporen geïnovuleerde dochterknollen. Zowel mycelium als zoösporen waren op het knoloppervlak aangebracht. Zij vonden bovendien dat de roodrotschimmel tijdens de bewaring vanuit aangetaste naar gezonde knollen kan groeien. In laatstgenoemde knollen kunnen zich dan oösporen ontwikkelen. Deze knollen rotten niet tijdens de bewaring, maar als pootgoed aangewend kunnen hieruit zieke planten ontstaan.
In Noord-Nederland blijkt roodrot vooral op te treden na de teelt van een grasgroenbemestingsgewas of na kunstweide. Dit hangt waarschijnlijk samen met het hogere organische stofgehalte van de grond, waardoor deze meer vocht kan vasthouden.
Behalve aardappelen kan roodrot ook de tulp aantasten. Verder is de schimmel geïsoleerd vanaf de wortels van 17 plantensoorten (niet behorend tot de familie van de aardappel), waaronder tarwe en rijst.
Aardappelplanten zijn gedurende het hele groeiseizoen vatbaar voor roodrot, maar de vatbaarheid is aan het eind van de groeiperiode het grootst. Na inoculatie ontwikkelt de ziekte zich eerder en sneller in oudere dan in jongere planten.
Roodrot kan zich ontwikkelen bij temperaturen van 10-35 °C. De optimale temperatuur ligt ongeveer tussen 24 en 28 °C.
Bestrijding
Preventief
Mogelijkheden om het optreden van roodrot te voorkomen of te beperken (die in de literatuur worden genoemd) zijn onder meer:
- een goed gedraineerde grond met een goede structuur;
- geen overmatige irriagtie, vooral in het laatste deel van het groeiseizoen;
- toepassen van een ruime vruchtwisseling van 1 op 4 of ruimer;
- niet oogsten onder natte omstandigheden of bij bodemtemperaturen lager dan 10 °C of hoger dan 18 °C;
- beperken van oogstbeschadiging;
- verwijderen van zieke knollen op de rooimachine of bij het inbrengen in de bewaarplaats;
- partijen waarin aangetaste knollen voorkomen zo snel mogelijk drogen en koelen.
Naarmate de temperatuur lager is, neemt de activiteit van de schimmel af; beneden de 5 °C is de schimmel inactief. Aangetaste partijen zijn, met name bij hogere temperaturen, slecht bewaarbaar. Het verdient aanbeveling om dergelijke partijen apart op te slaan. Er lijken [INVALID URL] te zijn wat betreft de vatbaarheid voor roodrot. Voor zover bekend is er tot nu toe geen volledige resistentie gevonden.
Biologisch
Uit Engels onderzoek is gebleken dat sommige hyphomycetes, chytridiomycetes en bacteriën in de grond oöspren van roodrot onschadelijk kunnen maken. ook in ander onderzoek is aangetoond dat enkele Trichoderma-soorten in staat zijn om -in vitro- de groei van de roodrotschimmel te beletten. Biologische bestrijding van roodrot is echter nog niet praktijkrijp.
Chemisch
In Califormië (USA) wordt roodrot in consumptieaardappelen bestreden door twee en vier weken voor de oogst een gewasbespuiting uit te voeren met Ridomil MZ. In 1993 is echter in Maine en in 1994 in New York State ongevoeligheid van de roodrotschimmel voor Ridomil geconstateerd. In vitro blijkt een lage concentratie (1,0 µM) dimethomorph de groei van Phytophthora erythroseptica te verhinderen. Dit middel verhindert ook de kieming van sporangiën en zoösporen, zo heeft Engels onderzoek aangetoond. Bij onderzoek van het PAV op het voormalige ROC 'De Waag' leverde behandeling van de knollen tijdens het groenrooien met één van de nieuwe fungiciden tegen Phytophthora infestans een reductie van het aantal aangetaste knollen van 60 à 100% ten opzichte van het onbehandelde object. In ons land is op dit moment geen enkel middel toegelaten voor de bestrijding van roodrot.