Publicatie datum: 15-02-2005
Ritnaalden kunnen onverwachts veel opbrengstderving in aardappelen veroorzaken
In de zomer van 1996 trad in aardappelen schade op veroorzaakt door ritnaalden. Deze aantasting werd vanuit verschillende gebieden gemeld, kwam plaatselijk voor en was soms vrij groot.
Wanneer uit een test blijkt dat de kans op schade groot is, kan voor het poten een bestrijding worden uitgevoerd met volvelds 20 kg Mocap 20GS per hectare. Dit middel heeft een brede nevenwerking tegen andere bodeminsecten en wordt ook ingezet tegen aardappelcysteaaltjes. Toepassing van Mocap over de pootrug voor het frezen wordt afgeraden. In gevallen waar ritnaalden vooral in perceelsranden voorkomen, zal een bestrijding over de breedte van een spuitbaan mogelijk voldoende zijn.
Leefwijze
Ritnaalden zijn de larven van verschillende soorten kniptorren. Kniptorren zijn zwarte tot bruinzwarte langgerekte insecten van 8-15 mm lang en 2-3 mm breed met een hard skelet. De kniptorren staan bekend om hun vermogen om als ze op hun rug liggen zichzelf met een klik omhoog te gooien en weer op hun poten terecht te komen. De naam kniptor is ontleend aan het knippende geluid bij het omhoog springen.
Kniptorren overwinteren in de grond en komen in het voorjaar te voorschijn, ze vreten aan gras en granen en veroorzaken geen schade. Van mei tot juni zet de kever eitjes af, bij voorkeur in vochtige grond op ruigten, grasland, luzerne, klaver en graspercelen. Ieder vrouwtje legt 50 tot 150 eieren, meestal op hoopjes in de grond. Na circa vijf weken komen de larven (ritnaalden) uit. De ritnaalden zijn hard, dun en maximaal 3 cm lang. Ze zijn te herkennen aan hun geel tot geelbruine kleur, een koperkleur; vandaar ook de naam koperworm. De grootste aantallen in oppervlakkige bodemlagen komen voor in de maanden april en mei. Bij droogte trekken de larven zich terug naar diepere lagen. In vochtiger omstandigheden, vaak in augustus/september, komen ze weer omhoog.
De eerste twee jaar voeden de ritnaalden zich met dode organische stof en veroorzaken in die tijd dus geen schade aan de gewassen. In het voorjaar van het derde jaar beginnen ze zich aan de gewassen tegoed te doen. De ritnaalden overwinteren in akkerbouwpercelen diep in de grond. In het voorjaar komen ze weer boven, in de bouwvoor, en kunnen dan aanzienlijke schade aan gewassen aanrichten. Ritnaalden komen tijdens hun leven niet boven de grond.
Na vier tot vijf jaar zijn ritnaalden volgroeid en gaan zich verpoppen. Na circa 4 weken, in juli/augustus, komt de kniptor uit de pop. Deze verblijft dan in de grond tot het volgende voorjaar.
Verschijnselen
De voornaamste schade bestaat uit knolaantasting die tot het afkeuren van partijen kan leiden. De ritnaalden vreten gaatjes en gangen in de aardappelen. Daar de gaatjes in de knollen vaak betrekkelijk klein zijn, is het moeilijk de beschadigde knollen goed uit te sorteren. In aardappelrassen die gevoelig zijn voor rot kunnen de aangetaste knollen als gevolg van de beschadiging door ritnaalden rond de gaatjes gaan rotten.
Bemonstering
Ritnaalden zijn met name in het voorjaar actief. Van begin april tot begin juni zijn ze op te sporen door langs de randen van percelen op circa 20 plaatsen één aardappel in te graven. Na 10 à 14 dagen kunnen de aardappelen worden opgegraven en de aanwezigheid van ritnaalden in de aardappelen kan worden vastgesteld. Zelfs bij lage aantallen ritnaalden, 12 per m2, kan al ernstige gewasbeschadiging optreden.
Bestrijding
In aardappelen kan voor het poten een bestrijding worden uitgevoerd met volvelds 20 kg Mocap 20GS per hectare. Dit middel heeft een brede nevenwerking tegen andere bodeminsecten en wordt ook ingezet tegen aardappelcysteaaltjes. Toepassing van Mocap over de pootrug voor het frezen wordt afgeraden, omdat Mocap heel weinig mobiel is in de grond en de poter niet meer bereikt kan worden. Ook een deel van de nieuwe knollen groeit in de rug die bij het poten wordt gemaakt en kan dan niet door de Mocap worden beschermd.
In gevallen waar ritnaalden vooral in perceelsranden voorkomen, zal een bestrijding over de breedte van een spuitbaan mogelijk voldoende zijn en wordt de hoeveelheid insecticide gereduceerd en daarmee de kosten.
Een probleem bij ritnaalden is de grilligheid waarmee schade optreedt. Deze insectenlarven blijven meerdere jaren in de grond over en toch blijkt schade maar incidenteel op te treden. Ook zijn ze niet homogeen over het perceel verdeeld.
Infectiedruk
Uit vroeger onderzoek van het PPO bij oud grasland blijkt dat de voornaamste infectiedruk komt vanuit slootkanten en bermen rondom een perceel. In 1995 werden in Overijssel in bermen gemiddeld 51 ritnaalden per m2 gevonden en in de perceelsranden 49 per m2. Vanuit de perceelsranden naar het midden van het perceel nam het aantal ritnaalden sterk af. Tien tot vijftien meter vanuit de perceelsrand werden in veel gevallen geen ritnaalden in oud grasland meer aangetroffen.