Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 17-06-2013

Rijenbemesting: Kansen, nieuwe producten en technieken

Het Masterplan Mineralen Management (MMM) streeft een emissieneutrale akkerbouw na in 2030. Dat vraagt om een efficiënt gebruik van meststoffen en een verhoging van de nutriëntenbenutting. Eén van de mogelijkheden daartoe is een betere plaatsing van de meststoffen via rijenbemesting. In het verleden is al veel onderzoek gedaan aan rijenbemesting met stikstof en fosfaat. De resultaten daarvan waren wisselend, afhankelijk van de weers- en bodemomstandigheden. In een droog en koud voorjaar is, met name voor fosfaat, een groot voordeel van plaatsing te verwachten. Rijenbemesting wordt alleen in maïs op grote schaal toegepast. De belangstelling voor rijenbemesting in akkerbouwgewassen neemt echter toe. Een nieuwe ontwikkeling hierbij is rijenbemesting met dierlijk mest. Uit eerder onderzoek van PPO/PRI bleek rijenbemesting met drijfmest in maïs net zo effectief te zijn als rijenbemesting met kunstmest. Aanvankelijk werd de rijenbemesting tegelijk met het zaaien uitgevoerd (in één werkgang), maar met ondersteuning van RTK-GPS is het nu mogelijk om dat in twee aparte werkgangen te doen, wat praktisch beter uitvoerbaar is. De mest wordt daarbij gedoseerd in rijen op die plaats waar later wordt gezaaid of gepoot. Op deze wijze kan drijfmest maximaal worden benut en hoeft niet te worden vervangen door kunstmest als men rijenbemesting wil toepassen.

Hieronder treft u de tussenrapportage van het jaar 2012 aan.

Status:Dit onderzoek is in uitvoering
Uitgevoerd door:PRI/PPO/ALTIC
Looptijd:2012-2014

Doel en opzet van het onderzoek

In opdracht van het MMM voeren PRI, PPO en Altic in 2012 t/m 2014 nieuw onderzoek uit naar rijenbemesting. Nagegaan wordt in welke mate rijenbemesting de efficiëntie van de toegediende meststof verhoogd. Ook wordt nagegaan op welke bodems rijenbemesting met name voordelen biedt. In 2012 zijn veldproeven uitgevoerd in consumptieaardappel op centrale zeeklei (Lelystad) en zuidoostelijk zand (Vredepeel) en in zaaiui op zuidwestelijke zeeklei (Westmaas).
In aardappel krijgt naast kunstmest, rijenbemesting met varkensdrijfmest (VDM) aandacht in het onderzoek. Op beide proeflocaties is de VDM daarbij vóór poten toegediend via bouwlandinjectie. Op klei is daarnaast een proefobject opgenomen waarbij de mest na poten is toegediend op de zijkant van de ruggen en meteen met grond is toegedekt. Toediening na poten geeft de akkerbouwer op klei meer speelruimte om de mest op een gunstig moment toe te dienen, maar geeft ook meer risico van ammoniakvervluchtiging en daardoor lagere stikstofwerking van de mest.
In de aardappelproef op klei is verder aandacht geschonken aan fosfaatrijenbemesting met tripelsuperfosfaat en ammoniumpolyfosfaat (APP). Tevens is een object opgenomen waarbij APP bij het poten over de knollen is gespoten.
In de proef op zand is geen rijenbemesting met kunstmestfosfaat opgenomen; streven is hier maximale inzet van dierlijk mest. In deze proef is meer accent gelegd op rijenbemesting met verschillende stikstofmeststoffen: KAS, urean, mineralenconcentraat en spuiloog in vergelijking tot breedwerpige bemesting met KAS. In de kleiproef zijn alleen urean en spuiloog in de rij beproefd in vergelijking tot KAS breedwerpig. In beide proeven zijn alle stikstofmeststoffen na poten toegediend, vlak voor rugopbouw. Bij rijenbemesting zijn ze met kouters aan beide zijden van de aardappelrug ingebracht.

Het onderzoek in zaaiui is gericht op de vergelijking van qua samenstelling en vorm (korrel of vloeibaar) verschillende (N)P-meststoffen bij rijenbemesting: tripelsuperfosfaat, ammoniumfosfaat en APP. Ook is een proefobject opgenomen waarbij een startmeststof (Powerstart) over zaad is gespoten bij zaai. Verder is in zaaiui aandacht geschonken aan rijenbemesting met stikstof, toegediend in drie keer. Bij de bijbemestingen is urean gebruikt voor de rijentoepassing en KAS voor de breedwerpige toepassing.

Resultaten 2012

Rijenbemesting met VDM in aardappel vóór poten leidde zowel in de proef op zand als op klei niet tot een betere stikstof- en fosfaatbenutting en gaf een gelijke knolopbrengst als de volvelds toepassing. In de proef op zand leidde het tot een wat lager aantal knollen en een grovere knolsortering.
Rijenbemesting met VDM na poten in de proef op klei gaf zeker een even hoge knolopbrengst en stikstof- en fosfaafbenutting als toepassing van VDM vóór poten. Blijkbaar is er geen of een miniem verlies aan stikstof opgetreden door ammoniakvervluchtiging.

Stikstofrijenbemesting met kunstmest en kunstmestvervangers leidde in de proef op zand tot een iets betere stikstofbenutting dan breedwerpige bemesting met KAS, met name bij lage N-gift. In knolopbrengst kwam dit effect echter minder duidelijk tot uiting. Bij lage N-gift leek de knolopbrengst iets hoger te zijn na rijenbemesting maar bij hogere N-gift was de opbrengst niet hoger. Rijenbemesting met urean gaf algeheel een lagere knolopbrengst.
In de proef op klei gaven rijenbemesting met urean en spuiloog eenzelfde opbrengst en stikstofbenutting als breedwerpige bemesting met KAS. Breedwerpige, oppervlakkige toediening van ammoniummeststoffen leidt men name op kalkrijke kleigronden met een hoge pH tot wat meer ammoniakvervluchtigingsverlies en een wat lagere N-werking dan KAS. Door de meststoffen met een kouter in de grond te brengen c.q. emissie-arm toe te dienen, is het vervluchtigingsverlies miniem.

Er was in de kleiproef met aardappel geen reactie op de fosfaatbemesting, ondanks een niet-hoge fosfaattoestand van het proefveld (Pw 30). De knolopbrengst en fosfaatopname waren niet hoger dan bij het onbemeste fosfaatobject. Ook in de uienproef op klei (Pw 33) was er geen duidelijk reactie op de fosfaatbemesting ten opzichte van het nulobject fosfaat. Zowel de breedwerpige fosfaatbemesting als de rijenbemesting met verschillende meststoffen leidden niet tot een hogere opbrengst of hogere fosfaatopname (gemeten in de bollen). Toediening van Powerstart rechtstreeks op het zaad in plaats van in de rij leek een licht hogere opbrengst te geven, maar ook een lager aantal uien en een grovere maatsortering.
Door de afwezigheid van een duidelijk fosfaatreactie dit jaar in de proeven met aardappel en zaaiui kan geen uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van plaatsing van fosfaat en van type meststof. Het voorjaar was aan de warme kant en de bodem was vochtig. Blijkbaar waren de omstandigheden in de bodem voor de beschikbaarheid van fosfaat zo gunstig dat het gewas voldoende kon putten uit de bodemvoorraad fosfaat. De stikstofrijenbemesting in zaaiui leidde niet tot een hogere opbrengst, noch tot een hogere stikstofbenutting.

De volledige tussenrapportage is hieronder te downloaden.

Relevante artikelen

Voor uw vragen, op- en aanmerkingen over dit project kunt u zich wenden tot Tjitse Bouwkamp (Productschap Akkerbouw):

  079 368 7513

   mmm@hpa.agro.nl