Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-08-2006

Resistentie tegen grassenbestrijders

Sinds 1996 vindt er bij PPO onderzoek plaats naar resistentieontwikkeling bij grassen als gevolg van het veelvuldig gebruik van bepaalde herbiciden. Tot 2001 heeft dit onderzoek zich gericht op de [INVALID URL]. In opdracht van het HPA heeft PPO in 2002 het aandachtsveld verbreedt. Ook bij andere grassoorten bestaat namelijk het vermoeden van resistentieontwikkeling.

In 2002 en 2003 is voor het eerst aangetoond dat er verminderde gevoeligheid aanwezig is bij enkele hanenpootpopulaties. Het aantal onderzochte monsters was echter te beperkt om te kunnen spreken van resistentie. Het probleem met resistentie bij duist werd in 2004 nog eens bevestigd. Bij de 21 door telers opgestuurde duistzaadmonsters bleek op vrij grote schaal resistentie voor te komen, met name tegen de "foppen" (Puma, Topik) en in iets mindere mate tegen isoproturon. Ook vertoonden diverse populaties resistentie tegen cycloxydim (Focus Plus).

Proefopzet

Vanuit de praktijk komen er al enkele jaren signalen over mogelijke resistentie bij windhalm tegen isoproturon. Ook is er gerapporteerd dat er bij hanenpoot resistentie tegen veel gebruikte herbiciden in mais zou voorkomen. En tevens komen er berichten dat in straatgras resistentie zou zijn ontstaan tegen herbiciden uit de groep van de "foppen" (waartoe onder andere het veel gebruikte Gallant behoort).
Het uitgevoerde onderzoek was erop gericht na te gaan in hoeverre dit vermoeden ook werkelijkheid is. Bij aanvang is er via diverse kanalen aandacht gevraagd voor deze mogelijke resistentieontwikkeling. Via de werkgroep Resistentie, de DLV en oproepen in vakbladen en regionale bladen is de problematiek kenbaar gemaakt en is er gevraagd medewerking te verlenen aan het onderzoek. Door het melden van percelen waarop de bestrijding van grassen teleurstellend verliep konden zowel telers als voorlichters meewerken aan het onderzoek en was het mogelijk de omvang van de problemen te inventariseren. Door het verzamelen van een zaadmonster van de betreffende percelen en dit vervolgens in de kas te toetsen kon duidelijk worden in hoeverre resistentie een rol speelt bij de bestrijdingsproblemen. Grassen waarnaar de aandacht uitging waren: hanenpoot, windhalm, straatgras, duist en opslag van Italiaans raaigras. Opzet was om elk jaar van tenminste 2 grassoorten in diverse regio's zaadmonsters te verzamelen om de (mate van) resistentie in de kas te bepalen en om na te gaan met welke werkzame stoffen (middelen) deze resistente exemplaren nog wel goed bestreden konden worden.

Afbeelding. Overzichtsfoto van een kasproef ten behoeve van het project.

Resultaten

2002
Afgaand op de (aard en het aantal van de) reacties die zijn ontvangen mag geconstateerd worden dat het probleem van resistentieontwikkeling bij straatgras niet zo groot is als het tot dan toe werd ervaren. Ook voor windhalm kwamen weinig meldingen en zaadmonsters binnen. Voor hanenpoot werden echter wel enkele percelen gemeld waarop een verminderde gevoeligheid voor herbiciden aanwezig leek te zijn. Van de zeven populaties die werden onderzocht bleken er drie een verminderde gevoeligheid te vertonen voor de gebruikte herbiciden. Eén van de populaties bleek volledig ongevoelig voor alle drie de gebruikte middelen; deze was afkomstig uit Engeland en bedoeld als referentiepopulatie. De beide andere populaties waren uit Oost- en Zuid-Nederland afkomstig. De hanenpoot afkomstig van de vier andere percelen bleek nog min of meer volledig gevoelig voor de drie genoemde herbiciden.

2003
Het beeld van het aantal en soort ingezonden monsters was vergelijkbaar met 2002. Van straatgras en windhalm werden (vrijwel) geen monsters ontvangen, wel werden er enkele nieuwe verdachte hanenpoot monsters ingezonden. Eén populatie bleek evenals in 2002 minder gevoelig voor Callisto en Mikado; de mindere gevoeligheid voor Milagro werd echter niet bevestigd. Een andere herkomst was evenals in 2002 gevoelig voor Callisto en minder gevoelig voor Milagro; echter verminderde gevoeligheid voor Mikado (2002) kwam in deze kasproef niet naar voren. Een derde populatie bleek evenals in 2002 voor alle middelen gevoelig. De hanenpoot afkomstig van twee ingezonden praktijkpercelen bleek volledig gevoelig voor alle getoetste middelen.

2004
Aangezien het aantal ingezonden monsters van de verschillende grassen steeds laag was, en de vraag bij telers om duistmonsters te testen groot, werden in 2004 ook duistmonsters onderzocht. In de zomerperiode van 2004 werden in totaal 40 duistmonsters ontvangen van enerzijds praktijkpercelen (21) en anderzijds van een veldproef (19) gelegen op proefboerderij Ebelsheerd. In de kas in Lelystad werden deze duistherkomsten getoetst op resistentie tegen drie herbiciden. Dit gebeurde via een pottenproef waarbij gebruik werd gemaakt van een internationaal protocol (opgesteld door Moss, Rothamsted). Er werd bovendien voor het eerst een soortgelijke test uitgevoerd op enkele windhalmpopulaties. Voor windhalm bestaat echter geen specifiek testprotocol en referentiepopulaties waren niet beschikbaar. Bij de 21 door telers opgestuurde duistzaadmonsters bleek op vrij grote schaal resistentie voor te komen, met name tegen fenoxaprop-P-ethyl (Puma) en in iets mindere mate tegen isoproturon. Ook vertoonden diverse populaties resistentie tegen cycloxydim (Focus Plus).
Opnieuw bleek dat er grote verschillen bestaan tussen "resistente" duistpopulaties wat betreft de middelen waartegen ze resistent zijn en in de mate waarin. Voor een teler is deze informatie onontbeerlijk om tot een juiste middelenkeuze en een succesvolle bestrijdingsstrategie te komen.
Tussen de (zeven) onderzochte windhalmpopulaties werden geen verschillen in gevoeligheid voor isoproturon gevonden. Hoewel uit de praktijk steeds meer berichten komen over (vermoedelijk) resistente windhalm zijn deze nog niet bevestigd kunnen worden.

Conclusies

Hanenpoot
In 2002 en 2003 is er voor het eerst aangetoond dat er verminderde gevoeligheid aanwezig is bij enkele hanenpootpopulaties. Het aantal onderzochte monsters was echter te beperkt om te kunnen spreken van resistentie. Toch dient er blijvende aandacht te zijn voor het ontwikkelen van resistentie bij hanenpoot. De betreffende middelen worden veelvuldig gebruikt en de kans op resistentie is aanwezig.

Straatgras
Ondanks de herhaalde oproepen werden er gedurende de onderzoeksperiode geen percelen aangemeld waarop de bestrijding van straatgras een probleem vormde. Mogelijk zijn het vooral de omstandigheden waaronder er is gespoten die zo nu en dan tot een teleurstellend resultaat hebben geleid. Ook het regelmatig ontkiemen van nieuw straatgras ("nakiemers") gedurende het seizoen kan de indruk wekken dat de bestrijding onvoldoende heeft gewerkt. Aangezien er geen percelen zijn aangemeld en onderzocht, kan er geen uitspraak worden gedaan over eventuele aanwezige resistentie. De problemen bij de bestrijding van straatgras met grassenbestrijders lijken echter minder groot dan in eerste instantie de indruk was.

Windhalm
Het aantal ingezonden, verdachte monsters van windhalm was heel beperkt. In 2004 werd een toets uitgevoerd, maar tussen de (zeven) onderzochte windhalmpopulaties werden geen verschillen in gevoeligheid voor isoproturon gevonden. Hoewel uit de praktijk steeds meer berichten komen over (vermoedelijk) resistente windhalm, konden deze nog niet bevestigd worden. Probleem bij het toetsen van windhalm is het ontbreken van een referentiepopulatie wat het doen van uitspraken over de resultaten bemoeilijkt. Het is aannemelijk dat er in de praktijk wel degelijk sprake is van resistentieontwikkeling, maar dat dit met de huidige beschikbare testmethode niet eenvoudig is aan te tonen.

Duist
Het probleem met resistentie bij duist werd in 2004 nog eens bevestigd. Bij de 21 door telers opgestuurde duistzaadmonsters bleek op vrij grote schaal resistentie voor te komen, met name tegen de "foppen" (Puma, Topik) en in iets mindere mate tegen isoproturon. Ook vertoonden diverse populaties resistentie tegen cycloxydim (Focus Plus). Hoewel sinds twee jaar het middel Atlantis op de markt is dat een goed effect heeft op resistente duist dient de aandacht voor resistentie bij duist niet te verslappen. Indien het middel veelvuldig zal worden ingezet, zal het niet lang duren voordat ook tegen Atlantis resistentie zal ontstaan. De eerste signalen hiervan zijn al opgevangen vanuit Duitsland.