Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2000

Resistente duist in Oldambt toenemend probleem

Om een probleem met duist op een juiste manier aan te pakken is het noodzakelijk te weten of er sprake is van resistente duist, en tegen welke middelen en in welke mate deze resistentie aanwezig is. De mate van resistentie varieert namelijk van licht tot zeer ernstig, en het resistentiespectrum (middelen waartegen resistentie bestaat) is voor ieder perceel anders. Het onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat er in het algemeen geen advies te geven is over de keuze van de meest effectieve middelen. Op basis van de resultaten van een resistentietest kan dit wel.

Inleiding

Steeds meer graantelers in het Noordoosten van ons land worden geconfronteerd met tegenvallende resultaten van herbiciden bij de bestrijding van duist. Vooral op de zware kleigronden in het Oldambt, waar het aandeel granen hoog is, nemen de problemen toe. Bij onderzoek dat het PPO in opdracht van het HPA reeds enkele jaren uitvoert, is komen vast te staan dat resistentieontwikkeling hierbij een belangrijke rol speelt.

Resistentie kan ontstaan door het veelvuldig gebruik van éénzelfde herbicide op een bepaald perceel. Vooral op de zware kleigronden in het Oldambt, waar “tarwe op tarwe” niet ongewoon is, nemen de problemen snel toe. Er blijkt resistentie voor te komen tegen veel gebruikte middelen als isoproturon, chloortoluron, Puma en Topik. Maar ook tegen minder frequent toegepaste middelen en zelfs tegen geheel nieuwe middelen blijkt resistentie aanwezig. Resistentie ontwikkelt zich namelijk niet tegen een bepaald middel, maar vaak tegen een bepaald werkingsmechanisme. Wanneer duist eenmaal resistentie heeft opgebouwd tegen een bepaald middel betekent dit vaak dat andere herbiciden uit dezelfde chemische groep ook een verminderde effectiviteit zullen laten zien.
Bij de middelen waarmee duist kan worden bestreden zijn twee belangrijke werkingsmechanismen aan te wijzen: stoffen die de fotosynthese remmen (o.a. isoproturon, chloortoluron, Stomp) en stoffen die de aanmaak van een bepaald enzym (ACC-ase) remmen (verschillende grassenmiddelen). De laatste groep is nog weer onder te verdelen in de zgn. “fop”-verbindingen (o.a. Puma, Topik, Fusilade, Targa Prestige en Gallant 2000) en de “dim”-verbindingen (Focus Plus, Aramo). Deze worden zo genoemd omdat de werkzame stoffen van de middelen allen eindigen op -fop resp. -dim. Afwisselen en combineren van werkzame stoffen uit verschillende groepen zijn manieren om ontwikkeling van resistentie tegen te gaan. In het algemeen is echter geen advies te geven over de keuze van de meest effectieve middelen. De mate van resistentie varieert namelijk van licht tot zeer ernstig en het resistentiespectrum (middelen waartegen resistentie bestaat) is voor ieder perceel anders.

Niet alleen in Nederland, maar vooral ook in gebieden met een intensieve graanteelt in het buitenland, wordt duist een steeds moeilijker te bestrijden onkruid. Gezien de omvang van de problemen in (delen van) het noorden van Duitsland en in Engeland en de snelheid waarmee zich dit de laatste jaren heeft ontwikkeld, verdient het voorkomen van verdere resistentieontwikkeling bij duist voldoende aandacht en zorg. In Oost-Groningen gebeurt dit al langere tijd via proefboerderij Ebelsheerd, waar ook het PPO-veldonderzoek wordt uitgevoerd naar de effectiviteit van nieuwe en gangbare duistmiddelen. Maar ook elders kunnen zich problemen met resistente duist en andere resistente grassen (gaan) voordoen. Daarom worden ook telers uit andere gebieden gevraagd alert te zijn en “verdachte” percelen te laten onderzoeken.

Proefopzet

Om een duistprobleem op een juiste manier aan te pakken is het belangrijk te weten of er sprake is van resistente duist, en tegen welke middelen en in welke mate deze resistentie aanwezig is. Telers zijn daarom in de afgelopen jaren in de gelegenheid gesteld duistzaad in te leveren, waarvan het resistentiespectrum door het PPO in Lelystad is vastgesteld. In een kas zijn daar duistplanten opgekweekt uit het ingestuurde zaad en vervolgens bespoten met verschillende herbiciden. Na enkele weken is het effect van de middelen op deze planten vastgesteld en vergeleken met het effect op planten waarvan bekend is dat ze gevoelig resp. resistent zijn. Zo is nagegaan in hoeverre er sprake is van resistentie.
Om resistentie vast te stellen tegen verschillende werkingsmechanismen is gespoten met chloortoluron (teststof voor fotosyntheseremmers), fenoxaprop (teststof voor fop-verbindingen) en cycloxydim (teststof voor dim-verbindingen).

Resultaten en conclusie

15 Van de 22 in 1999 onderzochte duistmonsters waren tegen één of meerdere mechanismen resistent. Vooral tegen Puma bleek een groot aantal duistherkomsten in hoge mate resistent (tabel 1). Voor het eerst werd ook resistentie vastgesteld tegen een “dim”. Daarbij viel op dat monsters die resistent waren tegen Focus Plus ook resistent waren tegen Puma; andersom was dit niet het geval. Dit zou erop kunnen wijzen dat “fop”-resistente duist eventueel nog wel met een “dim” is te bestrijden (in bijv. suikerbieten of koolzaad), maar eenmaal “dim”-resistente duist met geen van de specifieke grassenmiddelen meer is aan te pakken.

Tabel 1. Overzicht van de mate van resistentie tegen drie teststoffen (aantal monsters).
Mate van resistentie (code)ChloortoluronFenoxapropCycloxydim
gevoelig (s)7614
licht ongevoelig (1)533
lichte resistentie (2)510
matige resistentie (3)531
vrij zware resistentie (4)040
zware resistentie (5)054
Totaal222222

Per perceel bleek het resistentiespectrum zeer sterk te verschillen; zowel duist met een brede en hoge mate van resistentie als ook duist die nog gevoelig was voor alle herbiciden kwam voor. In tabel 2 is ter illustratie het aangetroffen resistentiespectrum weergegeven voor vijf van de 22 onderzochte duistmonsters (zie voor verklaring van de gebruikte resistentiecodes tabel 1).

Tabel 2. Resistentiespectrum van 5 van de 22 onderzochte duistmonsters tegen de drie teststoffen.
Perceelchloortoluronfenoxapropcycloxydim
As55
B3s1
C35s
D355
Esss
  • Perceel A: de tarweteler op dit perceel blijkt een ernstig resistentieprobleem te hebben. Vermoedelijk door het veelvuldig gebruik van Puma en Topik in tarwe, en mogelijk andere grassenmiddelen in bieten en koolzaad, is een zware resistentie ontstaan tegen de “fop”- en “dim”-verbindingen; deze middelen zullen een sterk verminderde effectiviteit laten zien. Aangezien er nog geen resistentie bestaat tegen de fotosyntheseremmers zal deze teler zijn bestrijding moeten richten op najaarsbespuitingen met o.a. isoproturon, Stomp en middelencombinaties van isoproturon en andere werkzame stoffen.
  • Perceel B: op dit perceel blijkt resistentie aanwezig tegen fotosyntheseremming; het gebruik van isoproturon in tarwe zal op dit perceel een verminderde werking kunnen geven. Omdat de resistentie tegen dit soort middelen niet absoluut is en zich langzaam opbouwt is isoproturon nog wel bruikbaar; het middel moet wel gecombineerd worden met een middel met een ander werkingsmechanisme. Omdat er nog geen resistentie aanwezig blijkt te zijn tegen de “fop”- en “dim”-verbindingen is een goede bestrijding in tarwe ook nog mogelijk met Puma en Topik (toepassen vroeg in het voorjaar); ook de overige grassenmiddelen zijn in dicotyle gewassen te gebruiken.
  • Perceel C: de bestrijding van duist in tarwe wordt op dit perceel sterk beperkt door de ontwikkelde resistentie(s); middelen als isoproturon, Stomp, Puma en Topik zullen een sterk verminderde effectiviteit laten zien. Combinaties van isoproturon en andere middelen, toegepast in het najaar en in de hoogste dosering, kunnen voor de korte termijn nog een oplossing bieden; niet chemische maatregelen (o.a. vroeg ploegen + afbranden voor zaai, teelt andere gewassen) zullen deel moeten uitmaken van de bestrijdingsstrategie. In dicotyle gewassen is met Focus Plus de duist nog te bestrijden.
  • Perceel D: schrikbeeld voor de tarweteler!! Niet alleen in tarwe maar ook in andere (dicotyle) gewassen is een effectieve bestrijding van duist op dit perceel waarschijnlijk niet meer mogelijk. Niet chemische bestrijdingsmaatregelen (o.a. de vervanging van wintergranen door zomergranen) en het op de markt komen van nieuwe herbiciden zullen uitkomst moeten bieden.
  • Perceel E: niet altijd blijkt resistentie de oorzaak te zijn van een tegenvallend bestrijdingsresultaat; de duist van zeven van de 22 percelen (die werden ingezonden omdat er resistentie vermoed werd) bleek nog gevoelig voor alle herbiciden.