Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-12-2006

Relatie tussen rooibeschadiging, rassenlijstcijfers en PTR-waarden

In het kader van het Agrobiokon-programma is onderzoek gedaan naar de mate van gevoeligheid van rassen voor (rooi)beschadiging met als doelen:

  • het vastellen van verschillen tussen rassen in de mate van gevoeligheid voor onderhuidse (rooi)beschadiging;
  • het kwantificeren van de relatie tussen de gemeten waarden van de elektronische aardappel (PTR-200) en de mate van onderhuidse rooibeschadiging (PPO-beschadigingsindex);
  • het vaststellen van de relatie tussen de PPO-beschadigingsindex en de rassenlijstcijfers voor beschadigingsgevoeligheid;
  • bij voldoende consistentie in bovengenoemde relaties datasets voorbereiden voor gebruik in en verbetering van [INVALID URL], een door Agrobiokon ontwikkelde rekenmodule die prognoses voor bewaarverliezen geeft.

Beschadiging tijdens het oogsten en inschuren van zetmeelaardappelen is in de praktijk niet voor honderd procent te voorkomen. In de rassenlijst zijn waarderingscijfers opgenomen voor blauwgevoeligheid en de gevoeligheid voor rooibeschadiging. Dit zijn echter cijfers op basis van visuele beoordelingen aan ongeschilde aardappelen. Het verschil tussen de rassen lijkt op basis van deze cijfers ook relatief gering. Naar verwachting zijn de verschillen tussen de rassen groter dan deze cijfers aangeven. Ook het effect van beschadiging op bijvoorbeeld daling van het onderwatergewicht en daardoor daling van het uitbetalingsgewicht zal afhankelijk zijn van het ras.

In eerder onderzoek is gebleken dat het mogelijk was om een prognose te maken van het te verwachten bewaarverlies, door het vaststellen van de PPO-beschadigingsindex voor onderhuidse beschadiging. Wanneer er al bij de oogst een goede prognose gemaakt kan worden van de mate van rooibeschadiging, dan kunnen het te verwachten bewaarverlies en de financiële gevolgen daarvan op dat moment reeds berekend worden. Met gerichte maatregelen kan beschadiging vaak aanzienlijk worden beperkt.

Dit is een Agrobiokon-document

Onderzoek

Op de PPO-proefbedrijven Kooijenburg (zandgrond) en 't Kompas (dalgrond) zijn in 2003 tien en in de jaren 2004 en 2005 elf rassen getest. Monsters van gelijk volume van deze rassen zijn na de oogst in duplo gedurende 5, 10, 15, 20 en 30 seconden geschud, samen met de elektronische aardappel PTR-200. Een elektronische aardappel lijkt, qua omvang en gewicht, op een gewone aardappelknol en registreert en identificeert plaatsen binnen het rooi- en inschuurproces, waar schade aan de aardappelen kan ontstaan. De elektronische aardappel registreert het aantal botsingen en de kracht van iedere botsing. Vervolgens kan een relatie worden gelegd tussen de aangebrachte mechanische belasting en de opgetreden schade aan de knollen.

Afbeelding 1. Onderhuidse verkurking als gevolg van (rooi)beschadiging, waardoor een grote daling van het OWG door luchtinsluiting.

Na het schudden zijn de monsters gesplitst. Eén monster is gebruikt voor het direkt bepalen van het OWG. Het andere monster werd bewaard voor beoordeling na twee tot drie weken. Op dat moment werd opnieuw het OWG vastgesteld, waarna een beoordeling plaats vond op de mate van onderhuidse beschadigingen.
Bij deze beoordeling worden de beschadigde knollen verdeeld in vier categorieën: geen beschadiging, lichte beschadiging, matige beschadiging en zware beschadiging, waarbij haarscheurtjes en blauw-grijze plekken in principe niet meegenomen worden.

Afbeelding 2. Mate van beschadiging van het oppervlak van de knollen (van links naar rechts): Zwaar (>10%), Matig (2-10%), Licht (0-2%) en Vrij (0%).

De PPO-beschadigingsindex van een aardappelmonster wordt berekend door het aantal knollen per categorie met een factor te vermenigvuldigen volgens de volgende formule:

PPO-index onderhuidse beschadiging = ((aantal knollen licht*1) + (aantal knollen matig*2) + (aantal knollen zwaar*3)) / (totaal aantal knollen * 6) * 100

Uitsluitend in het jaar 2003 zijn er, om een indruk te krijgen van het effect van de temperatuur op de PPO-beschadigingsindex, monsters van drie temperaturen, te weten 4, 8 en 12 graden, gedurende 15 seconden geschud samen met de elektronische aardappel PTR-200.

Resultaten en conclusies

Er is per monster een PPO-beschadigingsindex bepaald. Met behulp van regressieanalyse is de PPO-beschadigingsindex vervolgens voorspeld met de verschillende gemeten waarden van de electronische aardappel. Het bleek dat de som van het aantal beschadigingsmomenten van de PTR-200 de beste voorspeller was. In 2003 is de toename van de PPO-beschadigingsindex, als gevolg van toename van de waarde voor PTR-totaal statistisch geschat als de helling van de lijnen door de oorsprong. In 2004 en 2005 zijn de best passende lijnen geschat.

Figuur 1. De geschatte regressielijnen per combinatie van jaar, locatie en ras. (KB=Kooijenburg; KP= 't Kompas).

De voorspelling van de gemiddelde PPO-beschadigingsindex was in 2004 hoger dan in 2005 en het laagst in 2003. Binnen de jaren waren verschillen tussen Kooijenburg en 't Kompas gering. De rasverschillen waren op beide locaties nagenoeg gelijk. Per ras is gemiddeld over de jaren en locaties de PPO-beschadigingsindex berekend bij een PTR-waarde van 1500 (gemiddelde afstelling van een rooimachine). In eerder onderzoek in het kader van Agrobiokon was vastgesteld dat ieder punt beschadigingsindex resulteerde in 0,66 % (extra) bewaarverlies. In onderstaande tabel is uitgerekend wat dit betekent voor de verschillende rassen.

Tabel 1. Voorspelde gemiddelde PPO-beschadigingsindex en bewaarverlies per ras bij PTR-totaal = 1500 (1 punt beschadigingsindex = 0.66 % (extra) bewaarverlies).
RasJaarGemiddelde PPO-BeschadigingsindexBerekend (extra) Bewaarverlies in %
200320042005
Aveka
614796
Averia1830212315
Festien4121096
Kantara417485
Karakter62011128
Katinka723151510
Menco82014149
Mercator1125111611
Seresta1528172013
Starga1629101812
Valiant291175

De rassen Valiant, Kantara, Festien en Aveka zijn weinig gevoelig voor beschadiging en zullen vervolgens ook minder bewaarverlies opleveren als gevolg van (rooi)beschadiging. Bij de rassen Mercator, Starga, Seresta en Averia moet door extra voorzichtigheid een hoog bewaarverlies worden voorkomen.

Aanbevelingen

Door - met name onderhuidse - beschadiging neemt tijdens de bewaring van zetmeelaardappelen het bewaarverlies sterk toe. Rooibeschadiging leidt door verlaging van het OWG, tot een lager uitbetalingsgewicht en een slechtere kwaliteit van de knollen. Voorkomen en het beperken van rooibeschadiging is dan ook een middel om het financiële resultaat van de teelt van zetmeelaardappelen direkt te verhogen.

Afbeelding 3. Afstelling van de rooischaren is van groot belang voor een geleidelijke overgang van rooischaar naar zeefketting.