Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-03-2003

Rasspecifieke stikstofbemesting bij zetmeelaardappelen

Om het maximale rendement te halen vraagt ieder zetmeelaardappelras zijn eigen wijze van telen. Met name de hoogte van de stikstofgift is afhankelijk van het ras en het perceel. Mede bepalend voor het vaststellen van het juiste bemestingsniveau is het geplande oogstmoment en of er voor langere tijd bewaard moet gaan worden. Late en zeer late rassen hebben, vanwege hun natuurlijke laatrijpheid, over het algemeen minder stikstof nodig dan de vroege tot middenlate rassen. Bij de vroege rassen kan extra stikstof zorgen voor een iets langer groeiseizoen en een daardoor voor een hoger uitbetalingsgewicht. Met deling van de gift, kan de totale hoeveelheid stikstof veelal iets lager zijn. Het voordeel van deling van de stikstofgift is, dat het gewas nog enigszins is te sturen en dat ingespeeld kan worden op het groeiseizoen.
Bedenk wel dat bij zetmeelaardappelen die voor langere tijd bewaard moeten worden, het streven meer gericht moet zijn op een hoog uitbetalingsgewicht en een goede kwaliteit bij het afleveren en minder op een maximaal uitbetalingsgewicht bij de oogst in oktober.

Dit is een product van Agrobiokon

Inleiding

De groei en ontwikkeling van de plant wordt in sterke mate bepaald door de beschikbaarheid van stikstof aan het begin en tijdens het groeiseizoen. Bij een te ruim aanbod van stikstof, wordt de loofontwikkeling bevorderd en de knolaanleg en afrijping onnodig vertraagd. Uit het onderzoek is gebleken, dat bij zetmeelaardappelen, de maximale stikstofgift al snel wordt bereikt, doordat het OWG zo duidelijk van invloed is op de uitbetaling. Vooral bij de late en zeer late rassen, die voor langere tijd bewaard moeten worden, is matiging van de stikstofgift op zijn plaats. Dit bevordert enigszins de afrijping en het beperkt de mate van rooibeschadiging. Het beperken van rooibeschadiging komt de bewaarbaarheid van de partij ten goede en het beperkt ook direct de bewaarverliezen.

Eenmalige gift of deling?

Deling van de stikstof is een goede basis voor de meest juiste bemesting. Bij deling van de gift op basis van gewas- of grondbemonstering is in totaal veelal iets minder stikstof nodig, dan bij een éénmalige gift. Een groot voordeel van deling is dat ingespeeld kan worden op de mineralisatie tot aan het moment van de tweede gift. Echter, om een tekort aan beschikbare stikstof in het begin van het groeiseizoen te voorkomen, zal de eerste gift toch voldoende hoog moeten zijn. Als vuistregel is hierbij te hanteren: 3/4 deel van de totale stikstofbehoefte geven bij of voor het poten. Veelal komt dit neer op minimaal zo'n 140 kg N/ha. In jaren met voldoende mineralisatie kan (een deel van) de geplande bijbemesting achterwege blijven. Indien het gewas behoefte heeft aan extra stikstof, dan zal in de periode juni begin juli, dat wil zeggen kort na de knolaanleg, bijbemest moeten worden. Bijbemesten kan eenvoudig met KAS, maar ook bladbemesting met urean of ureum is mogelijk, dit neemt in de praktijk toe. De stikstof uit deze vloeibare meststoffen is vooral onder droge omstandigheden sneller beschikbaar voor de plant dan een korrelmeststof. De vloeibare bemesting kan eventueel tegelijk met de Phytophthorabestrijding plaatsvinden. De kans op bladschade is beperkt, alleen bij bespuiten kort na regen is er enige kans op schade aan het blad. Het gebruik van extra water doet de schade aan het blad veelal toenemen, doordat de spuitvloeistof afstroomt naar de randen van de bladeren. Bladbemesting kan worden volgehouden tot uiterlijk medio augustus. Latere toepassingen kunnen leiden tot verlate afrijping en onnodige hergroei van loof in september.

Organische mest

Bij het gebruik van varkensdrijfmest kan men dezelfde aanpak als bij kunstmest hanteren. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat er nauwelijks verschil is in gewasontwikkeling en opbrengst tussen het gebruik van kunstmest of een voorjaarstoepassing van varkensdrijfmest. Praktijkervaringen geven aan dat de situatie bij het gebruik van slachtkuikenmest anders is. Bij deze mestsoort is de hoeveelheid direct beschikbare minerale stikstof lager en zal het grootste deel van de organisch gebonden stikstof pas later in het groeiseizoen beschikbaar komen. De benodigde aanvullende kunstmeststikstof naast slachtkuikenmest moet dan ook voor het poten worden gegeven, zodat er met name in het begin van het groeiseizoen voldoende stikstof beschikbaar is. Deling van de stikstofgift bij het gebruik van slachtkuikenmest wordt daarom ook afgeraden. Het feit dat slachtkuikenmest laat in het seizoen nog relatief veel stikstof nalevert, is aanleiding om juist bij deze mestsoort voorzichtig te zijn met de dosering.

Richtlijn voor de stikstofgift per ras

Op de proefboerderijen ’t Kompas en Kooijenburg is in meerdere projecten onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de stikstofbemesting op het uitbetalingsgewicht. In 2002 werd ook de invloed op het eiwitgehalte bij verschillende rassen bekeken. Deze proeven werden begin oktober geoogst, het loof werd vernietigd op 1 oktober. Er is steeds gewerkt met vaste stikstoftrappen, 100, 175 en 250 kg N/ha, gegeven als KAS in een éénmalige gift voor het poten. Voor het bereiken van een hoog uitbetalingsgewicht, is de gemiddelde stikstofbehoefte per ras uitgerekend en is een richtlijn opgesteld. Hierbij dient opgemerkt te worden dat op proefboerderij Kooijenburg indien nodig wordt beregend. Dit heeft gevolgen voor de gepresenteerde adviesgiften. Onder droge omstandigheden wordt veelal bij een hoger stikstofniveau een hoger uitbetalingsgewicht bereikt. Door beregening wordt de mineralisatie vanuit de bodem gestimuleerd, zodat de beschikbaarheid van stikstof voor de plant hoger is. Uiteraard dient men bij de opstelling van het bemestingsplan op perceelsniveau rekening te houden met zaken als voorvrucht, de (ingeschatte) stikstofvoorraad in het voorjaar en de stikstofnalevering van het perceel. Daarnaast is het aantal jaren en de jaren van beproeving van belang. Bijvoorbeeld het jaar 2002 kenmerkte zich door een rijke mineralisatie van stikstof uit de bodem.

Tabel. Overzicht van de berekende richtlijn voor de stikstofbemesting en het gerealiseerde uitbetalingsgewicht per ras en locatie Kooijenburg (zandgrond) en 't Kompas (dalgrond).
Ras

Aantal jaren
getoetst

Kooijenburg

't Kompas

Jaren waarin ras is getoetst

N-gift
(kg N/ha)

Uitbetalingsgewicht
(relatief)

N-gift
(kg N/ha)

Uitbetalingsgewicht
(relatief)

94

95

96

97

98

99

00

01

02

Seresta

9

250

108

215

106

x

x

x

x

x

x

x

x

x

Starga

4

250

120

220

119

-

-

-

-

-

x

x

x

-

Kantara

5

250

109

190

104

-

-

-

-

x

x

x

x

-

Karakter

9

140

93

145

103

x

x

x

x

x

x

x

x

x

Kartel

6

165

97

140

97

x

x

x

x

-

-

-

-

-

Sophytra

4

155

95

155

107

-

-

-

-

x

-

x

x

-

Festien

3

150

97

140

104

-

-

-

-

-

x

x

x

x

Mercator

6

140

103

175

107

-

-

-

x

x

x

x

x

x

Karnico

3

120

103

150

113

-

-

-

-

x

x

-

-

x

Katinka

5

190

104

150

107

-

-

-

-

x

x

x

x

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aveka

1

215

87

200

102

-

-

-

-

-

-

-

-

x

Valiant

1

105

93

150

106

-

-

-

-

-

-

-

-

x

Mantra

1

-

-

105

123

-

-

-

-

-

-

-

-

x