Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Prognose bewaarverlies - toets uzelf aan uw collega's

Naast het bezoeken van een rooidemonstratie op proefboerderij Kooijenburg was er ook de mogelijkheid voor telers om een eigen monster ter beoordeling in te leveren. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de beoordelingen van die monsters. Telers die een monster hebben ingestuurd, kunnen in dit artikel zien hoe hun monster ten opzichte van de andere deelnemers heeft gescoord.

Dit is een Agrobiokon-document

Inleiding

In het kader van Agrobiokon-3 programma “Innovatie zetmeelaardappelteelt” is in 2002 veel aandacht besteed aan het belang van het terugdringen van rooibeschadiging. Bewustwording van het feit dat onderhuidse beschadiging leidt tot grote bewaarverliezen was daarbij het hoofddoel.

Opzet en resultaten

Naast het bezoeken van een rooidemonstratie op proefboerderij Kooijenburg op 11 september van dat jaar was er ook de mogelijkheid voor telers om een eigen monster ter beoordeling in te leveren. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de beoordelingen van die monsters. Telers die een monster hebben ingestuurd kunnen in dit artikel zien hoe hun monster ten opzichte van de andere deelnemers heeft gescoord.

Beoordeling monsters

Een kleine 300 telers hebben gehoor gegeven aan de oproep om monsters in te leveren op vier verschillende locaties gedurende de periode van half september tot half november. Deze monsters zijn op kosten van Agrobiokon door het HLB beoordeeld op het voorkomen van beschadigingen en ziektes. De ontvangen monsters bestonden voornamelijk uit de rassen Seresta, Mercator, Karnico, Katinka en Kartel (zie Figuur 1).

Figuur 1. Percentage ontvangen monsters per ras (n=273).

De rassen die in kleine aantallen (Elles, Festien, Kanjer, Kardent, Mantra, Mercury, Nomade en Stabilo) of zonder rasvermelding werden ingeleverd zijn vermeld als “overig”. De telers hebben een prognose ontvangen van het te verwachten extra bewaarverlies als gevolg van onderhuidse beschadiging. In het geval rot van betekenis werd aangetroffen hebben ze ook een signaal gekregen over de mogelijk slechte bewaarbaarheid van de partij. Een overzicht van de ziektes en beschadigingsniveaus die werden aangetroffen in de monsters wordt hieronder weergegeven en besproken.

Beoordeling ziekten

Bij het beoordelen werd slechts in 10 monsters een ontvelling van maximaal 2 – 5% vastgesteld, hetgeen aangeeft dat er geen slecht afgeharde aardappelen werden gerooid.
Schurft verlaagt het onderwatergewicht door luchtinsluiting en bij vooral diepe schurft raakt vuil ingesloten. Gemiddeld waren de aangetroffen schurftaantastingen niet hoog. De verschillen tussen de ontvangen rassen worden in figuur 2 zichtbaar.

Figuur 2. Percentage knoloppervlak bedekt met schurft.

De schurftcijfers van de rassen Karnico, Kartel, Katinka, Mercator en Seresta zijn respectievelijk 4, 8, 6, 7 en 6 volgens het PPO-overzicht van zetmeelaardappelrassen 2003. Hierbij is het cijfer 2 zeer gevoelig voor schurft en 9 weinig gevoelig voor schurft. De gemiddeld aangetroffen aantastingen stemmen behoorlijk overeen met de cijfers die de rassen in het PPO-overzicht hebben. Dat het niet geheel eenvormig is, heeft er mee te maken dat in de monsters niet alle rassen even sterk waren vertegenwoordigd en ook niet van gelijke locaties afkomstig waren.
Ook het percentage knollen met Fusarium en bacterieziek (Erwinia spp.) in de monsters is vastgesteld. In deze gegevens waren geen rasverschillen te ontdekken en was er slechts sprake van incidenten. Er werden 6 monsters met 1%, 1 met 2%, 1 met 6% en 1 met 8% Fusarium gevonden. Bij voldoende ventilatie, zodat de knollen goed opdrogen betekent dit meestal geen grote bedreiging voor de bewaarbaarheid van de partij. Het aantal monsters met bacterieziek was in totaal 51, waarvan 36 met 1% en 15 met meer dan 1 % (tussen 2 en 12). Partijen met meer dan 1 à 2% bacteriezieke knollen worden als moeilijk bewaarbaar aangeschreven.
Bij het beoordelen op Phytophthora is het percentage knollen met zowel externe als interne symptomen vastgesteld. In maar liefst 98 monsters (35 %) werden aangetaste knollen gevonden, in Figuur 3 is het aantal monsters uitgezet tegen het percentage Phytophthora dat in de monsters werd aangetroffen.

Figuur 3. Aantallen monsters met verschillende percentages Phytophthora.

Monsters van de rassen Kartel en Mercator bleken gemiddeld meer aangetaste knollen te hebben in vergelijking met de andere rassen. Partijen met Phytophthoraknollen vragen extra aandacht tijdens de bewaring, zeker wanneer het ‘natte’ knollen betreft door secundaire aantasting door bacteriën. Verder moet rekening gehouden worden met het feit dat aangetaste knollen als tarra aangerekend worden en zij dus bij hoge percentages zelfs tot weigering van de partij kunnen leiden.
Voor wat betreft het percentage knollen met kringerigheid waren de gemiddelde waarden van de rassen Kartel (15%) en Seresta (11%) hoger dan die van de rassen Karnico (6%), Katinka (6%), Mercator (8%) en de overige rassen (6%).

Onderhuidse beschadiging: owg zakt!

Uit onderzoek zijn van een aantal rassen veel gegevens verkregen over de relatie tussen onderhuidse beschadiging en het bewaarverlies dat daardoor ontstaat. Dit type beschadiging droogt in de loop van de bewaring uit waardoor holle ruimtes ontstaan. Het zetmeel blijft aanwezig, maar de holtes verlagen het onderwatergewicht en dus de uitbetaling. De uitdroging is geleidelijk: vlak na de beschadiging is er nog geen daling van het onderwatergewicht, maar het neemt toe in de loop van de tijd. Bij zware beschadiging kan de daling oplopen tot wel 100 gram!
Voor het vaststellen van het verwachte bewaarverlies als gevolg van beschadiging zijn de monsters beoordeeld op de mate van onderhuidse beschadiging en is de beschadigingsindex berekend. In Figuur 4 is het aantal monsters per categorie van de beschadigingindex weergegeven. In Figuur 5 is het gemiddelde beschadigingsniveau per ras weergegeven.

Figuur 4. Aantal monsters per categorie van de beschadigingsindex.

Figuur 5. Gemiddelde beschadigingsindex per ras.

Voorspelling extra bewaarverlies

Voor de rassen waarvoor uit eerder onderzoek veel gegevens beschikbaar waren is een aparte rekenregel gehanteerd om uit de beschadigingsindex het te verwachten extra bewaarverlies te berekenen. Voor de rassen waarvan weinig gegevens zijn is een rekenregel gebaseerd op alle beschikbare gegevens van alle rassen. De berekende extra bewaarverliezen zijn voor alle monsters weergegeven in Figuur 6.

Figuur 6. Voorspelde mate van extra bewaarverlies (%UBG) veroorzaakt door onderhuidse beschadiging (beschadigingsindex).

Telers die een monster hebben ingeleverd, kunnen met behulp van de ontvangen monsteruitslag hun monster terugvinden in Figuur 6. Dit kan gedaan worden door de uitslag voor de beschadigingsindex op de horizontale as aan te wijzen en een verticale lijn naar boven te volgen. De uitslag van het verwachte verlies wijst u aan op de verticale as en u trekt een horizontale lijn naar rechts. Waar de twee lijnen elkaar kruisen bevindt zich uw monster en u kunt vervolgens zien hoe uw monster het gedaan heeft in vergelijking met hetotaal en eventueel in vergelijking met de monsters van hetzelfde ras.
Het gemiddelde van de berekende bewaarverliezen (% UBG) van de ontvangen monsters bleek voor Karnico 6, Kartel 5, Katinka 3, Mercator 7, Seresta 7 en de overige monsters 5 te zijn. Het is duidelijk dat er verschil is tussen rassen, maar ook dat de verschillen tussen monsters van verschillende telers van hetzelfde ras veel groter zijn. Dit hangt voor een deel samen met een verschil in omstandigheden, maar zeker ook met een verschil in vaardigheid om aardappelen met weinig beschadiging te rooien.
Uit Figuur 4 valt af te leiden dat 60 % van de monsters een index voor onderhuidse beschadiging had van 15 of meer. Uit Figuur 6 kan worden afgelezen dat deze monsters na bewaring tussen de 5 en ruim 20 % extra bewaarverlies oplopen door deze beschadiging. Dit is dan alleen nog het te voorspellen verlies als gevolg van de daling van het onderwatergewicht. Doordat beschadiging ook sterk kan bijdragen aan problemen met bacterieziekten kunnen de incidentele verliezen nog veel groter zijn. In een eerder Agrobiokon-project over bewaring bleek al duidelijk dat juist bij hoge beschadigingsniveaus de grote (extra) klappen vallen door hoge percentages verlies als gevolg van rot.