Publicatie datum: 05-03-2014
Pootgoedvermeerdering zetmeelaardappelen
Waar gaat dit over?
In de jaren 2008 tot en met 2012 is in opdracht van Productschap Akkerbouw onderzoek gedaan naar éénjarige rasvermeerdering van (TBM)-pootgoed. Ten behoeve van de rasvergelijkingsserie op de PPO locaties ’t Kompas en Kooijenburg is voorgesteld om het onderzoek te verbeteren door de pootgoedvoorziening voor deze rasvergelijking centraal aan te pakken. Op deze wijze wordt er naast kennis van het ras voor de teelt van zetmeelaardappelen ook kennis voor de teelt en bewaring van het ras als (TBM)-pootgoed verzameld. Bovendien wordt de rasvergelijkingsserie als zodanig verbeterd, aangezien verschillende herkomst van pootgoed van grote invloed kan zijn op de (zetmeel)opbrengst. Van het vijfjarig onderzoek wordt hier verslag gedaan.
Inleiding
Het grootste deel van de zetmeelaardappeltelers vermeerdert in het kader van TBM zelf het eigen pootgoed. Dit gebeurt, uitgaande van klasse E, in de praktijk meestal één tot twee keer.
Om de kostprijs van deze eigen vermeerdering zo laag mogelijk te houden, is het enerzijds van belang om een zo groot mogelijke vermeerderingsfactor te verkrijgen, dus maximaal aantal poters per aangekochte poter. Dit pleit voor een ruimere pootafstand, dus een grotere oppervlakte pootgoed. Anderzijds moeten ook de kosten van de teelt, zoals o.a. aanschaf pootgoed, landhuur, bemesting en gewasbescherming, beperkt worden gehouden, dus streven naar een nauwere pootafstand en dus een kleinere oppervlakte pootgoed. Telers willen graag per ras (en sortering) een advies over hoe zo voordelig mogelijk goed gezond pootgoed geproduceerd kan worden.
Afbeelding 1: Proefveld met verschillende rassen pootaardappelen t.b.v. pootgoedvermeerdering
Onderzoek
In opdracht van Productschap Akkerbouw is onderzoek gedaan naar éénjarige rasvermeerdering van (TBM)-pootgoed. Afhankelijk van het perspectief van een ras voor de zetmeelteelt en de beschikbaarheid van pootgoed bij de kweekbedrijven, is er elk jaar in de periode 2008 tot en met 2012 een rasvermeerdering met verschillende rassen aangelegd op de PPO-locaties Kooijenburg of ‘t Kompas. Van deze rassen zijn in elk jaar de opbrengsten en aantal knollen per sortering bepaald en de vermeerderingsfactor t.b.v. areaalplanning en pootafstand berekend. In het veld zijn de bacteriezieke planten en de viruszieke planten geteld en verwijderd. Tevens is het pootgoed in eigen beheer in een kistenbewaringssysteem bewaard en daaruit zijn de bewaarbaarheid, de gevoeligheid voor bewaarziekten en kiemrust van de verschillende rassen bepaald. Het rapport geeft de samengevatte resultaten uit de verschillende jaren weer, gecorrigeerd voor jaarsinvloeden. Uit deze vermeerdering van de verschillende rassen is tevens pootgoed gereserveerd voor de rasvergelijkingsserie op de beide PPO-locaties in het opvolgende jaar. Dit systeem heeft zeer goed gefunctioneerd. Herkomstverschillen van het pootgoed werden hiermee zoveel mogelijk uitgesloten.
Afbeelding 2: Bewaarproef van pootgoed. De foto is gemaakt op 15 maart 2009. Te zien is het grote verschil in mate kieming tussen de verschillende rassen.
Resultaten
De resultaten voor de verschillende jaren zijn statistisch gecorrigeerd voor jaarsinvloeden, waardoor er een
betrouwbaarder beeld gegeven wordt per ras. Zo geeft grafiek 1 de vermeerderingsfactor voor de verschillende rassen weer. Afbeelding 2 geeft de verschillen in mate kieming tussen verschillende rassen weer.=
Grafiek 1: Vermeerderingsfactor voor de sorteringen 28-55 en 35-55
Conclusies
De vermeerdering van de zetmeelrassen voor pootgoed heeft per ras veel informatie opgeleverd op het terrein van de vermeerderingsfactor en aantallen knollen per sortering. Ook het bewaaronderzoek heeft informatie opgeleverd ten aanzien van bewaarverlies als gevolg van indroging, maar ook op het terrein van bewaarziektes zoals fusarium.
Als een teler heeft gekozen voor een bepaald ras, dan kan dit onderzoek informatie leveren hoe het maximale uit het ras is te halen m.b.t. bijvoorbeeld de vermeerderingsfactor.