Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 21-02-2010

Plaatsing als strategie voor een efficiënte fosfaatbemesting

Fosfaatplaatsing is een bemestingsstrategie waarbij relatief kleine hoeveelheden fosfaat lokaal aangeboden worden in de nabijheid van plantenwortels. In het kader van strengere regelgeving (aanscherping van gebruiksnormen) is onderzocht in hoeverre fosfaatplaatsing een mogelijkheid is om evenwichtsbemesting te realiseren.

Modeluitkomsten gaven aan dat met plaatsing relatief kleine hoeveelheden fosfaat genoeg zijn om de gevraagde opname toch te realiseren. Ook gaven modelberekeningen aan dat een verhoging van het Pw-getal van 25 naar 35 veel minder effectief is dan plaatsing, terwijl voor deze verhoging vele malen meer fosfaat nodig zou zijn.
Uit veldproeven bleek ook dat plaatsing een effectieve manier is om de fosfaatgift sterk te reduceren en toch fosfaat aan te bieden in voldoende hoge concentraties bij de wortel.
Over de bemestende waarde van struviet konden geen uitspraken worden gedaan.

Inleiding

In het Nederlandse Vierde Actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn wordt het streven genoemd om te komen tot een fosfaat-evenwichtsbemesting (op bedrijfsniveau, eventueel op gewasniveau). Dat wil zeggen dat toekomstige gebruiksnormen beperkt worden tot de opname van het gewas plus een onvermijdbaar verlies van maximaal 5 kg fosfaat per hectare. Dit noopt tot bemestingsstrategieën waarmee efficiënter omgegaan wordt met fosfaat en waarmee fosfaatverliezen (op termijn) worden tegengegaan.

Eén van de maatregelen waardoor nutriënten beter benut kunnen worden is het plaatsen van meststoffen.

Onderzoek

Literatuur en modellering

Dit onderzoek, gefinancierd door het Ministerie van LNV en Wetsus, evalueert het effect van plaatsing. Enerzijds door een aantal literatuurdata op een rijtje te zetten, anderzijds door modelmatig de effecten door te rekenen van het plaatsen van meststoffen bij zaaien of planten.
Hierbij is in eerste instantie aandacht geschonken aan fosfaatplaatsing, omdat hier de grootste effecten van verwacht mogen worden (geringe P-mobilitiet in de bodem). In tweede instantie was ook voorzien om modelmatig te onderzoeken in hoeverre plaatsing van stikstof een positief effect op zal leveren. De perspectieven hiervan bleken echter minder interessant, zodat in dit onderzoek voornamelijk aandacht aan P wordt geschonken.

Veldproeven

De resultaten van de modelstudie zijn getoetst in twee veldproeven.
In het potexperiment is het effect van plaatsing bekeken bij de gewassen maïs, ui, boon, spinazie, wortelen, koolzaad en suikerbiet. Hierbij is zandgrond met een Pw-getal van 24 gebruikt, waarbij het Pw-getal van de helft van de grond is verhoogd tot 31 via bijmengen met tripelsuperfosfaat. Vervolgens is bij beide partijen grond het effect van plaatsing van 10 of 30 kg fosfaat per ha bekeken. Daarnaast is bij maïs en koolzaad het effect van coating van zaad met fosfaat (Iseed) bekeken. Het rapport van het potexperiment is nog in voorbereiding.

In 2008 is te Achterberg een veldproef uitgevoerd met als behandelingen geen fosfaatbemesting, 10 of 30 kg fosfaat/ha onder de plantrij geplaatst en 200 kg fosfaat/ha volvelds gestrooid. Op deze proef werden 10 gewassen geteeld, waaronder zaaiui, suikerbiet en snijmaïs. Alle gewassen kregen 90 kg N/ha toegediend.

In 2009 is de proef in Wageningen herhaald, met als extra objecten plaatsing van fosfaat bij spinazie op 5 cm afstand van de rij (effect positie plaatsing), late toediening fosfaat en late zaai spinzaie (invloed temperatuur) en enkele veldjes zoder gewas (verloop fosfaattoestand en werkingsduur toegediende fosfaat).
Voor het onderzoek naar de bemestende waarde van struviet werden twee herkomsten gebruikt en bij giften van 30 en 200 kg fosfaat/ha vergeleken met tripelsuperfosfaat.

Resultaten

2008

Gewasontwikkeling
Het effect van fosfaatbemesting op de begingroei verschilde tussen de gewassen. Een positief effect was op 10 juni te zien bij spinazie en suikerbiet, op 26 juni ook bij maïs, ui en stamslaboon. Op 11 juli waren er bij maïs nog verschillen te zien. Alleen bij spinazie waren er verschillen tussen de bemeste behandelingen. Bij de andere gewassen waren er geen verschillen in gewasontwikkeling tussen plaatsing van 10 of 30 kg fosfaat/ha en volvelds strooien van 200 kg fosfaat/ha.

Opbrengst
Alleen de opbrengst bij onbemest bleef significant achter en over het geheel van de gewassen en per individueel gewas waren er geen significante verschillen in opbrengst tussen plaatsing van 10 of 30 kg fosfaat/ha of volvelds toedienen van 200 kg/ha. Over het geheel van de gewassen heen gezien leek er wel een trend te zijn dat met toenemende gift de opbrengst toenam.

N- en P-gehalte en -opname
Het N-gehalte werd niet of nauwelijks beïnvloed door de verschillende fosfaatbehandelingen. Bemesting met fosfaat gaf over het geheel gezien een hoger P-gehalte ten opzichte van onbemest, maar er waren verschillen tussen de gewassen. Maïs week af door een hoger P-gehalte bij onbemest en bij spinazie werd het sterkste effect op het P-gehalte bij oogst gevonden.
De gewasopname vertoont grotendeels hetzelfde beeld als de opbrengst.

Fosfaatoverschot
Het fosfaatoverschot verschilt sterk tussen de verschillende fosfaatbehandelingen en tussen de gewassen.

2009

Gewasontwikkeling
Op 11 juni was bij maïs de stand beter bij volvelds strooien van 200 kg fosfaat/ha of 30 kg geplaatste fosfaat/ha dan bij volvelds 30 kg/ha, 10 kg geplaatste fosfaat/ha of onbemest. In de loop van het groeiseizoen bleven de effecten van de behandelingen vergelijkbaar, maar namen de verschillen tussen de behandelingen af. Op 21 juli was de gewasstand van geen enkele behandeling meer verschillend van onbemest.

Opbrengst
Bij de oogst werden geen duidelijke verschillen tussen de behandelingen gevonden. De verschillen in stand aan het begin van de groei hebben dus niet geleid tot verschillen in uiteindelijke opbrengst.

N- en P-gehalte en -opname
Stikstofgehalten in het gewas bij de oogst verschilden weinig. Ook de fosfaatgehalten lieten geen verschillen zien.
De gehalten en opname van magnesium was bij de bemesting metstruviet hoger dan bij onbemest of bemest met tripelsuperfosfaat.

Conclusie

Plaatsing bleek een effectieve manier om de fosfaatgift sterk te reduceren en toch fosfaat aan te bieden in voldoende hoge concentraties bij de wortel; zowel een geplaatste gift van 10 als 30 kg fosfaat/ha gaf een vergelijkbare opbrengst met 200 kg fosfaat/ha volvelds gestrooid.
Struviet gaf in 2009 een gelijke opbrengst als tripelsuperfosfaat. Fosfaatbemesting gaf echter in dat jaar geen meeropbrengst ten opzichte van onbemeste veldjes, zoadat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de bemestende waarde van struviet ten opzichte van tripelsuperfosfaat. Een indicatie van fosfaatwerking is wel verkregen; behandelingen met struviet gaven ook een snellere begingroei van maïs dan onbemest.