Publicatie datum: 11-12-2013
Perspectief inlandse teelt eiwithoudende gewassen voor de mengvoederindustrie
In 2011 en 2012 is door PPO, in opdracht van het Productschap Akkerbouw, een 2-jarig onderzoek uitgevoerd waarbij de teelttechnische aspecten en de gewasproductie van een zevental eiwithoudende gewassen in twee Nederlandse teeltgebieden (Zuidoostelijk- en Noordoostelijk zandgebied) werden onderzocht.
Inleiding
Gezien de steeds nadrukkelijker gevoerde discussie over de twijfelachtige duurzaamheid van soja importen is de roep om inlandse productie van eiwitgewassen uiterst actueel. Omdat er naast de erwt en de veldboon de laatste jaren ook over andere eiwitgewassen, m.n. lupine en soja, gesproken wordt, is er behoefte aan een nieuwe actuele inventarisatie van de potentie van eiwithoudende gewassen in Nederland. Ook de mogelijkheden voor benutting van het eiwit uit primair oliehoudende zaden zoals koolzaad, olievlas en deder, als volledig zaad of als perskoek/schroot na winning van de olie, zouden daarbij meegenomen moeten worden.
Onderzoek
Bij aanvang van het project is gekozen voor de belangrijkste ‘graanleguminosen’ erwt, veldboon, sojaboon, blauwe en witte lupine. Naast de vijf droge peulvruchten werden de oliegewassen koolzaad, olievlas en deder in het onderzoek meegenomen vanwege de in het zaad, naast de olie, aanwezige eiwitfractie. Van deze gewassen kunnen de eiwitrijke schilfers of het schroot (na resp. persing of extractie van de olie) in de mengvoederindustrie gebruikt worden.
Op twee PPO-zandlocaties, proefboerderij ‘t Kompas in het Noordoosten (Valthermond) en proefboerderij Vredepeel (Vredepeel) in het Zuidoosten, zijn de diverse eiwitgewassen naast elkaar in proeven uitgezaaid, gericht op de bepaling van de opbrengstpotentie en de evaluatie van de veevoederkundige waarde van het geoogste zaad.
Resultaten
De erwt en de veldboon lieten zowel op ‘t Kompas als op Vredepeel in beide jaren de hoogste opbrengsten zien. Erwten kwamen uit op gemiddeld 5.5 ton/ha terwijl de veldbonen ruim 6 ton opbrachten (tabel 1). Bij de lupines liet de blauwe lupine over de vier proeven een stabielere en gemiddeld hogere opbrengst zien (bijna 3 ton/ha) dan de witte lupine (bijna 2.4 ton/ha). De teelt van soja ondervond grote problemen op de Noordelijke dalgrond (nachtvorst, veronkruiding, vogelschade) en mislukte beide keren. In Vredepeel ging dit veel beter en werden opbrengsten bereikt van 2 tot 3 ton/ha.
De gemiddelde zaadopbrengst van olievlas was in 2011 met 1600 kg/ha erg laag. Dit als gevolg van legering, zaaduitval en vogelvraat op één van de twee velden (opbrengst 498 kg/ha). De opbrengst van de tweede herhaling lag met 2704 kg/ha aanzienlijk hoger. In 2012 werd gemiddeld een wat lagere opbrengst gerealiseerd (2120 kg/ha). Deder lag alleen in 2012 in het proefveld op Vredepeel en realiseerde een zaadopbrengst van 2200 kg/ha. Dit was aanzienlijk lager dan de gemiddelde opbrengst van 4786 kg/ha, gerealiseerd in een proef met vier dederrassen in 2011. In géén van de proeven werd koolzaad opgenomen omdat dit praktisch niet uitvoerbaar was. Voor de opbrengst van dit eiwit/oliegewas is uitgegaan van een in 2011 op proefboerderij Vredepeel gelegen winterkoolzaad rassenproef waarin een gemiddelde opbrengst (over 8 rassen) van 3877 kg/ha (bij 15% vocht) gerealiseerd werd.
Tabel 1. Zaadopbrengsten eiwitgewassen Vredepeel en Valthermond 2011 en 2012 (bij 15% vocht).
‘t Kompas 2011 | Vredepeel2011 | ‘t Kompas 2012 | Vredepeel 2012 | Gem | |
Gele erwt | 5243 | 6001 | 5887 | 4876 | 5496 |
Veldboon | 4545 | 5262 | 7129 | 8107 | 6273 |
Blauwe Lupine | 2864 | 2752 | 3388 | 2737 | 2938 |
Witte Lupine | 1914 | 1887 | 2636 | 3021 | 2371 |
Soja | 696 | 2239 | - | 3228 | 2157 |
Olievlas | - | 1601 | - | 2120 | 1749 |
Deder | - | - | - | 2200 | 1827 |
Naast de zaadopbrengsten werden ook uitgebreide kwaliteitsanalyses uitgevoerd aan de eiwitgewassen en o.a. zetmeel- en eiwitopbrengsten per ha berekend. Zo werden de hoogste eiwitgehaltes bereikt bij soja en witte lupine (ca. 35%). De hoogste eiwitopbrengst per ha werd echter geleverd door veldbonen, hoewel het eiwitgehalte met 27% een stuk lager was. De hogere fysieke opbrengst gaf hierbij de doorslag.
Conclusies
De proeven hebben laten zien dat de teelt van de betreffende eiwitgewassen (goed) mogelijk is, maar dat het opbrengstniveau nog onvoldoende is voor een economisch concurrerende teelt. Daarnaast is er een aantal serieuze teeltproblemen zoals: vorstgevoeligheid, beperkte mogelijkheden voor chemische onkruidbestrijding, beperkte grondsoortkeuze (pH), minder geslaagde zaadinoculatie en late bloei en afrijping.
Om een vergelijkbaar saldo te verkrijgen als met granen zullen de zaadopbrengsten van de eiwitgewassen flink omhoog moeten. Dit zou kunnen gebeuren door de ontwikkeling van nieuwe rassen en een optimalisatie van de teelt. Voorlopig lijken nog de meeste kansen te liggen bij erwten en met name veldbonen.
Daarnaast biedt de teelt van soja op termijn perspectieven. De prijzen voor Europese soja (non-GMO soja) zijn relatief hoog en wanneer opbrengsten gerealiseerd kunnen gaan worden van 3.5-4 ton soja per ha zou het bruto saldo concurrerend kunnen gaan worden.
Veldbonen gaven in de proeven met eiwitgewassen in 2011 en 2012 de hoogste zaadopbrengst.