Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-2002

Optimalisatie van de N-bemesting van wintertarwe m.b.v. chlorophylmeting

In 2001 is het N-adviessysteem voor wintertarwe op basis van chlorophylmeting op een 50-tal praktijkpercelen geïntroduceerd. Tarwepercelen in het Noordoosten (Oldambt), midden (Oostelijk en Zuidelijk Flevoland) en Zuidwesten (Hoekse Waard en Noord Beveland) werden bezocht.
Telers zijn enthousiast over de chlorophylmethode: de meter is gebruikersvriendelijk, een meting is snel uitgevoerd en informatie over de bemestingstoestand van het gewas vindt men waardevol. Toch waren telers nog behoudend in hun bijstelling van de hoogte van de N-giften.
Er lijkt een aantal verstorende factoren een rol te kunnen spelen bij een chlorophylmeting, met name op het tijdstip van de tweede N-gift.

Inleiding

Op basis van het gebruik van een 'chlorophylmeter' is door meststoffenfabrikant Hydro in de afgelopen jaren in Duitsland een adviessysteem ontwikkeld voor de N-bemesting van o.a. wintertarwe. De ervaringen hiermee zijn positief en het systeem zou ook voor de Nederlandse tarwetelers voordelen kunnen bieden.
Door het gebruik van de chlorophylmeter zal de N-voorziening, meer dan nu het geval is, kunnen gebeuren op basis van de behoefte van het gewas. Hierdoor zal minder vaak teveel of te weinig stikstof gegeven worden. De opbrengst (zekerheid) en de kwaliteit zullen hierdoor toenemen.

Proefopzet

In 2001 is het N-adviessysteem voor wintertarwe op basis van chlorophylmeting op een 50-tal praktijkpercelen geïntroduceerd. Tarwepercelen in het Noordoosten (Oldambt), midden (Oostelijk en Zuidelijk Flevoland) en Zuidwesten (Hoekse Waard en Noord Beveland) werden bezocht.
Omdat het [INVALID URL] was uitgevoerd bij het ras Ritmo hadden percelen ingezaaid met dit ras de voorkeur. Echter ook percelen Vivant, Bercy en Drifter waren geschikt om aan het onderzoek mee te doen; in de periode 1998-2000 waren de verschillen in groenheid van enkele rassen t.o.v. Ritmo vastgelegd.
De betreffende percelen zijn op het moment van de tweede en derde N-gift bezocht, en daarbij is een chlorophylmeting uitgevoerd. Aan de teler is telkens gevraagd wat de geplande hoogte van de N-gift was; daarna is hem de uitslag van de meting en de bijbehorende adviesgift meegedeeld. Later is de uiteindelijk gegeven hoogte van de N-gift opgevraagd en zijn relevante teeltgegevens van deze percelen verzameld.

Er waren slechts kleine verschillen in de gemiddelde N-min in het voorjaar tussen de regio’s ondanks de verschillende voorvruchten (veelal tarwe in Groningen en aardappelen of suikerbieten in de andere gebieden). Wanneer de rassen Drifter en Vivant voldoende stikstof tot hun beschikking hebben voor een optimale groei ligt de chlorophylwaarde bij de tweede N-gift tussen de 660 en 720. De gemeten waarden bij Drifter op de proefpercelen verschilden weinig per regio en lagen gemiddeld op het gewenste niveau. Wanneer de rassen Drifter en Vivant voldoende stikstof tot hun beschikking hebben voor een optimale groei, ligt de chlorophylwaarde bij de 3e N-gift tussen de 710 en 770. De gemeten waarden bij beide rassen op de proefpercelen verschilden weinig per regio en lagen gemiddeld iets onder het gewenste niveau. Alleen de Drifter percelen in Groningen waren gemiddeld op niveau. De adviesgiften volgens het chlorophylsysteem waren dan ook hoger dan de veelal geplande 3e gift van 40 kg N per ha.

Resultaten en conclusies

  • De geadviseerde N-giften op basis van de chlorophylmeter waren in 2001 gemiddeld hoger dan wat de teler van plan was te geven.
  • Telers zijn enthousiast over de chlorophylmethode: de meter is gebruikersvriendelijk, een meting is snel uitgevoerd en informatie over de bemestingstoestand van het gewas vindt men waardevol. Toch waren telers nog behoudend in hun bijstelling van de hoogte van de N-giften; veelal houdt men toch vast aan de geplande gift, of past deze iets aan. "De methode moet zich eerst maar eens bewijzen".
  • Er lijkt een aantal verstorende factoren een rol te kunnen spelen bij een chlorophylmeting, met name op het tijdstip van de tweede N-gift. Als gevolg van (strenge) nachtvorst kan een tijdelijke verkleuring van het gewas optreden; ook bespuitingen met een herbicide en/of een groeiregulator (CCC, Moddus) kunnen de gewaskleur beïnvloeden. Hierdoor kan een te hoge of te lage N-gift geadviseerd worden.