Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 30-04-2014

Onderzoek Sclerotinia in 2012

Sclerotinia sclerotiorum is een bodemgebonden schimmelziekte. In Nederland neemt de problematiek met Sclerotinia in akkerbouw- en tuinbouwgewassen steeds meer toe. Zo ook in de aardappelteelt en dan vooral op zandgronden.

Inleiding

Sclerotinia is in veel gewassen een zeer schadelijke ziekte die vanwege het ontbreken van effectieve fungiciden moeilijk te bestrijden is. Er waren aanwijzingen dat de spuittechniek een belangrijke bijdrage kan leveren aan een verbetering van de bestrijding van Sclerotinia. Ook de timing van de bespuitingen is van belang. De bespuitingen moeten uitgevoerd worden als de sporen aanwezig zijn en als de omstandigheden voor infectie gunstig zijn. Daartoe is het van belang informatie te hebben over de mate van besmetting van percelen met de Sclerotinia sclerotiën en over de verspreiding van de Sclerotinia sporen.

Het onderzoek

Om te komen tot een integrale aanpak van de problematiek is er door de Productschappen Tuinbouw en Akkerbouw voor 2012 gekozen voor een gezamenlijke financiering van een aantal onderzoeksprojecten die ondergebracht zijn bij de onderzoeksinstellingen DLV Plant, PPO-AGV en Proeftuin Zwaagdijk. Deze thema’s waren:
-    speuren naar sporen (PPO-AGV);
-    aantal sclerotiën (PPO-AGV);
-    beslissingsondersteunende systemen in stamslaboon, B-peen en witlof (Proeftuin Zwaagdijk);
-    spuittechniek in aardappelen,  stamslaboon, B-peen en witlof (DLV Plant).

In 2011 kwam uit de metingen naar voren dat er op veel plaatsen veel ascosporen in de lucht gemeten konden worden. Er was niet zo’n duidelijk verschil tussen plaatsen waar veel paddenstoelen stonden en geen paddenstoelen stonden en het aantal ascosporen in de lucht. Het onderzoek in 2012 was er op gericht om na te gaan of en onder welke omstandigheden er plaatsen zijn met een lage sporendruk in de nabijheid van percelen met een te verwachten hoge sporendruk.

Een parameter die van belang is bij voorspelling van de infectie is het verschijningstijdstip van de paddenstoelen van S. sclerotiorum in het voorjaar/zomer en een andere is de hoeveelheid paddenstoelen die tevoorschijn komen gerelateerd aan de bodembesmetting. Deze gegevens kunnen de voorspelling door een BOS verbeteren.

Naast een goede timing van een bespuiting tegen Sclerotinia is het ook essentieel dat het gewas goed bedekt wordt door het gespoten fungicide. Vooral bij zware gewassen is het altijd moeilijk om met de standaard spuittechniek onderin het gewas te komen terwijl daar juist vaak infecties plaatsvinden. Daarom is nagegaan of een andere techniek de effectiviteit kan verbeteren. Daarbij is gekozen voor de WingsSprayer techniek omdat deze techniek meer afwijkt van conventioneel spuiten dan luchtondersteuning of lucht-vloeistofdoppen.

Resultaat 2012

In 2012 werden op en rond een perceel aardappelen te Middelbeers en een perceel peen te Ens metingen uitgevoerd naar de aantallen ascosporen van Sclerotinia in de lucht. In de aardappelen waren grote aantallen paddenstoelen aanwezig en er werden ook hoge aantallen ascosporen in de lucht gemeten. Op de grens van het aangrenzende perceel maïs waren met de wind mee ook hogere aantallen aanwezig, die van de aardappelen afkomstig waren. Na de maïs werden geen ascosporen gemeten.
In de peen te Ens weden geen paddenstoelen gevonden. Op 16 augustus waren er geen ascosporen aanwezig, maar op 28 september duidelijk wel. Op 16 augustus waren er in de peen geen ascosporen komen aanwaaien van de aardappelen (laag besmettingsniveau), maar in de uien waren er op 28 september wel ascosporen komen aanwaaien van het hogere besmettingsniveau van de peen. Deze verspreiding was tot op 15 m waarneembaar maar niet op ongeveer 150 m. Op 10 oktober stond de wind loodrecht op de richting van de meetlijn. Toen werden hogere aantallen ascosporen gemeten waarschijnlijk als gevolg van een groenbemester die op 150 m afstand groeide bij een buurman. De conclusie is dat op percelen met paddenstoelen hoge aantallen ascosporen in de lucht worden gevonden. Op ‘schone’ percelen kunnen ook ascosporen worden gemeten, wanneer op aangrenzende percelen uit de windrichting paddenstoelen (al of niet vindbaar) aanwezig zijn of wanneer op het zogenaamd ‘schone’ perceel toch moeilijk vindbare paddenstoelen verspreid aanwezig zijn.

Doel van het tellen van de sclerotiën in de grond was of er een relatie gelegd kon worden met het verschijnen van de paddenstoelen. Op 9 plaatsen werd van 8 locaties het aantal sclerotiën per kg grond vastgesteld en werd de levensvatbaarheid gemeten. Op één locatie met de hoogste besmetting van ongeveer 1.9  vitale sclerotiën per kg grond werd een zeer hoge dichtheid aan paddenstoelen vastgesteld van 15 per m2. Op andere locaties met minder dan 0.8 levensvatbare sclerotiën werden geen paddenstoelen waargenomen. Het kan van grote waarde zijn om proefvelden voor Sclerotinia onderzoek te selecteren met een hoge bodembesmetting van levensvatbare sclerotiën.

In vier gewassen werden praktijkmatige proeven aangelegd gericht op de vergelijking van het conventioneel spuitsysteem met een WingsSprayer. In witlof en B-peen ontstond geen gewasaantasting zodat een verschil tussen de systemen wat betreft effectiviteit niet aangetoond kon worden.
In stamslaboontjes trad een zeer zware aantasting op bij conventioneel spuiten. Het verschil met de WingsSprayer was groot. Door de betere gewasindringing van de gebruikte fungiciden was de werking van de WingsSprayer beduidend beter.
In aardappelen (Productschap Akkerbouw) werd bij de WingsSprayer ook iets minder aantasting gevonden dan bij conventioneel spuiten, maar dit verschil was statistisch niet betrouwbaar.