Publicatie datum: 15-10-2005
Nematologische aspecten van kruidenteelten
Dit onderzoek heeft zich geconcentreerd op de kruiden maggi, valeriaan en peterselie en de aaltjes Pratylenchus penetrans, Paratrichodorus pachydermus en Meloidogyne chitwoodi. Uit de proeven en de inventarisatie van praktijkpercelen met valplekken is gebleken dat maggi, valeriaan en peterselie allemaal goede waardplanten zijn voor P. penetrans en P. pachydermus. M. chitwoodi is helemaal niet aangetroffen in de praktijkinventarisatie op probleempercelen. Ook in de potproeven bleek geen van deze kruidengewassen een goede waardplant te zijn voor M. chitwoodi . Alleen peterselie is een slechte tot matige waardplant voor M. chitwoodi.
Op zandgrond moet in het bouwplan goed rekening gehouden worden met de teelt van kruidengewassen. Er kunnen aan het begin van de teelt beter geen hoge dichtheden P. pratylenchus en/of P. pachydermus aanwezig zijn op het perceel. Na een probleemloze teelt van kruidengewassen is het goed om voor P. penetrans en P. pachydermus schadegevoelige gewassen een aaltjesbemonstering uit te voeren. Ongemerkt kunnen er toch schadelijke aaltjesniveaus zijn ontstaan op het perceel.
Inleiding
De kruidenteelt kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan verschillende gewassen in een door de jaren heen sterk wisselend areaal. De teelt vindt hoofdzakelijk plaats op gangbare akkerbouwbedrijven waarbij de gewassen éénjarig worden geteeld en in rotatie 'meedraaien', meestal 1 op 3 of 4 in het graan- of 'diversen'-blok.
De teelt is voorbehouden aan een selecte groep akkerbouwers met vaak jarenlange teeltervaring en contractuele teeltafspraken met de verwerkende industrie. Teelt van de kruiden-bladgewassen (Digitalis en de aromatische kruiden) vindt veelal op zavelgronden in de Flevopolder (OFl.) en Zuidwest-Brabant plaats. Verbouw van wortelkruiden, zoals valeriaan, maggiwortel en Angelica, vindt plaats op de zandgronden in Oost-Nederland (Brabant, Overijssel).
Al is het kruidenareaal beperkt, toch komen er de laatste jaren vanuit de telers en de contracterende industrie steeds meer vragen naar voren over de aaltjesgevoeligheid van specifieke kruiden en de effecten ervan in bouwplanverband (de zgn. waardplantstatus van specifieke kruidengewassen).
In toenemende mate worden 'moeheidsverschijnselen' gemeld, waarbij kruidengewassen (meestal) pleksgewijs achterblijven en waarvan de oorzaak gelegen lijkt in een te intensieve teelt van eenzelfde kruidengewas (of combinatie van kruidengewassen) of een gevoeligheid voor specifieke aaltjes die door teelt van o.a. deze gewassen in een bouwplan zijn gegenereerd.
In de veelheid van kruidengewassen werd gefocust op het keukenkruid peterselie en de wortelgewassen valeriaan en maggi en op de economisch meest belangrijke aaltjes in het kruidentelend gebied: Meloidogyne chitwoodi, Pratylenchus penetrans en Paratrichodorus pachydermus.
Aanpak
Begonnen werd met een zoektocht naar literatuur op het specifieke terrein van kruiden en aaltjes. In de teeltseizoenen gedurende de driejarige looptijd van het project werden probleempercelen bemonsterd om zo de nematologische problemen van de kruidenteelt in de praktijk te inventariseren.
Voor de gewassen maggi, valeriaan en peterselie werd in potproeven in de kas de waardplantstatus voor M. chitwoodi, P. penetrans en P. pachydermus bepaald. Naar aanleiding van de resultaten van de potproeven zijn twee veldproeven aangelegd waar van nature resp. P. penetrans en P. pachydermus voorkwam.
Resultaten
Potproeven
De gewassen maggi en valeriaan zijn beide een slechte waard voor M. chitwoodi . Peterselie is een slechte tot matige waard voor M. chitwoodi.
Maggi en valeriaan zijn goede waardplanten voor Pratylenchus penetrans . Peterselie lijkt een wat minder goede waard dan maggi en valeriaan maar is niet significant verschillend van de matige waard Italiaans raaigras. Peterselie is wel significant verschillend van Maggi en Valeriaan.
Zowel maggi, valeriaan als peterselie zijn goede waardplanten voor P. pachydermus. De virusdruk in de aaltjespopulatie was niet voldoende hoog om eenduidige resultaten te genereren in de petunia-toets.
Op basis van deze resultaten lijkt M. chitwoodi geen probleem in de onderzochte gewassen en is besloten om de veldproeven te concentreren op P. penetrans en P. pachydermus.
Veldproeven
De gewassen maggi en peterselie zijn beide goede waardplanten voor Pratylenchus penetrans en Paratrichodorus pachydermus . Voor het gewas valeriaan kunnen helaas uit de veldproeven geen conclusies getrokken worden, omdat het gewas niet aangeslagen is.
Praktijkinventarisatie
P. pachydermus en P. penetrans zijn de aaltjes die in de kruidenteelt veelal worden gevonden bij bemonsteringen in slecht groeiende percelen. Daarnaast lijkt Rotylenchus in een aantal gevallen ook een rol te spelen. Meloidogyne is niet aangetroffen in de inventarisatiemonsters.
Peterselie wordt hoofdzakelijk op zavel/klei geteeld en hier hebben zich gedurende het project geen probleem voorgedaan. Op deze zwaardere gronden spelen P. pachydermus , P. penetrans en M. chitwoodi ook een minder grote rol dan op zandgronden.
Conclusies
Uit de proeven en de praktijkinventarisatie blijkt dat op zandgronden kruidengewassen niet probleemloos in het bouwplan passen. Zowel maggi, valeriaan als peterselie laat hoge dichtheden P. penetrans en P. pachydermus achter. In de praktijk zijn P. penetrans en P. pachydermus in hoge dichtheden aanwezig in valplekken valeriaan en maggi. Dit duidt erop dat maggi en valeriaan ook schadegevoelig kunnen zijn voor deze aaltjes. Over de schaderelatie kan op basis van deze praktijkinventarisatie geen uitspraak gedaan worden. Daarvoor is onderzoek nodig op verschillende aaltjesdichtheden in combinatie met bemonsteringen in voor- en najaar op vaste punten.Er moet met de vruchtopvolging in het bouwplan goed rekening gehouden worden dat de teelt van kruidengewassen beter niet kan starten op hoge dichtheden P. penetrans en P. pachydermus . Na de teelt van maggi, peterselie en valeriaan kan beter geen gewas geteeld worden dat schadegevoelig is voor hoge dichtheden P. penetrans en P. pachydermus .
De rol van Rotylenchus is niet duidelijk geworden binnen dit project. In verschillende praktijkmonsters zijn verontrustende dichtheden van dit aaltje aangetroffen. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen zou er voor dit aaltje specifieke proeven opgezet moeten worden.