Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-2004

Nauwkeurig cichorei zaaien loont

In dit artikel wordt ingegaan op het belang van het nauwkeurig zaaien van cichorei.

Waar gaat dit artikel over?
De opkomst van cichorei wordt sterk beïnvloed door de weers- en bodemomstandigheden. Met een goede zaaibedbereiding en een juiste afstelling van de zaaimachine kan de opkomst verbeterd worden. Verschillen in zaaizaadkwaliteit zijn gering.

Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Opkomstproeven
3. Invloed van weer en bodem
4. Zaaimachine en zaadsoort
5. Rassen en zaadpartijen
6. Conclusie
7. Adviezen voor de praktijk

1. Inleiding

In de cichoreiteelt blijken er elk jaar weer grote verschillen te bestaan in veldopkomst. Van jaar tot jaar en van perceel tot perceel kan de veldopkomst variëren van ca. 50% - 90%. Soms kan het opkomstpercentage zelfs lager zijn dan 50%. Een vraag die vaak gesteld wordt, is of er ook verschillen zijn in zaaizaadkwaliteit. In de afgelopen drie jaar heeft het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving hieraan onderzoek verricht.

Terug naar de inhoudsopgave van dit artikel


2. Opkomstproeven

Zowel in Colijnsplaat (Zeeland) als in Lelystad (Flevoland) zijn in de jaren 2001, 2002 en 2003 veldopkomstproeven uitgevoerd. Op beide locaties werd op twee tijdstippen gezaaid, het eerste tijdstip zo vroeg mogelijk na 25 maart en het tweede ca. veertien dagen later. Alle partijen pillenzaad, gecoat zaad en minipillenzaad die in genoemde jaren geleverd werden aan de praktijk, zijn in deze proeven uitgezaaid. Het pillenzaad werd met een Nodet-zaaimachine gezaaid, het gecoate - en minipillenzaad met een Mini-air-zaaimachine.

Terug naar de inhoudsopgave van dit artikel


3. Invloed van weer en bodem

Evenals in de praktijk variëerde de opkomst enorm van jaar tot jaar, van locatie tot locatie en van zaaitijdstip tot zaaitijdstip. Tabel 1 laat zien dat de opkomst uiteen liep van ca. 30% tot ca. 90%.

Tabel 1: Veldopkomst pillenzaad gezaaid met een Nodet, gecoat zaad en minipillenzaad gezaaid met een Mini-air. Van pillenzaad en gecoat zaad is het gemiddelde genomen van drie rassen: Orchies, Nausica en Arancha

Zaadsoort en zaaimethode Zaaidatum
2001 2002 2003
Lelystad Colijnsplaat Lelystad Colijnsplaat Lelystad Colijnsplaat
5 april 24 april 13 april 3 mei 27 maart 11 april 3 april 22 april 26 maart 10 april 25 maart 14 april
Pillenzaad, gezaaid met Nodet 58 46 60 82 78 84 73 85 55 88 27 75
Gecoat zaad, gezaaid met Mini-air 52 42 52 67 63 67 47 53 48 73 32 62
Minipillenzaad, gezaaid met Mini-air1 55 33 51 62 - - - - 56 85 31 72
1: gegevens van één ras (in 2001: Nausica; in 2003: Melci)

De variatie in opkomst moet vooral toegeschreven worden aan de grote verschillen in weers- en bodemomstandigheden. De temperatuur in de zaaivoor en de neerslag is bijgehouden. In 2001 kwam op beide locaties de cichorei in de eerste zaai traag op vanwege de lage bodemtemperatuur. De vochtvoorziening was goed in 2001. De tweede zaai in Lelystad had te maken met iets korstvorming. In de twee andere jaren werd de opkomst, vooral van de eerste zaai, vertraagd door vochtgebrek. Vooral in 2003 leidde dit tot een slechte opkomst. In Colijnsplaat trad ook korstvorming op. Ook in de praktijk waren er in 2003, m.n. in het Zuidwesten, opkomstproblemen vanwege vochtgebrek. Tijdens de eerste zaai was de bodemtemperatuur in 2002 relatief hoog, terwijl deze in 2003 laag was.

Terug naar de inhoudsopgave van dit artikel


4. Zaaimachine en zaadsoort

In tabel 1 is te zien dat het pillenzaad gezaaid met de Nodet meestal een betere opkomst gaf dan het gecoate zaad, gezaaid met de Mini-air. In 2001 was dit verschil het kleinst. In de andere twee jaren was er vaak een verschil van ca. 15 – 30% (absoluut). Deze opkomstverschillen moeten niet toegeschreven worden aan kwaliteitsverschillen tussen pillenzaad en gecoat zaad, maar aan de kwaliteit van het zaaiwerk. Met de zaadpartijen zijn nl. ook kiemproeven uitgevoerd. Uit deze proeven blijkt dat het gecoate zaad meestal zelfs beter kiemde dan het pillenzaad. Het verschil tussen de twee zaaimachines was groot. In de eerste plaats was de Nodet uitgerust met zwaardere kouters dan de Mini-air, waardoor met de Nodet beter en regelmatiger op de juiste diepte gezaaid kon worden. Daarnaast verschilde ook de wijze waarop de zaaivoor werd dichtgedrukt. De Nodet was uitgerust met twee iets schuinstaande aandrukrollen, terwijl bij de Mini-air de zaaivoor aangedrukt werd door een rubber wiel dat midden over de zaaivoor liep. In situaties met korstvorming bleek de grond bij de Nodet sneller scheuren te vertonen in het kleine rugje grond boven de zaaivoor. Ook werd het pillenzaad vanwege het grotere gewicht ook beter op de juiste diepte afgelegd dan het lichtere gecoate zaad. Vooral onder drogere omstandigheden, zoals in 2002 en 2003, is blijkbaar het op de juiste diepte zaaien van het zaad zeer belangrijk.
De vergelijking van de minipil met de andere zaadsoorten kon slechts globaal gemaakt worden, omdat slechts in twee jaren van één ras een partij minipillen beschikbaar was. In 2001 was de opkomst van het minipillenzaad niet beter dan van het gecoate zaad; in 2003 was dit vaak wel het geval. Het minipillenzaad werd gezaaid met een Mini-air.

Terug naar de inhoudsopgave van dit artikel


5. Rassen en zaadpartijen

Bij de vergelijking van de diverse partijen pillenzaad blijkt dat het ras Orchies meestal de hoogste opkomst gaf (zie tabel 2).

Tabel 2: Veldopkomst van het pillenzaad en het gecoate zaad van verschillende rassen, gemiddeld over vier proeven per jaar

Ras Pillenzaad, gezaaid met Nodett Gecoat zaad, gezaaid met Mini-air
2001 2002 2003 2001 2002 2003
Orchies 68 87 65 54 61 57
Arancha 58 80 57 54 56 53
Nausica 59 73 62 51 57 52
Hera 63 80 63 52 59 --1
Katrien 60 -- -- 57 -- --
Melci -- 80 66 -- 57 56
Bergues -- 72 65 -- -- --
Turquoise -- 80 -- -- -- --
Faste -- 79 63 -- -- --
1: -- = niet beschikbaar in het betreffende jaar

De andere rassen vertoonden onderling geen duidelijke verschillen. Het maximale verschil tussen de beste pillenzaadpartij en de slechtste pillenzaadpartij varieerde per jaar van ca. 10% tot ca. 15 % (absoluut). Bij het gecoate zaad lagen de opkomstpercentages van de verschillende rassen veel dichter bij elkaar. Geprobeerd is om met behulp van een koude-toets, waarbij de zaden gedurende 20 dagen bij een lage temperatuur (5 C) te kiemen worden gelegd, de slechtere veldopkomst van sommige partijen te voorspellen, maar dit is nog onvoldoende gelukt.

Terug naar de inhoudsopgave van dit artikel


6. Conclusie

De verschillende weers- en zaaibedomstandigheden zijn verreweg de belangrijkste veroorzakers van de grote variatie in veldopkomst. Daarnaast speelt de kwaliteit van het zaaiwerk een belangrijke rol. In het algemeen blijkt het moeilijker te zijn om gecoat zaad op de goede diepte te zaaien. De keuze van de zaaimachine en de juiste afstelling zijn zeer belangrijk. Jaarlijks zijn er verschillen tussen de ene partij pillenzaad en de andere partij. Hetzelfde geldt voor gecoat zaad. Echter deze verschillen zijn meestal beperkt in vergelijking met de opkomstverschillen die toegeschreven moeten worden aan het weer, het zaaibed en de kwaliteit van het zaaiwerk. Bovendien zijn deze verschillen (nog) niet goed te voorspellen.

Terug naar de inhoudsopgave van dit artikel


7. Adviezen voor de praktijk

De opkomst hangt van veel factoren af die niet te beïnvloeden zijn. Er is echter een wel aantal zaken die nadrukkelijk aandacht verdienen:

  • Het zaaibed moet gelijkmatig, goed vlak en ondiep zijn. Reeds bij de hoofdgrondbewerking moet gestreefd worden naar een zo vlak mogelijke ligging. Bij de zaaibedbereiding is het van belang om spoorvorming te voorkomen en de grond gelijkmatig aan te drukken;
  • Het zaaibed moet, bij voorkeur in één werkgang, aangelegd worden in dezelfde richting als het ploegwerk en de zaairichting. Dit bevordert een gelijkmatige opkomst;
  • Het zaaibed mag niet te fijn zijn, omdat anders het gevaar groot is dat de grond dichtslaat;
  • Als optimale zaaitijd kan de eerste week van april aangehouden worden, maar dit is uiteraard ook afhankelijk van de weersomstandigheden. Bij zaaien voor 1 april loopt men bij de schietergevoelige rassen een verhoogd risico op veel schieters;
  • Er moet gezaaid worden met een zaaimachine die het zaad zo nauwkeurig mogelijk aflegt op de juiste diepte (0,5 – 1 cm) en onderlinge afstand in de rij (8 à 10 cm). Het op de juiste diepte zaaien is met gecoat zaad moeilijker dan met pillenzaad. Het nauwkeurig afstellen van de machine dient bij gecoat zaad nog meer aandacht te krijgen dan bij pillenzaad. Vooral onder droge omstandigheden is het te adviseren om bij gecoat zaad een kleinere onderlinge afstand in de rij aan te houden dan bij pillenzaad.