Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-07-2004

Naar andere aanwending van mest op kleigrond

In seizoen 2005/2006 wordt het uitrijden van drijfmest op kleigrond in de maanden december en januari verboden. Bovendien wordt de najaarstoepassing ontmoedigd door het hanteren van een forfaitaire werkingscoëfficiënt voor stikstof in drijfmest van 30% . Deze werkingscoëfficiënt wordt de volgende jaren verhoogd tot die van voorjaarstoepassing. De verbodsperiode wordt bovendien de komende jaren uitgebreid tot een verbodsperiode van 15 september tot 1 februari. De nieuwe wetgeving heeft grote gevolgen voor de mesttoepassing op kleigrond. Nu wordt bijna alle dierlijke mest op kleigrond immers juist in het najaar uitgereden.
Het is nog onduidelijk hoe in de nieuwe mestwetgeving wordt omgegaan met toepassing van vaste mestsoorten en met de vaste, rulle fractie van gescheiden mest. In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijkheden die de akkerbouwer op kleigrond heeft om ook in de toekomst dierlijke mest te gebruiken. Voorjaarstoepassing van mest en toepassing van de vaste, rulle fractie van gescheiden drijfmest in het najaar bieden het meeste perspectief.

Inleiding

In seizoen 2005/2006 wordt uitrijden van drijfmest op de kleigrond in de maanden december en januari verboden. Bovendien wordt de najaarstoepassing ontmoedigd door het hanteren van een forfaitaire werkingscoëfficiënt voor stikstof in drijfmest van 30 % . Deze werkingscoëfficiënt wordt de volgende jaren verhoogd tot die van voorjaarstoepassing. De verbodsperiode wordt bovendien de komende jaren uitgebreid tot een verbodsperiode van 15 september tot 1 februari. De nieuwe wetgeving heeft grote gevolgen voor de mesttoepassing op kleigrond. Nu wordt bijna alle dierlijke mest op kleigrond immers juist in het najaar uitgereden.
Het is nog onduidelijk hoe in de nieuwe mestwetgeving wordt omgegaan met toepassing van vaste mestsoorten en met de vaste, rulle fractie van gescheiden mest. In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijkheden die de akkerbouwer op kleigrond heeft om ook in de toekomst dierlijke mest te gebruiken.

Slechte N-werking bij najaarstoepassing

Dierlijke mest is voor de akkerbouwer een waardevol product. Met de mest worden goedkope mineralen en organische stof aangevoerd. De waarde van de mest wordt niet alleen bepaald door het gehalte aan mineralen in de mest, maar veel meer door de besparing aan kunstmest die mogelijk is. Bij najaarstoepassing van drijfmest gaat veel van de stikstof verloren en zorgt voor een vervuiling van het milieu. Als vuistregel wordt wel een werkingscoëfficiënt van 20% gehanteerd. Voor fosfaat en kali kan wel uitgegaan worden van een werking van 100%. Uit PPO-proeven van de afgelopen jaren blijkt dat zelfs 20% N-werking bij najaarstoepassing niet altijd gehaald wordt. In de seizoenen 1999/2000 en 2000/2001 op Proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat en in seizoen 2002/2003 op PPO-proefbedrijf Westmaas zijn proeven met als volggewas aardappelen uitgevoerd. In dit onderzoek is de opbrengst van de met drijfmest bemeste objecten vergeleken met die van kunstmest-N. De hoeveelheid kunstmest-N die nodig is om tot dezelfde opbrengst te komen als die van het object met dierlijke mesttoepassing is als werkzame N gedefinieerd. De hoeveelheid werkzame N als percentage van de totaal aanwezige N in de mest geeft vervolgens de werkingscoëfficiënt weer. De resultaten van de najaarstoepassingen zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1. Werkingscoëfficiënt van stikstof bij najaarstoepassing van drijfmest in drie PPO-proeven met aardappelen als toetsgewas.
SeizoenProefplaatsAantal objectenVarkensdrijfmest (ton/ha)Stikstof in mest (kg N/ha)Benodigde kunstmest-N om tot dezelfde opbrengst te komen (kg N/ha)N-werking najaarstoepassing (%)
99/00Colijnsplaat335312103
00/01Colijnsplaat240256135
02/03Westmaas226243167

Geconcludeerd kan worden dat in deze proeven de N-werking bij najaarstoepassing van drijfmest slechts 5 % was. Dit is veel lager dan algemeen wordt aangenomen. Het illustreert tevens de noodzaak om methoden te vinden om tot een betere N-werking te komen. Een vijftal mogelijkheden wordt hier besproken.

Voorjaarstoepassing van drijfmest in aardappelen

In het onderzoek in Colijnsplaat en Westmaas is ook voorjaarstoepassing voor de teelt van aardappelen beproefd. In tabel 2 wordt de werkingscoëfficiënt van de stikstof uit de mest bij voorjaarstoepassing weergegeven.

Tabel 2. Werkingscoëfficiënt van stikstof bij voorjaarstoepassing van drijfmest in drie PPO-proeven met aardappelen als toetsgewas.
SeizoenProefplaatsAantal objectenVarkensdrijfmest (ton/ha)Stikstof in mest (kg N/ha)Benodigde kunstmest-N om tot dezelfde opbrengst te komen (kg N/ha)N-werking voorjaarstoepassing (%)
99/00Colijnsplaat33525617267
00/01Colijnsplaat1402042613
02/03Westmaas1191758649

Tussen de jaren komen wel grote verschillen voor. De N-werking van de voorjaarstoepassing in 2000/2001 viel erg tegen. Hiervoor is geen verklaring te geven. Gemiddeld over drie jaar was de N-werking 43%. De resultaten bevestigen dat bij voorjaarstoepassing een hoge N-werking mogelijk is, maar laten ook zien dat de werking niet altijd voorspelbaar is. [INVALID URL] voor het poten leidde in het onderzoek niet tot opbrengstreductie door structuurschade aan de grond. Wel bestaat de kans dat aardappelen iets later gepoot worden, wat enige opbrengst kan kosten. Toepassen van drijfmest na het poten is een betere optie, maar het inwerken van de mest in dezelfde werkgang is technisch nog niet goed mogelijk.

Najaarstoepassing gecombineerd met telen van groenbemester

In het onderzoek te Colijnsplaat en Westmaas is ook de mesttoepassing op de graanstoppel voorafgaand aan het zaaien van een groenbemester beproefd. Wanneer de mestgift wordt afgestemd op de opnamecapaciteit van de groenbemester kan via de groenbemester ongeveer de helft van de door de groenbemester opgenomen hoeveelheid stikstof op de kunstmest aan de aardappelen bespaard worden. Een geslaagde groenbemester neemt ongeveer 80 tot 100 kg N/ha op. Hierbij past een mestgift van 20 ton varkensdrijfmest/ha. Uitgaande van een gift van 140 kg N-totaal in de drijfmest en een N-besparing aan kunstmest-N van 44 kg/ha wordt zo een N-werking van 30% gerealiseerd. In het onderzoek werd deze N-werking vanwege onvoldoende slaging van de groenbemester niet gehaald. Eerder uitgevoerd onderzoek heeft aangetoond dat deze methode wel perspectief biedt.

Toevoeging van DMPP aan drijfmest

In de seizoenen 2002/2003 en 2003/2004 is in onderzoek op PPO-proefbedrijf Westmaas bij najaarstoepassing van varkensdrijfmest [INVALID URL] (Entec) aan de mest toegediend. De remstof remt de omzetting van ammoniak in nitraat en verkleint daardoor de kans op N-uitspoeling. In beide proeven werd door de DMPP-toevoeging in het daaropvolgende voorjaar ongeveer 40 kg N/ha meer aangetroffen. Het effect van de DMPP-toevoeging op de N-werking kan even groot zijn als die van de mesttoepassing op een vroeg gezaaide groenbemester.

Voorjaarstoepassing van drijfmest in wintertarwe

In onderzoek dat door PPO samen met het toenmalige IMAG in 2002 is uitgevoerd bleek dat [INVALID URL] met een zodebemester goed mogelijk is. De mest moet wel in een aansluitende werkgang ingeëgd worden. Vanwege de betrekkelijk hoge ammoniakemissie bij toepassing in een veldgewas en de betrekkelijk korte N-opnameperiode van wintertarwe is de N-werking bij voorjaarstoepassing in wintertarwe 50 tot 55%.

Gebruik van dikke, rulle fractie van gescheiden drijfmest

Door scheiden van de drijfmest in een vaste, rulle fractie en in effluent worden twee waardevolle componenten gekregen. De dikke fractie is rijk aan fosfaat en organische stof. Het stikstofgehalte is betrekkelijk laag en bovendien is veel van de stikstof in organische vorm aanwezig. Daardoor is de stikstof minder gevoelig voor uitspoeling. De dikke fractie kan met een mestverspreider worden uitgereden. Gelet op het hoge fosfaatgehalte volstaat een dosering van ongeveer 10 ton/ha. Het effluent kan in het voorjaar worden uitgereden op dezelfde wijze als gewone drijfmest. Vanwege het hoge ammoniakgehalte in het effluent kan de N-werking hoger zijn dan die van gewone drijfmest. Verwacht mag worden dat toepassing van het effluent vanwege transportkosten vooral in de mestproductiegebieden plaats heeft. Voor de kleigrond is vooral de dikke, rulle fractie interessant. In tabel 3 zijn resultaten weergegeven van de PPO-proeven in Colijnsplaat en Westmaas.

Tabel 3. Werkingscoëfficiënt van stikstof bij najaarstoepassing van vaste fractie van gescheiden varkensdrijfmest en voorjaarstoepassing van effluent in twee PPO-proeven met aardappelen als toetsgewas.
SeizoenProefplaatsGescheiden fractiedosering (ton/ha)Stikstof in mest (kg N/ha)Benodigde kunstmest-N om tot dezelfde opbrengst te komen (kg N/ha)N-werking (%)
00/01ColijnsplaatVast141325038
02/03WestmaasVast101292620
02/03Westmaaseffluent501429466

Conclusie

De toepassing van drijfmest in het najaar op kleigrond wordt in de nieuwe mestwetgeving beperkt en over enkele jaren verboden. Onderzoek door PPO laat zien dat er een aantal mogelijkheden is om de mesttoepassing te optimaliseren en ook in de toekomst mogelijk te houden. Voorjaarstoepassing van mest en toepassing van de vaste, rulle fractie van gescheiden drijfmest in het najaar bieden het meeste perspectief.