Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-01-1999

N-bemesting en rijping van zetmeelaardappelen

De stikstofbemesting is, naast de rassenkeuze, een mogelijkheid om te sturen in de afrijping van zetmeelaardappelen. Bij veel rassen kan een beperkte basisgift tijdens het groeiseizoen aangevuld worden tot het op dat moment gewenste niveau op basis van grond- of bladsteeltjesonderzoek. Bij deling van de stikstofgift kan ook beter ingespeeld worden op het groeiseizoen. Een vroege afrijping van het gewas komt de bewaarkwaliteit in zijn algemeenheid ten goede en een iets lager uitbetalingsgewicht kan gecompenseerd worden door minder bewaarverliezen. Niet alle rassen lenen zich in gelijke mate voor deling van de stikstofbemesting en een te lage basisgift laat zich moeilijk corrigeren tijdens het groeiseizoen.

Dit is een product van Agrobiokon

Stikstofbemesting en deling

Bij de oogst laat de kwaliteit van de zetmeelaardappelen soms te wensen over. Het gewas is vaak onvoldoende afgerijpt, zodat er gemakkelijk rooibeschadigingen optreden. Dit heeft als tot gevolg het optreden van vuilinsluiting, het mogelijk ontstaan van rot, hoge bewaarverliezen en kwaliteitskorting. Deze problemen zijn deels uit te sluiten door een langere periode aan te houden tussen het moment van loofdoding en de oogst. Een groot nadeel hiervan is echter dat de oogst daardoor nog eens extra verlaat wordt. Beter is te streven naar een vroegtijdige loofvernietiging en een goed rooibaar gewas.
Naast de rassenkeuze en voorkiemen is de stikstofbemesting een belangrijke factor die de afrijping van het gewas kan beïnvloeden. Door deling van de stikstofbemesting is het gewas beter te sturen en kan er beter ingespeeld worden op het groeiseizoen. Door een beperkte basisgift en bijbemesting tijdens het groeiseizoen wordt het gewas niet onnodig verlaat.
Bij de late en zeer late rassen, zoals Kartel, is stikstofdeling te overwegen. Zoals uit figuur 1 blijkt, is met een bijbemesting begin juli een achterblijvende loofontwikkeling te herstellen en met een lagere totaal stikstofgift wordt een opbrengst bereikt die vergelijkbaar is met het niveau bij de éénmalige gift.

Figuur 1. Gemiddeld verloop van de grondbedekking van het ras Kartel gedurende twee groei-seizoenen bij twee stikstofniveaus op proefboerderij Kooijenburg.

De basis- en totaalgift mag echter ook niet te laag zijn, zoals blijkt uit figuur 2 met het ras Seresta.

Figuur 2. Gemiddeld verloop van de grondbedekking van het ras Seresta gedurende twee groeiseizoenen bij twee stikstofniveaus op proefboerderij Kooijenburg.

Uit deze grafiek en uit de opbrengstgegevens van tabel 1 blijkt duidelijk dat de loofontwikkeling van het gewas en uiteindelijk ook het uitbetalingsgewicht achterblijft bij een basisgift van 100 kg N/ha en een relatief lage totaalgift van 150 kg N/ha.
Uit diverse proeven is gebleken dat het uitbetalingsgewicht nauwelijks meer stijgt als de grondbedekking op het eind van het groeiseizoen eenmaal is gedaald tot zo'n 30%. Bij het lage stikstofniveau wordt dit moment reeds bereikt op 14 september, 13 dagen eerder dan bij de éénmalige gift van 250 kg N/ha.

Tabel 1. Relatieve opbrengstgegevens van de rassen Seresta en Kartel bij twee niveaus van stikstofbemesting gemiddeld over 1997 en 1998 op proefboerderij Kooijenburg.
RasGift (kg N/ha)Veldgewicht (ton/ha)OWGUitbetalingsgewicht (ton/ha)
Seresta25011398111
Seresta100+5010399103
Kartel1759210193
Kartel100 + 509010090

In deze proeven is het bemestingsniveau van de éénmalige gift afgestemd op het huidige advies vanuit het onderzoek op de proefboerderijen ‘t Kompas/Kooijenburg. Bijbemesting op 3 juli (dagnummer 183) is gebeurd op basis van bladsteeltjes of NBS. Voor enkele rassen die in het begin een vrij open gewas geven, zoals Seresta, is het raadzaam om de gewenste hoeveelheid stikstof in één keer te geven voor het poten.
Van belang voor de opbrengst is dat de aanvullende gift op het juiste moment wordt gegeven en dat de stikstof direct beschikbaar is. Indien niet beregend kan worden, is de toepassing van urean of ureum een uitkomst. Voor het bepalen van het juiste moment van bijbemesten zijn de beschikbare of in ontwikkeling zijnde hulpmiddelen, zoals bladsteeltjesanalyse, NBS of cropscanmeting, een hulpmiddel om de stikstofstatus van het gewas snel te kunnen meten. Ook een stikstofvenster, waarbij de basisgift nog eens met 40 kg N wordt verlaagd, kan een hulpmiddel zijn om te zien of het gewas op de rest van het perceel spoedig stikstof nodig heeft.

Organische mest

De sturingsmogelijkheden tijdens het groeiseizoen zijn bij het gebruik van organische mest beperkt. Met name bij vaste slachtkuikenmest komt de stikstof uit de mest veelal laat vrij. Bij vroege oogst van de aardappelen kan het effect op opbrengst, maar met name ook op het OWG negatief zijn. Bij vroege oogst zal de bemesting in verband met de directe beschikbaarheid van stikstof, met name gericht moeten zijn op de toepassing van varkensdrijfmest of kunstmest.

Risico van een te lage stikstofgift

Minder stikstof bemesten hoeft niet altijd een verlies van uitbetalingsgewicht te betekenen. Dit is gebleken uit verwerking van proefveldresultaten van allerlei proeven met stikstofbemesting over een periode van 34 jaar op veenkoloniale grond. In tabel 2 zijn deze resultaten vermeld.

Tabel 2. Berekende optimale stikstofgift en verlies aan saldo bij lagere stikstofgift op basis van 34 jaar onderzoek.
Gift kg N/ha (berekend optimum = 205)
KansSaldoKansSaldoKansSaldo
- 5 % = 19591%+ €4,-6%- €23,-3%- €82,-
- 10 % = 18594%+ €4,506%- €80,-3%- €164,-

Het berekende optimum over alle jaren is 205 kg N/ha geweest. Hierbij is alleen gekeken naar het uitbetalingsgewicht. Duidelijk is dat er een zeer grote kans, van zo’n 90 %, op een iets hoger saldo bij een stikstofgift die 5 á 10% lager is. Het risico van een substantieel lager saldo is klein. Slechts in 3% van de jaren zal het saldo per hectare fors dalen bij een stikstofgift die 10 % te laag is geweest dan het berekende optimum. Dit verlies aan saldo kan oplopen tot circa € 150 per hectare. Bedenk hierbij echter wel, dat gaandeweg het groeiseizoen, als blijkt dat het gewas inderdaad meer stikstof nodig heeft dan er is gegeven, altijd corrigerend opgetreden kan worden. Een te hoge gift is niet meer te corrigeren tijdens het groeiseizoen. Aangezien het risico van een lagere opbrengst beperkt en voor een groot deel beheersbaar is, is het raadzaam om de stikstofgift te matigen. Dit is een investering in een betere bewaarkwaliteit.