Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-11-2000

Middelen tegen valse meeldauw en bladvlekken in ui

Met de komst van de waarschuwingssystemen BOTCAST en DOWNCAST in de uienteelt is de vraag naar het werkingsspectrum en de werkingsduur van de fungiciden actueel. Uit de resultaten van de veldproeven is een duidelijk beeld te vormen van het werkingsspectrum van de al toegelaten fungiciden en een paar potentiële kandidaat-fungiciden. Het traject van de werkingsduur is wat concreter geworden, maar behoeft nog nader onderzoek.

Inleiding

Zoals elk levend organisme zijn belagers heeft, heeft ook de zaaiui te kampen met ziekten die proberen het loof in een zo snel mogelijk tempo te consumeren. Op zich niet zo'n probleem, want de zaaiui wordt geteeld voor de ui en het loof hoeft er niet "spic en span" uit te zien. Echter, een te zware aantasting van het loof resulteert in een verminderde aanmaak van assimilaten en dus in kleinere uien. Er moet daarom vrij vaak gespoten worden tegen de boosdoeners valse meeldauw (Peronospora destructor, afbeelding 1) en bladvlekken (Botrytis squamosa, afbeelding 2).

Afbeelding 1. Valse meeldauw in ui.

Afbeelding 2. Bladvlekken in ui.

De waarschuwingssystemen BOTCAST (bladvlekken) en DOWNCAST (valse meeldauw) zijn, na een aantal jaren bijstellen en testen door het PAV in samenwerking met Opticrop, nu zodanig aangepast aan de Nederlandse omstandigheden dat ze een waardevolle aanvulling zijn voor de bestrijdingsstrategie. De informatie over het werkingsspectrum en de werkingsduur van de fungiciden is summier. Aanvullende gegevens kunnen de waarschuwingssystemen aanscherpen, zodat er nog doelgerichter opgetreden kan worden tegen de ziekten. Op het PAV is naar aanleiding van bovengenoemde leemte in de kennis, onderzoek gestart. In 1997 en 1998 zijn in zaaiuien veldpoeven aangelegd te Lelystad en Colijnsplaat met toegelaten en nieuwe fungiciden, gespoten met diverse spuitintervallen.

Proefopzet en uitvoering

In de jaren 1997 en 1998 zijn op beide locaties diverse fungiciden (zie tabel 1) gespoten met een spuitinterval van 4, 8 en 12 dagen.

Tabel 1. Toegepaste fungiciden in de jaren 1997 en 1998 op beide locaties.
MerknaamWerkzame stofDosering per ha
Middel AA2,5 kg
Kenbyo mixkresoxim-methyl (550g/l) + mancozeb (75%)0,4 l + 1 kg
Middel CC2,0 kg
Luxan Zimanaatmaneb/zineb (38/41%)3 kg
Daconil Mchloorthalonil/maneb (25/50%)2 kg
Shirlan Flowfluazinam (500 g/l)0,5 l
onbeh(andeld)geen

Er zijn nog geen uienrassen bekend die resistenties bezitten tegen valse meeldauw of bladvlekkenziekte. Daarom zijn de proeven uitgevoerd in lokaal gangbare rassen (Lelystad: Summit; Colijnsplaat: Hyskin).
Voor de bepaling van de netto-opbrengst is het gewicht van de uien met een diameter van 35 - 80 mm bij elkaar opgeteld en omgerekend naar tonnen per ha.

Resultaten en bespreking

Valse meeldauw

In 1997 is begin juni te Lelystad de eerste bespuiting uitgevoerd, omdat in de omgeving van de proef valse meeldauw in plantuien was waargenomen. Eind juni werd de eerste aantasting in het proefveld waargenomen. In 1998 was het door de aanhoudende regen eind juni pas mogelijk om begin juli te starten met de fungicidebespuitingen. De eerste bespuiting is dus uitgevoerd op een uiengewas waar al enkele zichtbaar zieke bladeren te zien waren en waar waarschijnlijk nog meer niet-zichtbare ziekte aanwezig was. In beide jaren werden de proeven te Lelystad zwaar aangetast. Te Colijnsplaat trad lichte aantasting op.

Bladvlekkenziekte

Eind juli 1997 werden de eerste bladvlekken waargenomen in de veldproef te Colijnsplaat. In 1998 trad de bladvlekkenziekte in Lelystad laat in het seizoen op en werd overschaduwd door valsemeeldauwaantasting.

1997

De resultaten van de veldproeven in 1997 staan in de figuren 1 t/m 4.

Figuur 1. Aantasting door valse meeldauw. PAV-Lelystad, 1997.

De figuren 1 en 2 geven de resultaten weer van de proef in Lelystad. De valsemeeldauw-aantasting (figuur 1) laat een patroon zien dat in de lijn der verwachtingen ligt. Hoe korter het spuitinterval, des te beter de bestrijding. De fungiciden A en Luxan Zimanaat hebben de sterkste werking tegen valse meeldauw. Zelfs de toepassing met een spuitinterval van 12 dagen is acceptabel als men bedenkt dat de uien in de onbehandelde veldjes voor 100% waren aangetast. Kenbyo Mix en Daconil M hielden bij een 4- of 8-daags spuitinterval de valse meeldauw aardig in bedwang. Eind juli werd er een sterke toename van valsemeeldauwvlekken waargenomen in de veldjes die behandeld waren met Kenbyo Mix. De middelen C en Shirlan Flow hadden nauwelijks effect op de schimmel.

Figuur 2. Netto ui-opbrengst (ton/ha). PAV-Lelystad, 1997.

De netto ui-opbrengst is omgekeerd evenredig met de valsemeeldauwaantasting (figuur 2). Hoe beter de bestrijding, hoe hoger de opbrengst. De bespuitingen met Kenbyo Mix gaven een hogere ui-opbrengst dan uit de bestrijdingsresultaten verwacht kon worden. Kresoximmethyl stimuleert planten om effectiever met water en assimilaten om te gaan, waardoor de planten een groeistimulans krijgen.

Figuur 3. Aantasting bladvlekken in ui. Colijnsplaat, 1997.

De figuren 3 en 4 geven de resultaten van de proef te Colijnsplaat weer. Het effect van middelen op bladvlekkenziekte is weergegeven in figuur 3. Ook hier geldt hoe korter het spuitinterval, des te beter de bestrijding van de bladvlekkenziekte. Shirlan Flow en Kenbyo Mix hadden een sterke werking tegen de Botrytis schimmel. Daconil M was in een 4- of 8-daags spuitinterval een goede tweede. De fungiciden A, C en Luxan Zimanaat hadden weinig effect op de bladvlekkenziekte.

Figuur 4. Netto ui-opbrengst (ton/ha). Colijnsplaat, 1997.

De opbrengst (figuur 4) is ook hier omgekeerd evenredig met het bestrijdingsresultaat, zij het in mindere mate dan in de proef te Lelystad. Het groeistimulerend effect van kresoxim-methyl kwam niet tot uiting.

1998

De resultaten van de proef te Lelystad staan weergegeven in de figuren 5 t/m 7.

Figuur 5. Aantasting door valse meeldauw. PAV-Lelystad, 1998.

Figuur 6. Aantasting bladvlekken. PAV-Lelystad, 1998.

Figuur 7. Netto ui-opbrengst (ton/ha). PAV-Lelystad, 1998.

Meteen valt op dat de aantasting door valse meeldauw en door bladvlekken het grootst is in het 8-daags spuitinterval, terwijl "normaal" gesproken het 12-daagse spuitinterval de zwaarste aantasting zou moeten vertonen. Hetzelfde beeld is terug te vinden in de opbrengstgegevens. Het 8-daags spuitinterval heeft de laagste opbrengst. Er was al pleksgewijs valsemeeldauwaantasting aanwezig in de proef, voordat de eerste bespuitingen uitgevoerd werden. Dit had tot effect dat de aantasting van de behandelde objecten ten opzichte van onbehandeld in 1998 zwaarder was dan in 1997. De geteste fungiciden hebben een preventieve werking en zijn nauwelijks in staat een al aanwezige infectie/aantasting tegen te houden. Verder werd door het regenachtige weer in de maand juli een aantal bespuitingen in de objecten "spuitinterval 4 en 8 dagen" (tabel 2) noodgedwongen met een groter interval toegepast.

Tabel 2. Spuitdata veldproef te Lelystad 1998.
SpuitintervalSpuitdata
4 - daags3/78/710/715/720/723/727/73/87/812/817/825/8
8 - daags3/710/720/727/73/812/8
12 - daags3/715/727/77/8

Op 10 juli zijn de objecten 4- en 8-daags spuitinterval volgens schema gespoten. Op 11 en 12 juli is in totaal 11 mm regen gevallen, wat een (gedeeltelijke) afspoeling van de middelen veroorzaakt kan hebben. Volgens DOWNCAST was er op 15 en 16 juli een grote kans op infectie met valse meeldauw. Op 15 juli werden de objecten in het 4-daags en 12-daags spuitinterval gespoten, zodat deze objecten net op tijd weer beschermd waren. De objecten in het 8-daags spuitinterval werden pas op 20 juli gespoten. Ze waren dus in de gevaarlijke periode slecht beschermd en werden waarschijnlijk geïnfecteerd. Dit zou de verklaring kunnen zijn voor de "verrassende resultaten" in deze veldproef. De werking van de fungicidebespuitingen komt in grote lijnen overeen met de resultaten van 1997, het vreemde "omkeer"-effect van de 8- en 12-daagse spuitinterval buiten beschouwing latend. Op 11 augustus werd plotseling weer een sterke toename van valsemeeldauwaantasting in de met Kenbyo Mix behandelde veldjes zichtbaar, ongeacht het gebruikte spuitinterval. In de opbrengstcijfers is de groeistimulans van Kenbyo Mix herkenbaar.

Conclusies

  • Het is duidelijk dat de werkingsduur van Kenbyo Mix, middel A en Luxan Zimanaat tegen valse meeldauw minimaal vier dagen is. Acht dagen lijkt een te lange periode.Voor de bestrijding van bladvlekken is een 8-daags spuitinterval met Shirlan en Kenbyo Mix voldoende.
  • Hoewel een 4-daags spuitinterval de beste bestrijdingsresultaten geeft, is zo'n spuitregime praktisch niet haalbaar, economisch niet verantwoord en milieutechnisch ongewenst.
  • Beter is het om de fungiciden in te zetten op die tijdstippen waarop de schimmels het uiengewas kunnen infecteren, zoals gebleken is uit de proeven van 1998. De waarschuwingssystemen BOTCAST en DOWNCAST zijn daar goede instrumenten voor.
  • Middel A geeft een zeer goede bestrijding van valse meeldauw in ui. Het middel heeft echter nog geen toelating gekregen.
  • Kenbyo Mix dat intussen een toelating heeft gekregen in de uien, is een welkome aanwinst in de bestrijding van valse meeldauw en bladvlekkenziekte in ui.
  • Kresoxim-methyl, één van de werkzame stoffen in Kenbyo Mix, is een strobilurine en derhalve gevoelig voor resistentie-opbouw. Vandaar dat er een speciale toepassingsstrategie is opgezet om een snelle resistentie-opbouw bij de valse meeldauw te voorkomen. Maximaal drie maal spuiten en afwisselen met Shirlan.
  • Kresoxim-methyl heeft een stimulerend effect op de groei van de uienplant. Dit resulteert in een opbrengstverhoging. Of dit op het ogenblik economisch interessant is valt te betwijfelen.
  • Alle getoetste fungiciden hebben een voornamelijk preventieve werking. Het is dus zaak om een aantasting vóór te blijven.
  • Duidelijk is dat de uienteelt nog steeds afhankelijk is van de fungiciden mancozeb, maneb en zineb, als het gaat om valse meeldauw en de strijd tegen resistentieopbouw tegen moderne fungiciden.
  • De resultaten uit deze veldproeven kunnen door de "modelbouwers" gebruikt worden om in te passen in de waarschuwingssystemen.