Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-02-2005

Kluiten van regenwormen aanpakken met gips

Oogsten van aardappelen zonder grondtarra; in de Flevopolder gloort weer hoop aan de horizon. De laatste jaren werd de klei in aardappelruggen met hoge aantallen regenwormen versmeerd, waardoor moeilijk afbreekbare kluiten ontstonden. Een probleem waarvan de omvang ieder jaar weer afhangt van de hoeveelheid neerslag die tijdens het teeltseizoen op het aardappelveld valt. Gips biedt weerstand tegen deze vorm van kluitvorming, zo blijkt uit veldonderzoek van PPO-agv in Lelystad.

Onderzoek

Kluitvorming door regenwormen, het probleem werd voor het eerste waargenomen in begin jaren negentig. Het oogsten van de aardappelen in de Flevopolder ging plaatselijk veel minder eenvoudig dan de jaren voorheen. Toename van kluiten in de oogst, periodieke meldingen van het niet meer kunnen oogsten van de aardappelen. Stichting Proefbedrijven Flevoland trok aan de bel, en met medefinanciering van het Hoofdproductschap Akkerbouw werd onderzoek op touw gezet. Al snel bleek uit het onderzoek van PPO-agv dat hoge aantallen regenwormen periodiek en plaatselijk toename van grondtarra veroorzaakten. Regenwormen mogen echter niet worden beschouwd als excuus voor alle structuurproblemen. Kluiten veroorzaakt door regenwormen zijn zeer goed te onderscheiden van structuurkluiten: minder compact met een duidelijke aanwezige activiteit van regenwormen. Structuurkluiten zijn compact, in het voorjaar reeds aanwezig, gevormd door mechanische activiteit of neerslag tijdens de teelt of simpelweg fysische ondergrond door te diep oogsten. Kluitvorming door regenwormen komt op deze kleigronden met name op percelen voor met als voorvrucht meerjarig grasland. Binnen akkerbouwrotaties beperkt het probleem zich op plekken met voor akkerbouwbegrippen opvallend hoge aantallen regenwormen.

Afbeelding 1. Kluitvorming door regenwormen.

Een emmerproef gaf aan dat zwavelzure ammoniak en gips goed werken tegen kluitvorming (figuur 1). Zowel de aanwezigheid van wormen als het vochtpercentage zijn factoren die het proces van kluitvorming echter sterk beïnvloeden, maar de werking van de twee middelen werd onomstreden vastgesteld. In 2004 zijn zwavelzure ammoniak, gips en magnesium-brandkalk in vier veldproeven in de Flevopolder getest. Zwavelzure ammoniak is een zuurwerkende stikstofmeststof (21% N) voorzien van 60% zwaveltrioxide. De zure werking draagt zorg voor het vrijkomen van calcium in het bodemvocht door onder andere afbraak van in de bodem in overvloed aanwezige schelpen. Gips en magnesium-brandkalk zijn structuurverbeterende kalkmeststoffen. Gips bevat naast 32% calciumoxide ook 46% zwaveltrioxide. Het gebruikte magnesium-brandkalk bevat 60% calciumoxide en 25% magnesiumoxide en is vanwege positieve geluiden uit de praktijk als behandeling meegenomen in de veldproeven. Alle middelen zijn of vlak vóór het poten of vlak vóór het frezen aan de aardappelruggen toegediend.

Figuur 1. Percentage kluiten groter dan 4 cm (emmerproef).

Resultaten

Toediening vóór het poten of vóór het frezen gaf voor de verschillende behandelingen geen verschil. Oogst onder droge omstandigheden gaf minder duidelijke verschillen dan onder een natte oogst. Ter illustratie ziet u in figuur 2 twee van de vier proefvelden waarin zowel in het voorjaar als in het najaar de hoogste aantallen regenwormen werden aangetroffen. Gips toegediend in een dosering van 6 en 12 ton per ha gaf de minste hoeveelheden kluiten. Zwavelzure ammoniak en magnesium-brandkalk hadden beiden een minder goed effect. Vooral zwavelzure ammoniak viel in de veldproef tegen, zeker als je dit afzet tegen de zeer positieve resultaten in de emmerproef. Een mogelijke verklaring hiervoor is het in de emmerproef aangetoonde toxische effect van zwavelzure ammoniak op regenwormen. Wellicht doet dit toxische effect in de praktijk zich minder snel voor.

Figuur 2. Grondtarra (kg) per veldje (18 m2), 2004.

Op locatie Z (52% afslibbaar) zijn de behandelingen vlak vóór het poten toegepast en de veldjes zijn onder droge omstandigheden gerooid.
Op locatie M (50% afslibbaar) zijn de behandelingen vlak vóór het frezen toegepast en de veldjes zijn onder natte omstandigheden gerooid.

Om inzicht te krijgen in het effect van de diverse middelen op de grondstructuur in de rug, zijn in totaal drie waarnemingen verricht (figuur 3):

  • Meten met een penetrometer wat de kracht is die nodig is om een conus met een bepaald oppervlak de grond in te drukken. Naarmate de weerstand hoger is, is de grond stugger;
  • Nemen van grondmonsters aan de zijkanten van de aardappelruggen. Na drogen werden de kluitgroottes bepaald;
  • Bepalen van de grondtarra tijdens de oogst.
Figuur 3. Plaats van de drie verrichte waarnemingen.

In tabel 1 vindt u de resultaten van deze waarnemingen. De plusjes geven de positieve effecten van de behandelingen weer ten opzichte van de controleveldjes. Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat 12 ton per ha gips voor alle waarnemingen positief werkt op de bodemstructuur in de aardappelruggen. Zes ton per ha geeft eveneens veel plussen en presteerde nooit betrouwbaar minder dan 12 ton per ha gips. Zwavelzure ammoniak in doseringen van 1 en 2 ton per ha, 3 ton per ha gips en 6 ton per ha magnesium-brandkalk gaven in vergelijking met 6 en 12 ton per ha gips minder goede resultaten bij alle drie waarnemingsmethoden.

Tabel 1. Betrouwbaar positief effect (+) van drie waarnemingen op vier locaties (Z, R, M, D) in 2004.

De witte tabelcellen betreffen behandelingen die vóór het frezen zijn toegediend, de gele tabelcellen betreffen behandelingen die vóór het poten zijn toegediend.

Discussie

Aan toe te dienen hoeveelheden gips is geen limiet verbonden. Gips in doseringen van 6 en 12 ton per ha, vlak voor het poten of frezen toegediend, gaf tijdens het meerjarig onderzoek geen fytotoxiciteit en opbrengstvermindering. Ook de wetgeving geeft geen limiet aan hoeveelheden gips en kalkmeststoffen per hectare. Gezien de resultaten voldoet een gift tussen de 6 en 12 ton. Een nauwkeuriger advies is op dit moment niet te geven en zal in de praktijk ook afhangen van de hoeveelheid vocht die je tijdens het seizoen krijgt en de beginpopulatie wormen. De hoeveelheid zwavelzure ammoniak is gebonden aan de N-behoefte van het gewas en de minasnormen in 2005. Grote giften gips of zwavelzure ammoniak zullen leiden tot een flinke sulfaatuitspoeling, dit is uit het oogpunt van waterkwaliteit ongewenst. Zwavelzure ammoniak verlaagt de pH van de grond en wordt iets vroeger toegediend dan KAS, vanwege het trager vrijkomen van de stikstof in de zuurwerkende meststof. Grote giften kalk kunnen nadelig zijn voor de beschikbaarheid en de opname van bepaalde nutriënten, zoals magnesium. Hiermee moet rekening gehouden worden. Verzeker u bij aankoop dat de gips niet verontreinigd is met zware metalen. In de PPO-AGV proeven is gewerkt met PURAC gips, Standard zwavelzure ammoniak en Magnesium-Branntkalk, waarvan het laatste product alleen in 2004 is getest. De Standard zwavelzure ammoniak is gebruikt vanwege de kleine korrelgrootte (± 1,1 mm), waarmee een homogenere verdeling door de aardappelrug kan worden verwacht. Magnesium-Branntkalk heeft als voordeel dat er geen zwaveltrioxide aan de bodem wordt toegediend. Voor meer informatie kunt u terecht bij de leveranciers.