Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 24-07-2008

Keuze groenbemester en aaltjes

De teelt van een groenbemester heeft vanuit meerdere aspecten een positief effect op de bodem. Een groenbemester biedt bescherming tegen de ongunstige invloeden van regen en wind (verslemping, stuiven, uitspoeling en erosie) en is zeer gunstig voor het organische stofgehalte van de bodem.
Echter, vele groenbemesters zijn voor de meeste vrijlevende aaltjes een goede gelegenheid om nog (extra) te vermeerderen na het hoofdgewas. Afhankelijk van de aanwezige aaltjessoorten en besmettingniveaus moet een heel bewuste keuze gemaakt worden uit de beschikbare groenbemesters. In sommige situaties, zeker wanneer er meerdere aaltjessoorten voorkomen en zwarte braak geen optie is, is een doodgespoten graanstoppel of een korte rogge- of bladrammenasteelt (max 6 weken) de veiligste keuze.

Tot voor kort waren er voor de Trichodoride-aaltjes alleen gegevens bekend over Paratrichodorus teres. Uit het [INVALID URL] van de afgelopen jaren is gebleken dat de Trichodoride-aaltjes niet over één kam geschoren kunnen worden. Dat maakt de keuze voor een groenbemester niet eenvoudiger. Zijn Paratrichodorus teres-aaltjes het potentiële probleem voor het volgende seizoen. dan wordt de keuze beperkt tot bladrammenas of gele mosterd. Zij vermeerderen dit aaltje niet of zeer weinig. Indien het tabaksratelvirus, dat door deze aaltjes worden overgebracht, tot kwaliteitsproblemen zou kunnen leiden. gaat de voorkeur uit naar bladrammenas, wat het virus bestrijdt.
Van Paratrichodorus pachydermus en T. similis is inmiddels echter bekend dat deze zich sterker dan P. teres op bladrammenas vermeerderen. Voor Trichodorus primitivus is bladrammenas zelfs een goede waardplant. De besmetting met tabaksratelvirus wordt wel verlaagd.

Voor Meloidogyne-aaltjes kan in het geval van een besmetting met M. hapla voor gras of rogge gekozen worden. In het geval van een besmetting met M. chitwoodi of M. fallax is zwarte braak een veilige keuze. Bladrammenas is het minst slechte alternatief, omdat dit een slechte waardplant is. In het geval van een schadegevoelig volggewas, zoals aardappel, peen of schorseneer, verhoogt elke vermeerdering de kans op een misoogst.
In het geval van een besmetting met M.chitwoodi zijn de nieuwste bladrammenasrassen, Defender, Terranova en Doublet, om schade in het volggewas te voorkomen, een verbetering. Voor M. fallax is er wel verbetering, maar niet genoeg om een misoogst in het volggewas uit te sluiten.

Voor Pratylenchus-aaltjes is de voorkeur minder eenduidig. Tagetes patula is de ultieme groenbemester en heeft een meerjarig effect, maar moet voor het maximale effect niet later dan eind juli gezaaid worden. Braak heeft duidelijk de voorkeur boven een groenbemester, omdat alle gangbare groenbemesters het aaltje vermeerderen. Is een groenbemester noodzaak, dan is Engels raaigras de beste keuze. Ook Engels raaigras moet vóór augustus gezaaid worden. Bij lage besmettingniveaus kan ook bladrammenas of rogge geteeld worden, die na ongeveer 6 weken wordt ingewerkt of doodgespoten.

Zit er een combinatie van (Para)Trichodorus en Pratylenchus, dan wordt het complex. Braak houden is het best, maar vaak onuitvoerbaar. De opslag van een graangewas laten opkomen en tot een stuifdek laten uitgroeien. Opslag en onkruid zo snel mogelijk (uiterlijk eind september) met glyfosaat doodspuiten. Dit zonodig herhalen om Pratylenchus niet de gelegenheid te geven zich op opslag en onkruid te vermeerderen.