Publicatie datum: 15-07-2003
Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit van zandaardappelen
Dit onderzoek spitste zich met name toe op het vóórkomen van drukplekken na bewaring en het optreden van blauw dat met drukplekken gepaard kan gaan. Hieruit bleek:
- Bij een hoge gevoeligheid en een lage tolerantie voor drukplekken is het beperken van de storthoogte een eerste advies;
- de hoeveelheid en de intensiteit van drukplekken op knollen onder in de aardappel hoop is minder indien er regelmatig intern wordt geventileerd.
- Wanneer er intern geventileerd werd bleek er meer blauw op te treden in vergelijking met niet intern ventileren.
- De som van blauw en drukplekken leek betrekkelijk constant te zijn.
Inleiding
Van de in Zuidoost-Nederland geteelde aardappelen wordt een flink deel, met name van een aantal specifieke rassen, gebruikt voor voorgebakken en voorgekookte producten. De toleranties voor gebreken in de aardappelen die daarvoor worden gebruikt zijn erg laag. Eén van de potentiële gebreken is het vóórkomen van drukplekken na bewaring en het optreden van blauw dat met drukplekken gepaard kan gaan. Drukplekken komen met name voor onder in de partij als gevolg van de druk die de storthoogte met zich meebrengt. Bij een hoge gevoeligheid en een lage tolerantie voor drukplekken is het beperken van de storthoogte daarom een eerste advies.
Proefopzet en resultaten
Er is voor vier bewaarvarianten (storthoogte 2 meter) gekozen met verschillende instellingen van de bewaarcomputer:
- Maximaal 2 graden verschil tussen product en inblaaslucht en niet intern ventileren (2 -).
- Maximaal 2 graden verschil tussen product en inblaaslucht en 4 keer per dag een half uur intern ventileren (2 +).
- Maximaal 4 graden verschil tussen product en inblaaslucht en niet intern ventileren (4 -).
- Maximaal 4 graden verschil tussen product en inblaaslucht en 4 keer per dag een half uur intern ventileren (4 +).
Drukplekken
De effecten van de bewaarvarianten waren bij beide rassen vergelijkbaar. Saturna had wel significant meer drukplekken dan Hansa.
In tabel 1 zijn de effecten van de bewaarvarianten weergegeven als gemiddeld van de twee rassen
Plaats in de kist | Bewaarvariant | |||
2 - | 2 + | 4 - | 4 + | |
Boven | 7,2 | 5,6 | 7,9 | 7,7 |
Onder | 22,2 | 11,7 | 21,3 | 16,4 |
Monsters boven in de kisten gaven bij alle vier bewaarvarianten vergelijkbare hoeveelheden drukplekken, die betrouwbaar lager waren dan onder in de kisten.
Onder in de kisten gaven de bewaarvarianten wél betrouwbare verschillen in drukplekken. Zo bleken er bij de bewaarvarianten met interne ventilatie betrouwbaar minder drukplekken te ontstaan dan de bewaarvarianten zonder interne ventilatie.
Blauw
Monsters boven in de kisten hadden betrouwbaar meer blauw in vergelijking met monsters onder in de kist.
De bewaarvarianten met intern ventileren bleken een hogere mate van blauw te veroorzaken in vergelijking met de bewaarvarianten zonder interne ventilatie. Het inblazen van lucht met een kleine (2 graden) of een groter (4 graden) temperatuurverschil met het product bleek geen effect te hebben op de mate van blauw.
Het lijkt net of de mate van blauw omgekeerd evenredig is aan de mate van drukplekken.
Conclusies
- Hansa was meer blauwgevoelig dan Saturna.
- Saturna bleek significant meer drukplekken te hebben dan Hansa.
- Regelmatig intern ventileren heeft tot gevolg dat de hoeveelheid en de intensiteit van drukplekken op knollen onder in de aardappel hoop minder is.
- Er bleek meer blauw op te treden wanneer er intern geventileerd werd in vergelijking met niet intern ventileren.
- Monsters onder in de kist bleken minder blauw te hebben dan monsters boven in de kist.
- De som van blauw en drukplekken leek betrekkelijk constant te zijn.