Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-06-2007

Invloed van middel A tijdens de bewaring van aardappelen op de Rhizoctonia-onderdrukking in het veld

Ter voorkoming van Rhizoctonia-schade kan vóór het poten een knolbehandeling of tijdens het poten een knol/grondbehandeling worden uitgevoerd. Middel A wordt toegepast tijdens de bewaring om pootaardappelen kiemvrij te bewaren. In de praktijk is gebleken dat middel A ook de Rhizoctonia-aantasting bij opkomst vermindert. Alles wijst op een lagere vitaliteit van Rhizoctonia tijdens de opkomst van de planten.
Om dit te ondersteunen zijn in het bewaarseizoen 2004-2005 en 2005-2006 in opdracht van Hoofdproductschap Akkerbouw bewaarproeven uitgevoerd op het PPO in Lelystad en Valthermond. Daarnaast zijn in de groeiseizoenen van 2005 en 2006 veldproeven uitgevoerd om de effecten van middel A op Rhizoctonia tijdens het groeiseizoen te kunnen beoordelen.

Wanneer een behandeling met middel A wordt uitgevoerd om de kieming van aardappelen in de bewaring tegen te gaan, wordt hiermee ook een bestrijding van de Rhizoctonia op de knol verkregen. Extra hoge doseringen aan het begin van de bewaring toegediend leiden tot een nog betere bestrijding die in de consumptieteelt of bij hogere rhizoctoniabesmettingen ook rendabel zijn.

Onderzoek

2004-2005

In de winter van 2004-2005 is een bewaarproef uitgevoerd op het PPO in Lelystad en is een aantal bewaarstrategieën ook aangelegd op het PPO in Valthermond. Verder is in het groeiseizoen van 2005 een veldproef in Lelystad uitgevoerd om de effecten van middel A op Rhizoctonia tijdens het groeiseizoen te kunnen beoordelen.

De toediening is uitgevoerd in een aantal toedieningschema's. In tabel 1 zijn de behandelingen weergegeven. De behandelingen zijn uitgevoerd op 4 rassen nl: Vivaldi, Santana, Rodeo en Fabula. Er zijn 7 bewaarobjecten in Lelystad aangelegd. Vier van deze objecten zijn ook in Valthermond aangelegd.

Tabel 1. De behandelingen in 2004-05.
ObjectBehandeling (zie toedieningschema in rapport)Locatie
A+I280 ml adviesLelystad en Valthermond
B+J300 ml vroegLelystad en Valthermond
C221,5 ml adviesLelystad
D280 ml dagelijks constantLelystad
E+K300 ml wekelijks constantLelystad en Valthermond
F+L200 ml advies minus 5mlLelystad en Valthermond
GMechanische koeling onbehandeldLelystad (koeling)
HMechanische koeling met moncereenbehandeling kort vóór potenLelystad (koeling)

2005-2006

In de winter van 2005-2006 is een bewaarproef uitgevoerd op het PPO in Lelystad. Verder is in het groeiseizoen van 2006 een veldproef in Lelystad en in Valthermond uitgevoerd om de effecten van middel A op Rhizoctonia tijdens het groeiseizoen te kunnen beoordelen.

De toediening met middel A is uitgevoerd in een aantal toedieningschema's (zie tabel 2). De behandelingen zijn uitgevoerd op de twee rassen Seresta (zetmeel) en Vivaldi (consumptie).

Tabel 2. De behandelingen in 2005-06.
ObjectBehandeling (zie behandelingschema)
AAdvies (280 ml)
M50 + Advies (305 ml)
N2 x 50 + Advies (330 ml)
DDagelijks constant (284 ml)
EWekelijks constant (300 ml)
O2 x 50 + wekelijks constant (370 ml)
GMechanische koeling onbehandeld
HMechanische koeling met Moncereenbehandeling kort vóór poten

In tabel 3 is het behandelingsschema weergegeven. De Moncereenbehandeling is kort vóór het poten uitgevoerd.

Tabel 3. Het toedieningschema in ml per behandeling per cel per week.
ObjectAMNDEO
Weeknummer
45 (november)--30 dagen x 2 ml = 60 ml1550
46 (november)--1550
47 (november)--1515
48 (november)--1515
49 (december)25505031 dagen x 2 ml = 62 ml1515
50 (december)2525501515
51 (december)2525251515
52 (december)2525251515
1 (januari)20202031 dagen x 2 ml = 62 ml1515
2 (januari)2020201515
3 (januari)2020201515
4 (januari)2020201515
1 (februari)15151528 dagen x 2 ml = 56 ml1515
2 (februari)1515151515
3 (februari)1515151515
4 (februari)1515151515
1 (maart)10101010 dagen x 2 ml = 20 ml1515
2 (maart)1010101515
3 (maart)1010101515
4 (maart)1010101515
Totaal (ml)280305330284300370

Resultaten en discussie

2004-2005

Om de vitaliteit van de Rhizoctonia op de knollen te beoordelen is o.a. bij het poten de vitaliteit beoordeeld in een tweetal toetsen. Het ging om de vitaliteit van de lakschurft en de aantasting van aardappelkiemen in een labproef. In Figuur 1 zijn de resultaten van deze toetsen weergegeven.

Figuur 1. Gemiddelde van de vitaliteitsindex en de stengelaantastingsindex bij het poten.

Uit figuur 1 blijkt dat de lage doseringsobjecten C en F (221,5 ml Advies dagelijks en 200 ml Advies mins 5) betrouwbaar de minste Rhizoctoniabestrijding op de stengels hadden. De hoge doseringsobjecten A+I (280 ml advies), B+J (300 ml vroeg) en E+K (300 ml wekelijks constant) vertoonden in beide toetsen betrouwbaar de beste beheersing.

De opbrengst in tonnen per hectare liet één duidelijk verschil zien. De opbrengst van aardappelen uit de mechanische koeling met een Moncereenbehandeling geeft de hoogste totale opbrengst.

Figuur 2. Opbrengst en het percentage knollen > 70 mm.

Behandeling met Middel A levert geen verhoging van de totale opbrengst op, wel hebben de objecten A, B, D en F betrouwbaar minder uitval door misvorming dan de controle. In het onderwatergewicht lieten de behandelingen met zowel Middel A als Moncereen geen significante verschillen zien. De sclerotiënindex (SI-index) op het geoogste product gaf maar enkele verschillen. De SI-index van aardappelen bij koude bewaring met een Moncereenbehandeling was duidelijk lager dan de overige objecten. Behandeling met Middel A tijdens de bewaring levert geen verlaging van de bezetting met sclerotiën op de knol op na de oogst.

2005-2006

Bewaarproef

Om de vitaliteit van de Rhizoctonia op de knollen te beoordelen is o.a. bij het poten de vitaliteit van de Rhizoctonia beoordeeld. In Figuur 1 zijn de resultaten weergegeven

Figuur 3. Gemiddelde vitaliteitsindex per ras bij het poten.

Behandeling met Moncereen gaf een duidelijk significant lagere vitaliteit dan de behandelingen met middel A en onbehandeld. De behandelingen A, N en O gaven significant een lagere vitaliteit dan de overige behandelingen. De verschillen leken vooral groter te zijn naarmate er minder lakschurft op de knol aanwezig was.

Veldproef

  • De objecten met mechanische koeling (mét en zonder Moncereen; object G en H) gaven de traagste opkomst. De behandeling met middel A 2 x 50 + wekelijks constant (370 ml) gaf een opkomst die iets sneller was dan de mechanische koeling maar trager dan de overige behandelingen met middel A. De verschillen in opkomst waren terug te zien in de snelheid van grondbedekking.
  • Het ras Vivaldi (veel lakschurft) liet meer dan het ras Seresta zien dat de behandelingen met middel A en vooral de Moncereenbehandeling een toename van het aantal stengels per plant opleverde. Ook de behandelingen met middel A in de hoge doseringen lijken meer stengels per plant te geven.
  • De behandelingen met middel A gaven betrouwbaar minder aangetaste stengels en/of aangetaste planten dan onbehandeld. De behandeling met middel A 2 x 50 + wekelijks constant gaf maar iets meer aangetaste stengels dan de Moncerenbehandeling. De Moncereenbehandeling gaf bijna geen zwaar aangetaste stengels.
  • De behandelingen met middel A (én de Moncereenbehandeling) leidden tot een hogere bruto en netto opbrengst. De hoeveelheid misvormde knollen (vooral groeischeuren) was bij het ras Vivaldi minder dan bij het ras Seresta.
  • De kosten voor een behandeling met middel A zijn bij een toediening van 280 ml vergelijkbaar met de kosten van Moncereen bij mechanische koeling. De kosten van de behandelingen met middel A worden meer dan vergoed door de hogere opbrengsten, zowel in de zetmeelteelt als in de pootgoedteelt. De Moncereenbehandeling levert het meest op.
  • De adviesbehandeling met middel A leidde ongeveer tot een halvering van het percentage zwaar aangetaste stengels in het veld. Dit beeld komt overeen met het onderzoek in 2005. Extra hoge dosering met middel A aan het begin van de bewaarperiode gaf een extra bestrijding van Rhizoctonia (wederom ongeveer een halvering). De beste bestrijding werd verkregen door Moncereen.
Figuur 4. Opbrengst en uitval van aardappelen per behandeling.

Conclusies

2004-2005

Het onderzoek is uitgevoerd onder zeer zware Rhizoctoniadruk waardoor vertaling naar de praktijk niet reëel is. Vervolgonderzoek onder minder zware druk zal een betere vertaling naar de praktijk mogelijk moeten maken. De adviesdosering en de wekelijks constante toediening van middel A gaven een betrouwbare verlaging van de vitaliteit van Rhizoctoniasclerotiën, lager % zwaar aangetaste stengels met meer stengels per plant, lager percentage grote knollen per plant en minder misvormde knollen. De netto-opbrengst wordt door de behandeling met middel A niet betrouwbaar verbeterd en blijft ver achter (ca 25%) bij de Moncereenbehandeling.

2005-2006

De 2 x 50 + wekelijks constant (object O) en in iets mindere mate de 2 x 50 + Advies (object N) toediening van middel A gaven een betrouwbare verlaging van de vitaliteit van Rhizoctoniasclerotiën, minder zwaar aangetaste stengels, meer stengels per plant en minder knolmisvorming. De netto-opbrengst werd door de behandeling met middel A verbeterd en bleef niet ver achter bij de Moncereenbehandeling onder de omstandigheden van deze proef met een verschillende Rhizoctoniadruk. De hoogste doseringen met middel A waren rendabel. In de zetmeelteelt waren de adviesbehandeling, wekelijks constant of dagelijks constant het meest rendabel en bleven weinig achter bij de Moncereenbehandeling.

Samenvattend kan gesteld worden dat wanneer een behandeling met middel A wordt uitgevoerd om de kieming van aardappelen in de bewaring tegen te gaan, hiermee ook een bestrijding van de Rhizoctonia op de knol verkregen wordt. Extra hoge doseringen aan het begin van de bewaring toegediend leiden tot een betere bestrijding die in de consumptieteelt of bij hogere rhizoctoniabesmettingen ook rendabel zijn.