Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 30-03-2007

Invloed van de teelt van groenbemesters op de slakkenpopulatie

Slakken kunnen in diverse gewassen schade veroorzaken. Het schadebeeld varieert van kwantitatieve tot kwalitatieve schade. Over het algemeen beperkt de zwaarste aantasting zich tot de zwaardere gronden. In bouwplannen, waarin de bodem lang bedekt blijft, vinden slakken een uitstekende habitat om zich schuil te houden en zich te vermeerderen. Een voorbeeld hiervan is het lössgebied in Zuid-Limburg, waar de grond 's winters verplicht bedekt moet blijven om erosie te beperken. Teelt van suikerbieten na een groenbemester leidt geregeld tot zware aantasting door slakken.

Doel van dit onderzoek was het vinden van een methode om de vermeerdering van slakken gedurende de winter zoveel mogelijk tegen te gaan. Er is gezocht naar groenbemesters die een ongunstige invloed op de slakkenpopulatie hebben, doordat ze ofwel een voor slakken ongunstige planthabitus hebben of doordat ze voor slakken ongunstige stoffen afscheiden. Ook is, als aanvulling, gekeken naar mogelijkheden van zaadcoating van het groenbemesterzaad.

Onderzoek

De zomer van 2003, voorafgaand aan de eerste veldvergelijking van gewassen, was droog en warm. Samen met andere factoren zorgde dit voor weinig slakken in deze proef en weinig gewasmassa. Daardoor werden in de volgteelt suikerbieten weinig verschillen gevonden. Alleen bieten na rogge gaf een uitschieter naar beneden, maar dit kwam door het onvoldoende afsterven van de rogge. De omstandigheden bij zaai van de –in opzet vrijwel ongewijzigde– proef in 2004/2005 waren normaal; de gewassen ontwikkelden zich dus normaal.
In een bakkenproef in 2004/2005 werd zowel het effect van slakken op kieming, opkomst en aantasting van groenbemesters als het effect van de groenbemesters op de slakkenpopulatie bekeken. Dit laatste werd, gelijk aan de veldproeven, gedaan door opkomst en aantasting van suikerbieten te bepalen.
Er werd in 2005 een tweede bakkenproef met een vergelijking van behandeld zaaizaad met onbehandeld zaad uitgevoerd. Van de gewassen bladrammenas, gele mosterd en facelia werd het zaad behandeld met 20, 40 en 80 ml molluscicide per kg zaad.
In 2005/2006 werden in Zuid-Limburg twee veldproeven aangelegd met wederom suikerbieten als gewas na de groenbemesters. Getest werden zwarte braak (als referentie), gele mosterd, bladrammenas, facelia, wikke (alle in beide proeven), boekweit, blauwe lupine en enkelnul en dubbelnul koolzaad (elk in één proef). De ontwikkeling van de groenbemesters verliep onder normale omstandigheden. In het voorjaar was het lang nat, waardoor de bieten laat werden gezaaid. Aansluitend was het warm en droog.

Resultaten, discussie en conlusies

Wikke en facelia kwamen in de proef 2004/2005 naar voren als gewassen met potentie als groenbemester die slakken weinig kans geeft. Beide gewassen gaven een vrij dicht gewas – hoog percentage grondbedekking – maar zijn vorstgevoelig en zakten gedurende de winter terug naar ca. 25% grondbedekking. Beide gewassen gaven een normaal opkomstpercentage in de volgteelt suikerbieten (zie figuur 1). De overige gewassen waren minder geschikt als groenbemester, om uiteenlopende redenen (zie afbeelding).

Figuur 1. Aantal suikerbiet planten per m2 na de teelt van verschillende groenbemesters.

Afbeelding. Verschillen in opkomst bij directzaai van suikerbieten na bladrammenas (boven) en voederwikke (onder).

De meeste van de in een bakkenproef getoetste groenbemesters zijn in meer of mindere mate gevoelig voor aantasting door slakken (zie figuur 2).

Figuur 2. Grondbedekking van de groenbemester en opkomstpercentage van de suikerbieten.

Er waren flinke verschillen tussen de getoetste groenbemesters in de schuileigenschappen. Enerzijds de gewassen die een flinke massa vormen in het najaar en (deels) winterhard zijn: bladrammenas, enkel- en dubbelnul koolzaad, bladkool en winterrogge. Anderzijds zijn er de gewassen die vrij open blijven en afvriezen gedurende de winter: blauwe en gele lupine, boekweit, wikke en soedangras. Deze gewassen hebben een voor de suikerbietenteler gunstig effect. Vragen kunnen hier (uiteraard) gesteld worden over de goede bemestende en bodembedekkende eigenschappen.

Uit de tweede bakkenproef kwam geen beschermingseffect van zaadbehandeling naar voren. Bij geen van de waarnemingen werd een beschermingseffect waargenomen. Dit gold voor alledrie gewassen.

In 2005/2006 gaf gele mosterd, dat eerder niet was getoetst, een gelijke opkomst van de suikerbieten als zwarte braak. Bladrammenas en facelia gaven ongeveer hetzelfde resultaat als gele mosterd. Dit terwijl bladrammenas in eerdere proeven minder geschikt bleek.

Figuur 3. Aantal verzamelde slakken per groenbemester.

Wel waren de verschillen in opkomst klein, omdat door het warme weer de opkomst en beginontwikkeling van de suikerbieten snel verliep. Hierdoor duurde het gevoelige stadium voor slakken maar kort.