Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-07-2006

Inventarisatie van bemonsterings- en rekenmethodieken bij nematoden

Verschillen in bemonsterings- en rekenmethodieken bij grondmonsteronderzoek, de interpretatie van uitslagen en de bijhorende advisering kunnen een oorzaak zijn van een niet eenduidig aaltjesadvies naar de praktijk.
Om hierin inzicht en transparantie te verschaffen, zijn op een onafhankelijke en objectieve wijze intakegesprekken gehouden bij verschillende, Nederlandse en buitenlandse, erkende laboratoria. Dit eindrapport bevat de weergave van bemonsterings- en rekenmethodieken bij grondmonsteronderzoek gericht op verschillende aaltjes, een analyse daarvan en enkele eerste gedachten over mogelijke verbeteracties.

Verschillen in bemonsterings- en rekenmethodieken bij grondmonsteronderzoek, de interpretatie van uitslagen en de bijhorende advisering kunnen een oorzaak zijn van een niet eenduidig aaltjesadvies naar de praktijk. Om hierin inzicht en transparantie te verschaffen, zijn op een onafhankelijke en objectieve wijze intakegesprekken gehouden bij verschillende, Nederlandse en buitenlandse, erkende laboratoria. Dit eindrapport bevat de weergave van bemonsterings- en rekenmethodieken bij grondmonsteronderzoek gericht op verschillende aaltjes, een analyse daarvan en enkele eerste gedachten over mogelijke verbeteracties.
Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat de onderzoeker werd gevraagd om vertrouwelijk om te gaan met de gegeven informatie door geen directe bronnen in dit eindrapport op te nemen.

De belangrijkste resultaten van dit inventarisatietraject zijn:

  • De bemonsterings- en rekenmethodiek van grondmonsters voor officieel AM-onderzoek is vastgelegd in een richtlijn. Hierin liggen de steekfrequentie en monstergrootte vast. De Plantenziektenkundige Dienst ziet erop toe dat de Nederlandse instituten werken volgens deze richtlijn, de zogenaamde PD-aanwijzing;
  • De toegepaste bemonsterings- en rekenmethodieken voor officieel AM-onderzoek in het buitenland verschillen met die van Nederland;
  • Het vermelden van soortbepaling (welk pathotype), aantal cysten en inhoudbepaling van aardappelcysten op het uitslagformulier kan bijdragen aan een verdere AM-beheersing;
  • De bemonsterings- en rekenmethodieken en bemonsteringsuitslagen bij nauwkeurig bietencysteaaaltjes-onderzoek zijn vrij uniform;
  • In de regel is vrijwillig AM-onderzoek in Nederland intensiever, dit om bij officieel AM-onderzoek zeker te zijn van een AM-onderzoeksverklaring;
  • Bij grondmonsteronderzoek zou een standaardaanduiding of weergave op het uitslagformulier de bemonsteringsmethodiek inzichtelijker maken;
  • De informatieverstrekking op het uitslagformulier verschilt per instituut. Uniformiteit daarin zal de interpretatie van de gegevens ten goede komen;
  • De informatie en/of het teeltadvies is afhankelijk van welke adviesbasis het desbetreffende laboratoria hanteert;
  • Voor vrijlevend nematodenonderzoek worden door de Nederlandse instituten verschillende bemonsteringsmethodieken gehanteerd. Het uitslagformulier is wel eenduidig;
  • Instituten hechten veel waarde aan een 'eigen' adviesbasis; deze wordt tevens gebruikt om zich te onderscheiden naar de klant;
  • De instituten verwachten dat de interpretatie van het uitslagformulier, de eigen expertise van de teler/voorlichter de grootste verschillen in advisering veroorzaakt.

Het blijkt dat het Actieplan Aaltjesbeheersing zeker een waardevolle bijdrage kan leveren aan het komen tot een eenduidiger en transparantere aaltjesadvisering. Deze advisering kan daarbij niet los gezien worden van een eenduidiger en transparantere aanpak bij de bemonstering en analyse.