Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-03-2006

Inventarisatie en beheersing van het quarantaineaaltje Meloidogyne chitwoodi binnen de pootgoedteelt in de Wieringermeer

De onderzoeksvraag was of er mogelijkheden zijn om het wortelknobbelaaltje Meloidogyne chitwoodi volledig te saneren ten behoeve van de pootgoedteelt. In een veldproef zijn elf behandelingen uitgevoerd.
Biologische grondontsmetting met gras of zomertarwe bleek het aantal Meloidogyne chitwoodi-aaltjes het beste te reduceren. In combinatie met een rustjaar met zwarte braak en een zomerteelt van bladrammenas resteerde een zeer kleine restinfectie (< 1 aaltje/100 ml grond) na de daarop volgende teelt van pootaardappels. Zonder rustjaar is de besmetting na pootaardappel opgelopen tot circa 40 aaltjes/ 100 ml grond. De nultolerantie voor M. chitwoodi voor pootgoed is nog niet bereikt, maar kan met verbeterde of andere technieken worden benaderd.
De aardappelopbrengst was na biologische grondontsmetting uitstekend en ook de knolkwaliteit. Er waren meestal geen uitwendige en zeer weinig inwendige symptomen van M. chitwoodi zichtbaar.

Inleiding

Het maïswortelknobbelaaltje Meloidogyne chitwoodi (Mc), veroorzaakt grote economische schade in diverse gewassen, waaronder aardappelen, erwten, peen en schorseneer. M. chitwoodi wordt bovendien in steeds meer regio's aangetroffen. Mede door de grote consequenties van dit toenemende probleem heeft M. chitwoodi sinds mei 1998 de quarantainestatus (Q-status). Dit betekent voor de praktijk dat al het uitgangsmateriaal, zoals pootgoed, plantgoed, knollen en bollen, vrij moet zijn van dit aaltje.
De afgelopen 10 jaar is gebleken dat dit aaltje goed beheersbaar is op bedrijfsniveau door een uitgekiende rotatie en bedrijfshygiënische maatregelen. Voor een organisme met een Q-status is dit echter niet voldoende, omdat voor vermeerderingsmateriaal een nultolerantie geldt.
Sinds 1992 is M. chitwoodi aangetroffen in de Wieringermeer. Vanwege de belangrijke positie van de Wieringermeer als teeltgebied van uitgangsmateriaal (aardappel, bollen) is de aanwezigheid en uitbreiding van het aantal besmettingshaarden met M. chitwoodi een zorgelijke ontwikkeling. Sanering van M. chitwoodi is voor bedrijven in regio's, die afhankelijk zijn van de teelt van uitgangsmateriaal cruciaal. In de Wieringermeer is onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden tot sanering van M. chitwoodi.

Proefopzet

Op twee gedeelten van een besmet perceel zijn diverse behandelingen (zie tabel) uitgevoerd in twee verschillende proefjaren; 2003 en 2004. De behandelingen zijn vanaf week 26 aangelegd. Op het eerste perceel is in 2004 als tussenjaar een zwarte braak in combinatie met een zomerteelt bladrammenas uitgevoerd. Vervolgens is op beide percelen in 2005 een pootgoedteelt aardappels (Asterix ) uitgevoerd om het effect van de behandelingen op de pootgoedteelt na te gaan. Aaltjesanalyses zijn uitgevoerd voor en na de diverse behandelingen en voor en na de aardappelteelt. De opbrengst van de aardappels is bepaald en de aantasting (knolaantastingsindex) van de aardappels door M. chitwoodi.

Afbeelding 1. Overzicht proefveld sanering van M. chitwoodi.

Afbeelding 2. Aanleg biologische grondontsmetting met gras.

Afbeelding 3. Aanleg behandeling met chitine.

Resultaten

Conclusie

Biologische grondontsmetting heeft het beste resultaat gegeven voor wat betreft het reduceren van de Meloidogyne chitwoodi aantasting. De nultolerantie die voor pootgoed is vereist, wordt het dichtst benaderd na een biologische grondontsmetting in combinatie met een rustjaar. In dit rustjaar is de grond braak gehouden, waarna een zomerteelt bladrammenas is uitgevoerd.
Biologische grondontsmetting heeft ook een positieve invloed op de aardappelopbrengst. Ook de kwaliteit van de aardappels (knolaantastingsindex (KAI)) wordt gunstig beïnvloed in die zin dat deze KAI relatief laag is na biologische grondontsmetting ten opzichte van de overige behandelingen.
De einddichtheden van Meloidogyne chitwoodi na aardappel en Monam of chitine vooraf geven een vergelijkbaar resultaat als zwarte braak of de teelt van bladrammenas.
De overige behandelingen leveren geen bijdrage aan het elimineren van Meloidogyne chitwoodi. Het aanbrengen van een laag bagger uit de aangrenzende watergang op percelen is niet aan te bevelen. Meloidogyne chitwoodi is er niet door gedood en in de aardappelteelt was de groei vertraagd en het gewas geler van kleur.

Hoewel de sanering in dit project nog niet voor 100% is gerealiseerd, zijn er toch voldoende aanknopingspunten om dit uiteindelijk wel mogelijk te maken. Te denken valt aan een verbetering of combinatie van effectieve technieken. Andere alternatieven kunnen eveneens worden ingezet. Ook de teelt van resistentere rassen bladrammenas tegen Meloidogyne chitwoodi kan mogelijk het resultaat verbeteren. Voor pootgoed is het van cruciaal belang dat uiteindelijk een volledige sanering tot stand komt.