Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-02-2002

Interactie stikstof- en fosfaatvoorziening bij aardappel

Als gevolg van mineralenwetgeving (Minas) zal het maximaal toegestane bemestingsniveau voor zowel stikstof als fosfaat worden beperkt. Onduidelijk is wat de consequenties zijn van zowel een lagere N- als P-bemesting voor de productie en N/P-benutting van fosfaatbehoeftige gewassen als aardappelen. De effecten van N- en P-bemesting zijn tot nu toe immers vrijwel altijd onafhankelijk van elkaar vastgesteld. Hierdoor kunnen eventuele opbrengsteffecten als gevolg van MINAS mogelijk worden onderschat.

Om genoemde aspecten in kaart te brengen heeft in de periode 1998-2000 veldonderzoek plaatsgevonden naar de interactie tussen stikstof- en fosfaatbemesting bij o.a. het gewas aardappel. Uit dit onderzoek is gebleken dat een goede P-voorziening leidde tot een hogere N-opname en –benutting en daardoor tot een lager N-overschot.

Inleiding

Als gevolg van mineralenwetgeving (Minas) zal het maximaal toegestane bemestingsniveau voor zowel stikstof als fosfaat worden beperkt. Onduidelijk is wat de consequenties zijn van zowel een lagere N- als P-bemesting voor de productie en N/P-benutting van fosfaatbehoeftige gewassen, zoals snijmaïs, aardappelen en diverse groentegewassen. De effecten van N- en P-bemesting zijn tot nu toe immers vrijwel altijd onafhankelijk van elkaar vastgesteld. Hierdoor kunnen eventuele opbrengsteffecten als gevolg van MINAS mogelijk worden onderschat. Bovendien kan een suboptimale voorziening met het ene element leiden tot hogere verliezen van het andere element. Eerdere onderzoeksresultaten bij het gewas snijmaïs gaven bijvoorbeeld aan dat een suboptimale P-voorziening leidde tot een lagere N-benutting (Schröder et al., 1995; Schlegel & Hanvin, 1995). Op dit moment zullen zich dergelijke effecten nog niet snel voordoen vanwege de relatief hoge fosfaattoestand van een groot deel van de akkerbouw- en met name tuinbouwpercelen. Echter, als gevolg van Minas zal de fosfaattoestand op de langere termijn dalen naar waarden waarbij dit effect mogelijk wel kan optreden.

Proefopzet

Zowel in 1999 als in 2000 is een veldproef aangelegd op het fosfaattoestandenproefveld in Lelystad. Op dit proefveld zijn in de loop van een tiental jaren Pw-toestanden opgebouwd, variërend van 20 tot 80. In tegenstelling tot het onderzoek bij snijmaïs is hier de Pw-toestand als proeffactor gebruikt in plaats van de fosfaatgift.
Om bovengenoemde toestanden te handhaven wordt jaarlijks een onderhoudsbemesting toegediend van resp. 0, 100, 200 en 300 kg P2O5 per ha. Deze wordt meestal in de herfst toegediend. Feitelijk is er dus sprake van een gecombineerd effect van een verse fosfaatbemesting en de fosfaattoestand. Dit geldt met name voor het proefjaar 2000, omdat de onderhoudsbemesting toen pas in het voorjaar van 2000 is toegediend vlak voor het poten/planten.
De stikstof is vlak voor het poten toegediend. In 1999 is bij alle N-niveaus de gift in één keer toegediend. In 2000 is de hoogste gift gedeeld, nl. 200 kg N per ha voor poten en 100 kg N per ha omstreeks half juni. Dit is gedaan om zoutschade te vermijden, die in 1999 is waargenomen bij hoge N-giften.

Resultaten

Het onderzoek heeft geleid tot de volgende resultaten:

  • N-bemesting beïnvloedt in sterke mate de opbrengst en de stikstof- en fosfaatopname door het gewas.
  • De effecten van fosfaattoestand (Pw) op opbrengst zijn veel minder sterk dan die van stikstof. Alleen een Pw-toestand onder het streefgetal leidt tot een duidelijke daling van de opbrengst en de mineralenopname.
  • Een optimale P-voorziening leidt tot een hogere N-opname en -recovery en een lager N-overschot.