Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-02-2006

Groeikracht van nieuwe zetmeelaardappelrassen

Kennis over de fysiologie van pootgoed van zetmeelaardappelen is van groot belang voor een vlotte en volledige opkomst en daarmee voor een optimale productie. Bij nieuwe rassen is kennis over deze fysiologie nog maar beperkt aanwezig. Daarom zijn in opdracht van het HPA gedurende één seizoen vijf nieuwe veelbelovende rassen - Aveka, Festien, Menco, Starga en Valiant - onderzocht, samen met twee bekende rassen Seresta en Mercator. Hierbij is de lengte van de incubatietijd, als maat voor de snelheid van veroudering, vastgesteld en ook de gevoeligheid voor bewaring bij heel lage temperatuur (1 °C) en bij wat hogere temperatuur (5 °C ) ten opzichte van 3 °C.

In dit jaar bleek dat de incubatietijd bij het ras Valiant lang was, net als bij het ras Mercator. Dit duidt op een fysiologisch sterk ras, een ras dat niet snel versleten is en dus goed bestand tegen warmere bewaring en extra afkiemen. Aveka had daarentegen een korte incubatietijd, bijna even kort als Seresta, wat erop duidt dat dit ras bij voorkeur niet moet worden afgekiemd en niet te warm moet worden bewaard. De drie andere rassen Festien, Menco en Starga zaten tussen deze beide uitersten in.
Langdurige bewaring bij 1 °C leidde bij Starga en Mercator tot problemen en wordt daarom als te riskant ontraden. Na bewaring bij 5 °C zijn alle rassen afgekiemd en dit heeft er mogelijk toe bijgedragen dat de opkomst na bewaring bij 3 °C veelal het vlotst verliep. Dit was zelfs bij het traag kiemende ras Festien het geval.

Inleiding

Kennis over de fysiologie van pootgoed van zetmeelaardappelen is van groot belang voor een goede bewaarstrategie. Pootgoed dat bij het poten in een fysiologisch optimaal stadium is, komt vlot en volledig op en leidt daarmee tot een hogere productie van zetmeelaardappelen. Telkens wanneer nieuwe rassen verschijnen, is het belangrijk te weten waar de eventuele valkuilen zitten ten aanzien van de fysiologie van het pootgoed. Daarom zijn 5 nieuwe veelbelovende rassen - Aveka, Festien, Menco, Starga en Valiant - in opdracht van het Hoofdproductschap Akkerbouw onderzocht, samen met twee bekende standaardrassen Seresta en Mercator.

Onderzoek

Als aspecten van de fysiologie zijn de incubatietijd vastgesteld en de gevoeligheid voor koudeschade na bewaring bij heel lage temperatuur (1 °C) en de gevoeligheid voor veroudering en afkiemen na bewaring bij wat hogere temperatuur (5 °C) ten opzichte van 3 °C.
Het is onderzoek van één jaar. Het pootgoed hiervoor is in 2004 op de proefboerderij Kooijenburg vermeerderd en na bewaring van 1 september tot begin april bij de verschillende temperaturen is op dezelfde proefboerderij in 2005 de opbrengst vastgesteld. Het afkiemen van het 5 °C-object vond op 6 april plaats (zie afbeelding), daarna zijn alle objecten tot het poten op 4 mei bij 5 °C bewaard. In oktober is de proef geoogst.

Afbeelding. De kieming op 5 april (een gemiddelde knol per object): voorste rij 5 °C, middelste 3 °C en achterste 1 °C. Van links naar rechts: Aveka, Festien, Menco, Mercator, Seresta, Starga en Valiant.

Incubatietijd

De incubatietijd is een maat voor de snelheid van verslijten van het pootgoed. De incubatietijd is het aantal dagen tussen het moment van kieming en het moment dat de poters een knolletje aan de kiem beginnen te vormen (in een laboratorium). De incubatietijd is vastgesteld door pootgoed vanaf 1 september in bakken in het donker bij 18 °C te kiemen te zetten.

Tabel 1. Incubatietijd.

Het bleek dat de incubatietijd bij het ras Valiant lang was, in overeenstemming met met het ras Mercator. Een lange incubatietijd, duidt op een fysiologisch sterk ras, dus goed bestand tegen warmere bewaring en (extra) afkiemen. Aveka had daarentegen een korte incubatietijd, bijna even kort als Seresta, wat erop duidt dat dit ras bij voorkeur niet moet worden afgekiemd en niet te warm moet worden bewaard. De drie andere rassen Festien, Menco en Starga zaten tussen deze uitersten in.

Bewaartemperatuur

Bewaring bij 1 °C leidde bij Starga en Mercator tot veel rot als gevolg van koudeschade en ook bij Festien, Menco en Seresta verrotten enkele knollen. Bij Aveka en Valiant kwam geen rot voor. Bij Valiant was de opkomst zelfs nauwelijks vertraagd ten opzichte van bewaring bij 3 en 5 °C. Na bewaring bij 5 °C zijn alle zeven rassen afgekiemd en dit heeft er mogelijk toe bijgedragen dat het fysiologisch optimum bij een aantal rassen werd overschreden en de opkomst na bewaring bij 3 °C veelal het vlotst verliep. Dit was zelfs bij het traag kiemende ras Festien het geval. Alleen Seresta kwam na bewaring bij 5 °C iets vlotter op.
Er waren duidelijke opbrengstverschillen, maar binnen de rassen geen verschillen in onderwatergewicht. Daarom staat alleen het berekende uitbetalingsgewicht in figuur 1.

Figuur 1. Het uitbetalingsgewicht in tonnen per hectare na bewaring van september tot april bij 1, 3 en 5 °C (knollen van Mercator en Starga waren (deels) verrot na bewaring bij 1 °C).

In tabel 2 is de gevoeligheid voor bewaarproblemen van deze 7 rassen op basis van één jaar onderzoek samengevat.

Tabel 2. Fysiologie pootgoed; de kans op rot en opkomstproblemen.

Conclusies

  • Van de vijf onderzochte nieuwe rassen lijkt Valiant een heel sterk ras te zijn; goed bestand tegen afkiemen en warme bewaring, net als Mercator;
  • Aveka lijkt daarentegen een ras waarmee ten aanzien van warme bewaring en afkiemen voorzichtig moet worden omgesprongen, net als met Seresta. De drie andere rassen Festien, Menco en Starga zitten tussen deze beide uitersten in;
  • Langdurige bewaring bij 1 °C kan tot problemen met koudeschade en rot leiden. Zo'n koude bewaring biedt verder ook geen voordelen in vergelijking met 3 °C , dus niet doen;
  • Bewaring bij 3 °C van september tot april is voor de meeste rassen optimaal. Zelfs bij het ras Festien, dat bekend staat als een heel traag ras, was het gewas na 3 °C bewaring niet trager dan na 5 °C;
  • Bij Seresta leek een iets warmere bewaring dan 3 °C gunstig, maar in de praktijk komt een zo langdurige bewaring bij 3 °C zelden voor. In de praktijk zal daarom het effect van bij 5 °C ten opzichte van 3 °C eerder negatief zijn;
  • Dat het pootgoed na bewaring bij 5 °C niet vlotter was dan bij 3 °C komt waarschijnlijk door het afkiemen. Afkiemen is na warmere bewaring een noodzakelijk kwaad;
  • Het niet hoeven afkiemen bij 3 °C heeft als bijkomend voordeel dat de kans op versmering van ziekten minder groot is.