Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 12-01-2010

Graszaadhooi en energie

Graszaadteelt is een teelt die al generaties lang een plaats inneemt in de Nederlandse akkerbouw. Het graszaad is het hoofdproduct en wordt gebruikt voor uiteenlopende doeleinden. Het hooi is een bijproduct, dat veelal wordt afgezet voor voederdoeleinden.
Het hooi heeft behalve een voederwaarde ook een energiewaarde bij inzet als brandstof. Heeft graszaadhooi een nog niet benutte kwaliteit als energiedrager? Kan het hooi worden verstookt voor verwarming en, zo ja, hoe verhoudt zich dan de kostprijs tegen fossiele brandstoffen, vooral aardgas?

In dit onderzoek is gebleken dat voor een zelfde energiewaarde als een kubieke meter gas circa 2,8 kilogram hooi nodig is. De kostprijs is opgebouwd uit variabele en vaste kosten, respectievelijk brandstof en arbeid en de ketel met bijbehorende installatie. De vergelijking met gas valt, onder de hier gehanteerde uitgangspunten, uit in het voordeel van hooiverbranding.
Verdere uitwerking op praktijkschaal is een logische en aanbevolen vervolgstap.

Dit onderzoek is mede gefinancierd door het Productschap Akkerbouw.

Inleiding

Graszaadhooi en energie; een van oudsher bekend product en een hedendaags thema. Is de energiewaarde van graszaadhooi een tot nu toe verborgen kwaliteit?

Graszaadteelt is een teelt die al generaties lang een plaats inneemt in de Nederlandse akkerbouw. Het graszaad is het hoofdproduct en wordt gebruikt voor uiteenlopende doeleinden, waaronder inzaai van weiden, van sportvelden, van bermen, van gazons en van vele andere bestemmingen.
Het hooi is een bijproduct, dat veelal wordt afgezet voor voederdoeleinden. De marktwaarde van het hooi is zeer uiteenlopend, afhankelijk van jaar en soort. De kwaliteit van hooi is ook sterk bepalend voor de verkoopwaarde. Veel regen tijdens de oogst kan ernstig afbreuk doen aan de kwaliteit als veevoeder (stof, muffe geur en lage voederwaarde).

Een probleem bij sommige rassen is het voorkomen van endofyten. Endofyten zijn schimmels die in de plant van nature aanwezig zijn en een positieve bijdrage leveren aan de concurrentiekracht van een gewas. Dit kan een rol spelen het gebruik van het hooi als diervoeder en ook bij het beweiden van een graszaadperceel. Het nadeel van endofyten is dat ze kunnen leiden tot de vorming van gifstoffen die schadelijk zijn voor het vee. Gevolg is dat de afzet van het betreffende hooi enigszins wordt belemmerd. Als endofythoudend hooi wordt vervoederd in combinatie met ander ruwvoer, dan treden er geen problemen bij het vee op.

Tegenover de financiële opbrengst van het graszaad is voor de teler de financiële opbrengst van het hooi meestal ondergeschikt, variërend van nihil tot circa tien procent van de financiële opbrengst per hectare (resp. € 0 en € 200 per ha).
Het hooi heeft behalve een voederwaarde ook een energiewaarde bij inzet als brandstof. Door de sterk gestegen prijzen van fossiele energiedragers als olie en gas, is ook de energiewaarde van hooi evenredig gestegen.
De hypothese is dat anno 2009, in geld uitgedrukt, de energiewaarde van hooi hoger is dan de waarde als veevoer; en wel zodanig dat gebruik als energiebron voor verwarming, met de vereiste apparatuur, een financieel aantrekkelijk alternatief kan zijn voor aardgas. Bijvoorbeeld voor grote kleinverbruikers van aardgas, zoals verspreide glastuinbouwbedrijven of intensieve veehouderijbedrijven en dan vooral slachtkuikenbedrijven. Dit zijn bedrijven die meestal de hoge gastarieven voor kleinverbruik (tot 170.000 m3 per jaar) betalen. Het gaat er hier om, te onderzoeken of deze hypothese wel of niet wordt bevestigd.

Conclusies en aanbevelingen

De voorafgaande beschrijving omvat een beoordeling van de mogelijkheden voor aanwending van graszaadhooi als brandstof. De beoordeling wordt gemaakt tegenover aardgas als referentie en onder een aantal aannames en randvoorwaarden op het terrein van prijzen van hooi en gas en de energiebehoefte van de afnemers. Binnen de aangegeven kaders en voorwaarden, die zo goed mogelijk een praktijksituatie benaderen, valt het antwoord op de onderzoekvraag positief uit: Hooi kan als brandstof een economisch aantrekkelijk alternatief zijn voor aardgas.
Het verstoken van hooi vraagt nauwelijks input van fossiele brandstoffen voor oogst en transport, waardoor de CO2 emissiereductie hoog is.
Afhankelijkheid van een enkele brandstofsoort moet waar mogelijk worden voorkomen. De installatie moet naast hooi en stro ook andere halmgewassen, als miscanthus en riet, kunnen verstoken.

Onder de mogelijke afnemers is een grote diversiteit op het gebied van grootte en verdeling van de warmtevraag (pieken) en dergelijke. De diversiteit is zodanig groot dat de uitkomsten in dit rapport niet meer kunnen zijn dan een indicatie; de uitkomsten kunnen wel een opstap zijn voor een vervolg.
Een logische en aan te bevelen vervolgstap is de uitwerking van de casus in een concreet bedrijfsplan. Daarbij dient met name aandacht te worden besteed aan afnamehoeveelheden en afnamepatroon van energie, kostprijs van de beschikbare apparatuur en bijbehorende noodzakelijke installaties, vergunningen en emissie-eisen. Daarbij kunnen de verwachte nieuwe emissie-eisen (BEMS) worden geïmplementeerd.
De uitkomst van een dergelijke studie moet zijn of en hoe een biostookinstallatie onder praktijkomstandigheden kan worden geëxploiteerd.

Gezien de landelijke verdeling van de teelt van graszaad en granen en de alom aanwezige intensieve veehouderij en kleinschalige glastuinbouw, behoort de opzet van regionale agrarische ketens voor energie en mineralen (uit de as) tot de mogelijkheden. Dit zou nader kunnen worden uitgewerkt.