Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-10-2003

Gif in sloot door drift kun je voorkomen

Regels worden strikter, meetnetten voor waterkwaliteit fijnmaziger en analyses van stoffen nauwkeuriger. De teler moet steeds vaker inzien dat oppervlaktewater wordt vervuild door teeltmaatregelen. Er kunnen allerlei maatregelen worden genomen om dit te voorkomen en bestrijdingsmiddelen op de plaats te houden waar ze worden gespoten. Spuittechniek, keuze van spuitdop en toepassing van luchtondersteuning, teelt- en spuitvrije stroken langs de sloot en natuurlijke of kunstmatige schermen langs oppervlakte water zijn mogelijkheden. Vooral teeltvrije stroken kunnen hoge kosten voor de teler met zich mee brengen. In 2004 wordt bekend of de doelstellingen voor verwaaiing van gewasbeschermingsmiddelen worden gehaald. Zo niet, dan worden maatregelen aangescherpt.

Inleiding

Telers moeten scherp blijven om vervuiling van oppervlakte water tot het minimum te beperken. Spuittechniek, spuitvrije zones en toepassing van vanggewassen langs de sloten kunnen transport en neerslag van spuitnevel in de sloot gezamenlijk beperken.
Spuitnevel beperken is de eerste stap. Als driftarme doppen worden gebruikt neemt de hoeveelheid spuitnevel sterk af. De uitgebreide lijst met driftarme doppen is in de staatscourant gepubliceerd (zie [INVALID URL] ). De doppen uit deze lijst geven een driftreductie van tenminste 50%. Er zijn doppen die een driftreductie geven van 90% of meer.
Bij sommige middelen wordt voorgeschreven dat ze langs open water alleen gespoten mogen worden met doppen met meer dan 90% driftreductie of met een spuit met luchtondersteuning of met een windscherm langs de sloot. Voor sommige middelen geldt een spuitverbod op een strook van 14 meter langs open water mits voorzieningen worden getroffen. In het lozingenbesluit worden vanggewassen genoemd als maatregel om de breedte van de teeltvrije strook te beperken.
PPO doet momenteel onderzoek naar de vraag hoe groot het drift reducerende effect is bij combinaties van verschillende maatregelen. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen worden gebruikt om een toelating onder voorwaarden te krijgen van middelen met een hoge giftigheid voor waterorganismen. Mogelijk is het niet nodig teeltvrije zones te verbreden als combinaties van andere emissiebeperkende maatregelen worden genomen.

Doppen en effectiviteit

Er is veel [INVALID URL] gedaan naar de invloed van driftreducerende doppen op de werking van middelen. Doppen die grotere druppels afgeven veroorzaken een lagere bedekking van het gewas. Dat betekent niet automatisch dat de werking van middelen daardoor minder wordt.
Een spuitdop geeft druppels af die variëren in grootte. De druppels kleiner dan 100 micrometer (mu) vormen de spuitnevel en veroorzaken drift. Druppels groter dan 500 micrometer zijn zwaar en kunnen van het blad afrollen of afketsen. Bij het toepassen van fungiciden op dichte gewassen met verschillende bladetages is dat geen enkel probleem en soms zelfs gunstig. In veldproeven werd aangetoond dat [INVALID URL] met doppen met 90% driftreductie niet slechter was dan met de standaard hoog drukbereik spleetdop.
Bij toepassing van herbiciden op kiemplanten van onkruiden kan afrollen of afketsen wel een minder goede bestrijding geven. Uit onderzoek blijkt dat bij kritische doseringen op heel klein onkruid het bestrijdingspercentage van sommige soorten afneemt van 95% naar 65 %. Bij de adviesdoseringen werd overigens bij alle doppen 100% bestrijding bereikt. Alleen in het geval er op het scherpst van de snede wordt gedoseerd op kleine onkruiden heeft de druppelgrootte invloed op het spuitresultaat van herbiciden.

Luchtondersteuning

Spuiten met luchtondersteuning geeft een enorme driftreductie. Onderzoek door het IMAG toonde aan dat de neerslag van spuitvloeistof vlak buiten het bespoten veld met maar liefst 90% afnam. De aanschaf van een spuit met luchtondersteuning is kostbaar. Toch kunnen de kosten bij efficiënt gebruik van een spuit met luchtondersteuning binnen de perken blijven. Als deze techniek voorwaarde is voor het toepassen van essentiële stoffen bij de teelt van een gewas, is de keus niet moeilijk.

Teeltvrije stroken of bufferstroken

Langs de sloot moet bij intensief bespoten teelten, zoals bij aardappel, 150 cm onbeteeld, en daarmee onbemest en onbespoten, blijven. Als deze maatregel wordt gecombineerd met het gebruik van spuitdoppen met 50% driftreductie komt er 90% minder middel in de sloot dan bij spuiten met een midden fijne dop die vlak naast de slootkant spuit. Bij bredere bufferstroken neemt de emissie naar naastliggende sloten nog verder af. Bij een strook van 350 cm is de neerslag van spuitvloeistof in de sloot 80% lager dan bij een teeltvrije strook van 150 cm.
Om hetzelfde effect te bereiken kan op de teeltvrije zone ook een [INVALID URL] worden geteeld. Door PPO is drie jaar onderzoek gedaan naar de effecten van dergelijke “vanggewassen”.
Uit dit onderzoek bleek dat met een strook triticale van ongeveer 50 cm breed al 60% - 90% van de drift werd opgevangen. Voorwaarde is wel dat het gewas minimaal even hoog is als de hoogte van de spuitboom. De variatie in effect hangt samen met de dichtheid van het gewas. Bij een matig ontwikkeld gewas is de reductie 60% , bij een goed ontwikkeld gewas met een goede dichtheid werd zelfs 90% van de drift tegengehouden.
Volgens de regelingen van het lozingenbesluit kan de teeltvrije strook worden beperkt tot 1 meter als er een vanggewas langs de sloot staat. Er kan langs alle watervoerende sloten 50 cm meer worden beteeld. Bij een intensieve ontwatering kan bijvoorbeeld langs 400 meter sloot per ha een teeltvrije strook zijn voorgeschreven. In een dergelijke situatie blijft 6% van het areaal onbeteeld. Beperking van de breedte van de teeltvrije zone door een vanggewas is dan rendabel. In gebieden waar sloten op vrij grote afstand van elkaar liggen en er minder dan 50 m watervoerende sloot per hectare is, is de investering in een vanggewas niet rendabel.
Als de voorgeschriften worden aangescherpt worden vanggewassen langs sloten economisch aantrekkelijker.

Literatuur

Michielsen, J.M.G.P., H. Stallinga & J.C. van de Zande, 2002 Hoogte vanggewas bepalend voor driftreductie Landbouwmechanisatie 53(2002)4:22-23
Zande, Ir Jan C. van de 2001 Spray technique: how to optimize spray deposition and minimize spray drift Symposium Pesticide application and formulation 15 and 16 february 2001 Scheveningen.

Tips

Tip1
Zorg voor een vlak spuitspoor! Alleen dan kan met een constante boomhoogte van 50 cm worden gespoten. Bij variaties in boomhoogte neemt drift enorm toe: 1,5 tot 2 x zoveel drift bij boomhoogte van 75 cm boven het bespoten oppervlak t.o.v. 50 cm boomhoogte.

Tip2
Bij toepassing van fungiciden in gewassen met een goede bodembedekking, bodemherbiciden en insecticiden kunnen doppen met 90% driftreductie worden gebruikt zonder dat de werking minder wordt.
Alleen bij lage doseringen herbiciden op klein onkruid met een dop met fijner druppelspectrum spuiten of dosering verhogen als er geen kans op gewasschade is.

Tip 3
Een smalle strook (ca. 50 cm) graan met een hoogte van 150 cm langs de sloot vangt fijne druppels die naar de sloot waaien. Ook bij driftarme doppen neemt daardoor de neerslag van spuitvloeistof in oppervlakte water met 60-80% af.