Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 04-03-2013

Fosfaat(rijen)bemesting in zaaiuien

Omdat er in de praktijk onduidelijkheid is over de werking en efficiëntie van vloeibare P-meststoffen, heeft ALTIC vanaf 2010 driejarig bemestingsonderzoek uitgevoerd naar de werking van fosfaatmeststoffen in zaaiuien. In dit onderzoek zijn vergelijkingen aangelegd tussen diverse meststoffen en toedieningswijzen.

Uit het onderzoek is gebleken dat volvelds fosfaatbemesting met APP of TSP niet heeft geresulteerd in een hogere opbrengst dan bij geen fosfaatbemesting. Het totaal aantal uien in de maat 40-op nam echter bij een fosfaatgift van 50 kg/ha wel toe . De fosfaatgift verhogen naar 100 kg/ha leidde niet tot een verdere verhoging van het aantal uien.
Rijenbemesting met Powerstart (10 kg/ha P2O5) resulteerde in vergelijkbare tot iets betere opbrengsten. Een APP-toepassing op het zaad of PK 32-6 in de rij gaf lagere opbrengsten. Het effect van de meststof PK30-5 is enkel in de Noordoostpolder getoetst en bleek daar vergelijkbaar met Powerstart. Het coaten van de meststof DAP 18-46 met Avail had geen effect.

Inleiding

Er is in de praktijk onduidelijkheid over de werking en efficiëntie van vloeibare P-meststoffen. Daarom is in opdracht van het Productschap Akkerbouw, met medefinanciering van Mol Agrocom en Cebeco Meststoffen, door ALTIC B.V. driejarig bemestingsonderzoek uitgevoerd naar de werking van fosfaatmeststoffen in zaaiuien. Het onderzoek is uitgevoerd gedurende de jaren 2010, 2011 en 2012 op locaties in Zuidwest-Nederland en de Noordoostpolder en er zijn vergelijkingen aangelegd tussen Powerstart, APP, PK 32-6 en PK 30-5 toegepast als rijenbemesting, waarbij 10 kg P2O5/ha is toegediend. Tevens is onderzocht of het coaten van DAP 18-46 met Avail de benutting van de meststof verbeterde en is het effect van een volvelds toepassing met APP onderzocht.

Resultaten

Opkomstproblemen en een onregelmatige gewasstand waren de aanleiding om (in 2011, locatie Rusthoeve) één proef voortijdig te beëindigen. Daarnaast is in 2010 een extra proef aangelegd in de NOP.

Uit het onderzoek is gebleken dat volvelds fosfaatbemesting met APP of TSP bij zowel de meerjarige vergelijking als bij de individuele jaarvergelijking niet heeft geresulteerd in significante verschillen in opbrengst. Het totaal aantal uien in de maat 40-op nam echter significant toe bij een fosfaatgift van 50 kg/ha. De fosfaatgift verhogen naar 100 kg/ha leidde niet tot een verdere verhoging van het aantal uien.

Rijenbemesting met Powerstart (10 kg/ha P2O5) resulteerde in vergelijkbare tot iets betere opbrengsten dan met volveldse fosfaatbemesting met 50 kg P2O5/ha in de vorm van DAP 18-46.
Een APP-toepassing op het zaad leidde in vrijwel alle teeltjaren in zowel Zuidwest-Nederland als in de Noordoostpolder tot lagere opbrengsten en bij de meerjarige vergelijking in significant lagere opbrengsten dan met de standaardbemesting met DAP 18-46.
Het toepassen van de meststof PK 32-6 in de rij leidde eveneens tot significant lagere opbrengsten. In tegenstelling tot APP werd bij PK 32-6 geen effect vastgesteld op het aantal uien.
Het effect van de meststof PK 30-5 is enkel in de Noordoostpolder getoetst. Uit de resultaten is gebleken dat de opbrengsten met PK 30-5 vergelijkbaar waren met Powerstart.
Het coaten van de meststof DAP 18-46 met Avail heeft bij zowel de jaarvergelijkingen als bij de meerjarige vergelijking niet geresulteerd in significante effecten op de opbrengst.

Figuur 1. Het effect van de hoogte van de fosfaatgift, het toepassen van Avail, APP volvelds en het effect van vloeibare meststoffen op het zaad op de relatieve opbrengst in de maat 40-op.

Figuur 2. Het effect van de hoogte van de fosfaatgift, het toepassen van Avail, APP volvelds en het effect van vloeibare meststoffen op het zaad op het relatief aantal uien in de maat 40-op.