Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Erosieremmende teeltsystemen in mais en suikerbieten op lössgrond

Wat te doen om erosiebeperking en de opbrengst van suikerbieten te optimaliseren?

  • De afstroming van water en grond gedurende de winter wordt sterk verminderd als in de herfst de grondbewerking d.m.v. ploegen of stoppelbewerking wordt uitgevoerd;
  • Opbrengstderving bij de teelt in een bodembedekker kan worden voorkomen door toepassing van een oppervlakkige grondbewerking (paraploeg, zaairijfrees of oppervlakkige zaaibedbereiding);
  • Het is van groot belang een goede bodembedekking te verkrijgen met het inzaaien van een bodembedekker;
  • Het opbrengen van bodembedekkend materiaal, nadat de meeste bewerkingen zijn uitgevoerd, is een alternatief. Dit kan in de vorm van stro. De teelt kan dan bijna geheel volgens de gangbare wijze worden uitgevoerd.

Inleiding

Bodemerosie en wateroverlast zijn milieuproblemen die zich voordoen in het heuvelland van Zuid-Limburg. Door te telen in een bodembedekker vermindert de erosiegevoeligheid van de bieten- en de maïsteelt. Dit gaat echter ten koste van de opbrengst. In samenwerking met de universiteit van Amsterdam is door de proefboerderij Wijnandsrade onderzocht hoe teelttechnische maatregelen zowel ten aanzien van de opbrengst als ten aanzien van de erosiebeperking kunnen worden geoptimaliseerd.

Proefopzet

Proeven werden aangelegd in bieten en bij de continuteelt van snijmaïs. In de objecten werden diverse manieren van grondbewerking, zowel in de zomer als gedurende de winter, met elkaar vergeleken. Op twee manieren zijn erosiemetingen verricht: bij natuurlijke neerslag (jaarrond bij maïs) en bij gesimuleerde neerslag (in het voorjaar bij maïs en suikerbieten). Metingen bij regensimulatie boden de mogelijkheid om buien met extreem veel neerslag te simuleren.

Resultaten

De erosiebeschermende teeltsystemen bleken onder extreme omstandigheden effectiever dan bij natuurlijke neerslag. Erosie gedurende de winter bij continuteelt snijmaïs kon effectief worden voorkomen door het uitvoeren van een grondbewerking in de herfst. Hierdoor werd de afstroming van water met 95% gereduceerd. Het bodemverlies werd daardoor met 87% teruggebracht. Het maakte hierbij niet uit of er wel of geen bodembedekker was ingezaaid. Wel beperkte deze bodembedekker erosie in het erop volgende voorjaar. Door de teelt van een bodembedekker droogde de bovenlaag van de bouwvoor in het voorjaar trager op. Inzaai in de bodembedekker leidde tot een lager plantaantal en een wat tragere opkomst bij maïs en bieten door het langer nat en koud blijven van de bodem. De teelt van de bodembedekker had geen meetbare invloed op de bodemvruchtbaarheid. Inzaai in een bodembedekker zonder zaaibedbereiding leidde zowel bij maïs als bieten tot een 5% lagere opbrengst en iets mindere kwaliteit. Het bodemverlies werd er in het voorjaar sterk door beperkt. De afvoer van water werd enigszins verminderd. Komt de bodembedekker door omstandigheden niet aan bedekking van de bodem toe, dan leidde dat tot een toename van zowel waterafvoer als van bodemverlies. Door in de bodembedekker een bewerking uit te voeren, kon het negatieve effect op de opbrengst teniet worden gedaan. De bescherming tegen erosie nam daarmee echter af. Werd deze bewerking uitgevoerd met behulp van een paraploeg of zaairijfrees dan leidde dat nog steeds tot een aanzienlijke beperking van het bodemverlies. Door oppervlakkig een volvelds zaaibedbereiding uit te voeren, nam de afstroming van water toe. Bodemverlies werd hierbij onder extreme omstandigheden toch nog sterk beperkt (tot 70%). Gemeten bij natuurlijke neerslag was de bodemafvoer echter slechts 20% lager dan bij de gangbare teeltwijze. Een alternatief voor de inzaai in een bodembedekker is het aanbrengen van een strodek. Dit gaf een sterke afname van erosie. De afvoer van water werd met 80% verminderd; de afvoer van grond met eveneens 80%. Voordeel bij dit systeem is dat de gangbare teeltwijze kan worden gevolgd. Bovendien wordt de afstroming van water in dit systeem aanzienlijk verminderd. De teelt van bieten en maïs in een bodembedekker vraagt een aangepaste teeltwijze. Zaaimethode, grond bewerking, bemesting, plaag- en onkruid bestrijding zijn afwijkend van de gangbare teeltwijze. Wordt in de bodembedekker in het voorjaar nog volvelds een grond bewerking uitgevoerd, dan zijn nauwelijks aanpassingen nodig.

Conclusies

  • Grondbewerking in de herfst, dat wil zeggen ploegen of stoppelbewerking, geeft een zeer sterke vermindering van de afstroming van water en grond gedurende de winter.
  • De teelt van rogge als bodembedekker in de continueteelt van maïs levert als gevolg van late inzaai en trage begingroei gedurende het grootste gedeelte van de winter nauwelijks aanvullende bescherming.
  • Inzaai van een roggebodembedekker kan ertoe leiden dat het perceel in het voorjaar later bewerkbaar is als gevolg van het trager opdrogen van de bodem. Onder extreme omstandigheden van neerslag wordt een reductie van ruim 10% bereikt. Er blijkt een verschil te bestaan tussen rogge en gele mosterd. Een gele mosterdbodembedekker gaf onder extreme omstandigheden een reductie van meer dan 50%.
  • Deze teeltwijze geeft een behoorlijke opbrengstreductie (5%), vraagt een aangepaste (duurdere) teeltwijze (zaaitechniek, onkruidbestrijding, plaagbestrijding, aangepaste bemesting en een beperking van de toepassingsmogelijkheden van drijfmest). Een niet geslaagde bodembedekker leidt bij deze teeltwijze tot een toename van erosie ten opzichte van de gangbare praktijk. Het is dus van groot belang om niet alleen een bodembedekker in te zaaien, maar vooral om daadwerkelijk ook een bodembedekking te verkrijgen.
  • Door toepassing van een oppervlakkige grondbewerking (paraploeg, zaai rijfrees of oppervlakkige zaaibed bereiding) bij de teelt in een bodembedekker kan opbrengstderving worden voorkomen. De effectiviteit tegen erosie neemt ten opzichte van inzaai zonder zaaibed af, maar blijft aanzienlijk beter dan de gangbare teeltwijze. Naarmate de bodem intensiever is bewerkt, neemt de bescherming af. Het gebruik van de zaai rijfrees geeft een afname van het bodemverlies van 70-80%, de paraploeg van 40-60% en een volvelds oppervlakkig zaaibed 20-70%. Onder extreme omstandigheden van neerslag is de werking effectiever dan onder minder extreme, natuurlijke omstandigheden. Afstroming van water wordt niet of nauwelijks beperkt. De benodigde aanpassingen bij de teeltwijze zijn beperkt.
  • Een alternatief voor de teelt in een bodembedekker is het opbrengen van bodembedekkend materiaal nadat de meeste bewerkingen zijn uitgevoerd. Dit kan in de vorm van stro. De teelt kan dan bijna geheel volgens de gangbare wijze worden uitgevoerd. In de proeven werd een bedekking van drie ton verhakseld stro per ha aangebracht. Dit leidt tot een aanzienlijke afname van de afvoer en een zeer aanzienlijke vermindering van het bodemverlies zonder dat dit ten koste gaat van de opbrengst. Hoe de verdeling van stro onder praktijkomstandigheden uitvoerbaar is en wat de invloed op de insporing is, moet nog nader worden bekeken. Het heeft duidelijke voordelen boven de inzaai in een bodembedekker omdat in dit systeem niet alleen het bodemverlies, maar ook de afvoer van water wordt beperkt.