Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 21-09-2011

Effectiviteit van toedieningstechnieken van kiemremmingsmiddel in de aardappelbewaring

Op verzoek van het productschap Akkerbouw en met cofinanciering van Certis zijn in twee aardappelbewaarseizoenen heet- en koudvernevelingstechnieken onderling vergeleken. Het onderzoek werd uitgevoerd in bewaarcellen op PPO-proefbedrijf 'De Eest' (nabij Nagele).

Alle vernevelingstechnieken lieten een effectieve en vergelijkbare kiemremming en vergelijkbare bewaarverliezen zien. Onderwatergewicht en bakkwaliteit waren vergelijkbaar en er is geen schilbrand waargenomen. Van de drie koudvernevelingstechnieken liet de Cyclomatic minder inwendige kiem zien dan de Potatofog en Pieperdoes coldfog.
CIPC-toepassingen met lagere giften in korte intervallen, zoals hier gebruikt bij de koudvernevelingstechnieken, hebben in dit onderzoek geleid tot meer inwendige kieming. Hogere giften in een ruimer interval, zoals hier gebruikt bij de heetvernevelingstechniek, lieten in dit onderzoek minder inwendig kiem zien. De proefopzet laat niet toe de hogere inwendige kiemingsniveaus toe te schrijven aan een toedieningstechniek of gebruikt product!

Inleiding

Meerdere technieken worden gebruikt voor de toediening van kiemremmingsmiddelen bij de bewaring van consumptieaardappelen. De reeds meerdere jaren gebruikte Swingfog (heetvernevelingstechniek) heeft gezelschap gekregen van koudvernevelingstechnieken, o.a. Cyclomatic, Potatofog en Pieperdoes coldfog.
In twee bewaarseizoenen zijn de genoemde vernevelingstechnieken onderling vergeleken. Het onderzoek werd uitgevoerd in bewaarcellen op PPO-proefbedrijf 'De Eest' (nabij Nagele). Het onderzoek was aangevraagd door consumptieaardappeltelers en werd gefinancierd door het Productschap Akkerbouw met cofinanciering van Certis.

Onderzoek

Het experiment bestond uit vier toedieningstechnieken; een maandelijkse toediening met een heetvernevelingstechniek (Swingfog) en drie wekelijkse toedieningen met koudvernevelingsapparatuur (Cyclomatic, Pieperdoes en Potatofog). De wekelijkse CIPC-toediening was lager dan de maandelijkse toediening.
Het onderzoek is uitgevoerd in onderzoekscellen van ongeveer 13 ton los gestorte aardappelen. De onderzoekscellen zijn luchtgekoeld en voorzien van een vloer met sleuven, waardoor de lucht geforceerd door de aardappelen werd geblazen.
Twee chipsrassen en een fritesras zijn meegenomen in het onderzoek: Lady Claire (2009 en 2010), Saturna (2009) en het fritesras Innovator (2010). Monsterzakjes met deze rassen zijn op verschillende hoogtes in de cel opgeslagen. De aardappelen zijn bewaard tot eind april - begin mei van het volgende seizoen.
Het gebruikte kiemremmingsmiddel voor alle vernevelingstechnieken was Gro-Stop Innovator. De werkzame stof van dit middel is chloorprofam (CIPC).
De bewaartemperatuur in de proeven was 9 °C. Dit is voor alle gebruikte toetsrassen aan de hoge kant, maar hiervoor is gekozen om de effectiviteit en eventuele verschillen goed aan te kunnen tonen.

Technieken van toediening

De gebruikte koudvernevelingstechnieken verschillen onderling in toepassingstechniek. De onderstaande tabel geeft de meest kenmerkende gegevens en eigenschappen van de geteste koudvernevelingsapparaten.

Tabel 1. Overzicht van de gebruikte koude vernevelingstechnieken.
Eigenschap/ApparaatCyclomaticPotatofogPieperdoes coldfog
ProducentSosefFrans VeugenAgricult
DruppelgrootteFijnZeer fijnZeer fijn
LuchtondersteuningIngebouwdExternExtern
AfgifteStatisch, afhankelijk van diameter pompslang(Traploos) regelbaarTraploos regelbaar

In de onderstaande afbeeldingen zijn de gebruikte vernevelingsapparaten weergegeven.

Afbeelding 1. Potatofog.

Afbeelding 2. Pieperdoes coldfog.

Afbeelding 3. Cyclomatic.

In het onderzoek zijn alle koudvernevelingsapparaten boven de partij aardappelen geplaatst. Bij de Pieperdoes Coldfog hing alleen de vernevelingsunit in de cel. Het doseersapparaat en het voorraadtankje met middel hingen buiten de cel.
De toedieningsintervallen waren maandelijks voor de heetverneveling en wekelijks (4 x 6 ml/ton gevolgd door 25 x 3 ml/ton ) voor de koudverneveling. Bij alle vernevelingstechnieken werd per bewaarseizoen evenveel actieve stof (CIPC) toegediend. De eerste behandeling vond plaats 2 weken na inschuren.

Resultaten

Kieming

De drie onderzochte koudvernevelingstechnieken lieten alle een goede kiemremming zien (figuur 1). De aardappelen gerooid in 2010 kiemden uitbundiger dan de aardappelen gerooid in 2009. Dit komt waarschijnlijk door het warme teeltseizoen in combinatie met de wat hogere bewaartemperatuur.

Figuur 1. Gemiddelde kiemgewichten (grammen per kilogram aardappelen) van de diverse vernevelingstechnieken

De kieming van de aardappelen was afhankelijk van de opslaghoogte in de cel. De aardappelen die onder in de cel waren opgeslagen, vertoonden minder kieming dan de aardappelen die in het midden en boven in de cel waren opgeslagen. Dit was bij alle drie de technieken vergelijkbaar. Dit is te verklaren doordat de lucht van onder naar boven door de partij wordt geblazen, waardoor er tijdens het toepassen van de middelen ook meer middel onder in de partij aardappelen achterblijft. Tevens is de temperatuur boven in de cel fractioneel hoger.
De vernevelingstechnieken hadden een gelijke, effectieve kiemremming.

Afbeelding 4. Impressie van kiem per kg aardappelen. Links 10 g/kg aardappelen en rechts 20 g/kg aardappelen.

Bewaarverlies

De gemiddelde bewaarverliezen (figuur 2) varieerden van 4,9 tot 6,7% voor Lady Claire (respectievelijk 2009-2010 en 2010-2011), 5,5% voor Saturna (2009-2010) en 6,7% voor Innovator (2010-2011). Gemiddeld over de rassen en over beide jaren waren er geen significante verschillen in bewaarverliezen tussen de vernevelingstechnieken.

Figuur 2. Gemiddelde bewaarverliezen (%)

Inwendige kiem

Inwendige kieming is een belangrijk kwaliteitsaspect van aardappelen. Behandeling met een kiemremmingsmiddel induceert dit verschijnsel.
In dit onderzoek werd relatief veel interne kieming waargenomen (figuur 3). De hoge inwendige kiempercentages werden met name veroorzaakt door het ras Innovator, dat duidelijk meer inwendig kiem liet zien dan de andere toetsrassen. De oorzaak moet worden gezocht in de gevoeligheid voor inwendig kiem van het ras Innovator in combinatie met de hoge bewaartemperatuur van 9 °C (normaal 6-8 °C). In de praktijk, waar een lagere bewaartemperatuur wordt gehanteerd, zal de mate van inwendige kiem waarschijnlijk lager liggen.

Figuur 3. Inwendige kieming (%) per vernevelingstechniek

CIPC-toepassingen met lagere giften in korte intervallen, zoals hier gebruikt bij de koudvernevelingstechnieken, hebben in dit onderzoek geleid tot meer inwendige kieming. Hogere giften in een ruimer interval, zoals hier gebruikt bij de heetvernevelingstechniek, lieten in dit onderzoek minder inwendig kiem zien. De proefopzet laat niet toe de hogere inwendige kiemingsniveaus toe te schrijven aan een toedieningstechniek of gebruikt product!

De verschillen tussen de 3 koudvernevelingstechnieken waren klein, al was er een tendens zichtbaar over beide jaren dat de Cyclomatic minder inwendig kiem liet zien dan de Potatofog en Pieperdoes coldfog.

Schilbrand, onderwatergewicht en bakkwaliteit

Na bewaring zijn de knollen beoordeeld op schilbrand. Ook de onderwatergewichten en de bakkwaliteit zijn bepaald. Tussen de verschillende koudvernevelingstechnieken zijn geen verschillen in onderwatergewichten en bakkwaliteit waargenomen. Schilbrand is niet waargenomen op de monsters.

Conclusies

Alle vernevelingstechnieken lieten een effectieve en vergelijkbare kiemremming en vergelijkbare bewaarverliezen zien. Onderwatergewicht en bakkwaliteit waren vergelijkbaar en er is geen schilbrand waargenomen. Van de drie koudvernevelingstechnieken liet de Cyclomatic minder inwendige kiem zien dan de Potatofog en Pieperdoes coldfog.
CIPC-toepassingen met lagere giften in korte intervallen, zoals hier gebruikt bij de koudvernevelingstechnieken, hebben in dit onderzoek geleid tot meer inwendige kieming. Hogere giften in een ruimer interval, zoals hier gebruikt bij de heetvernevelingstechniek, lieten in dit onderzoek minder inwendig kiem zien. De proefopzet laat niet toe de hogere inwendige kiemingsniveaus toe te schrijven aan een toedieningstechniek of gebruikt product!