Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Effect van zaaibedbereiding op de opbrengst van suikerbieten

Wat is nodig voor het bereiden van een goed zaaibed voor de opbrengst van suikerbieten?

  • Voor het bereiden van een goed zaaibed is op middelzware tot zware kleigrond geen intensieve voorjaarsgrondbewerking met een aangedreven werktuig nodig;
  • Een vereiste is een voldoende vlakke ligging na de winter, bereikt door goed ploegwerk al dan niet gevolgd door een egaliserende bewerking met een vastetandcultivator;
  • Er blijft enig risico aanwezig in de vorm van een lagere en onregelmatige veldopkomst en een mogelijk geringere werking van herbiciden;
  • De sneleg levert een visueel beter zaaibed. De opbrengstresultaten geven echter geen aanleiding tot een voorkeur voor een bepaald type werktuig bij de zaaibedbereiding.

Inleiding

Een voldoende vlakke ligging na de winter is een eerste vereiste bij het bereiden van een goed zaaibed, zijnde een regelmatig dunne toplaag op een vastere ondergrond. Dat dit op een kleigrond met alleen ploegen niet altijd te realiseren is, blijkt wel uit dit onderzoek.

Proefopzet

Op een kleigrond met een lutumfractie van circa 0,36 (= 54% afslibbaar) in Oostelijk Flevoland is in de jaren 1978, 1980 en 1981 onderzoek gedaan naar de invloed van de intensiteit van zaaibedbereiding op het kiembed en de opkomst, opbrengst en kwaliteit van suikerbieten. Vergeleken werden de eenmalig uitgevoerde bewerkingen met Rau-combiverkruimelaarcombinatie, roterkopeg, schudeg en sneleg, naast een object waarbij geen zaaibedbereiding werd toegepast. In 1980 en 1981 werden deze voorjaarsgrondbewerkingen gecombineerd met de voorbewerkingen ploegen (in het najaar), ploegen en egaliseren over de vorst en ploegen + egaliseren in dezelfde werkgang.

Resultaten

Nadat in beide jaren onder vrij vochtige omstandigheden werd geploegd, bleek in het voorjaar, vooral in 1981, het land nog ongelijk en grofkluiterig te zijn. De grote ploegvoren zijn hier waarschijnlijk debet aan. In combinatie met de heersende droogte vanaf het moment van zaaien leidde dit in 1980, ongeacht het type zaaibedbereiding, tot een lagere veldopkomst en uiteindelijk zelfs tot een wat lagere bieten- en suikeropbrengst en tot een lichte verhoging van de gehalten K, Na en a-amino N in het suikerfiltraat.

Niet te vlak ploegwerk zal gecorrigeerd dienen te worden door een egalisatiebewerking. Het egaliseren in één werkgang met het ploegen (d.m.v. speciale tanden aan de ploegboom) is een mogelijkheid, maar is vooral onder vrij natte omstandigheden niet altijd even bedrijfszeker. Het egaliseren over de vorst, waarbij met behulp van een vastetandcultivator de koppen van de ploegvoren wat afgestreken worden, heeft in dit onderzoek goed voldaan.

De feitelijke zaaibedbereidingen hebben in geen der proefjaren tot grote opbrengstverschillen geleid. De grootste verschillen werden nog in de plantaantallen gevonden. Geen zaaibedbereiding gaf het laagste plantaantal. Vooral na alleen ploegen, en na egaliseren in één werkgang met het ploegen, was het plantaantal duidelijk lager dan op de overige objecten. Het opkomstpercentage was na egaliseren over de vorst toch altijd meer dan 60%. (De bieten- en suikeropbrengst waren slechts in 1978 enigszins lager.) Na alleen ploegen en egaliseren in één werkgang met ploegen waren de opbrengsten wat lager en de gehalten K, Na en a- amino N enigszins hoger.
De verschillen tussen de verkruimelaarscombinatie, de rotorkopeg, de schudeg met egalisatieset en de niet-aangedreven sneleg waren, zoals eerder opgemerkt, gering en tevens ook wisselend van resultaat. Toch werd na een bewerking met de rotorkopeg in twee van de drie jaar (1978 en 1981) een iets lagere bieten- en suikeropbrengst behaald dan op een bewerking met de overige werktuigen. Beide jaren werden gekenmerkt door (vrijwel) geen neerslag in de periode tussen zaaien en opkomst van de bieten. Het verkregen zaaibed vertoonde eveneens de grootste variatie in dikte van de losse laag. Ook de schudeg en het Raucombi systeem gaven soms een vrij dikke losse laag of een grote variatie in de dikte van deze laag.
Gelet op vlakligging en kluiterigheid van het kiembed blijken de schudeg en de sneleg telkens als beste naar voren te zijn gekomen.
De gehalten K, Na en a-amino N in het suikerfiltraat zijn niet of nauwelijks beïnvloed door de toegepaste voorjaarsgrondbewerkingen. Wat dit aspect betreft, bestaat er dus geen voorkeur voor een bepaald werktuig.

Conclusie

Al met al duiden de behaalde resultaten erop, dat voor het bereiden van een goed zaaibed ook op middelzware tot zware kleigrond geen intensieve voorjaarsgrondbewerking met een aangedreven werktuig nodig is. Een en ander wordt vooral onderstreept door de resultaten die bereikt werden zonder dat een voorjaarsgrondbewerking werd uitgevoerd. Een voldoend vlakke ligging na de winter, bereikt door goed ploegwerk al dan niet gevolgd door een egaliserende bewerking met een vastetand cultivator, was dan echter vereist. Dan nog bleef enig risico in de vorm van een lagere en onregelmatige veldopkomst en een mogelijk geringere werking van herbiciden aanwezig.

Met een schudeg, voorzien van een egalisatieset op de tandenbalken, is de zaaibedbereiding van bietenland goed uitvoerbaar. De bereikte resultaten zijn gemiddeld echter niet beter dan die met de niet-aangedreven werktuigen (sneleg en Rau-combi verkruimelaarcombinatie) behaald werden, terwijl nadelen als capaciteitbeperking en kans op overmatig vochtverlies ook voor de schudeg van toepassing zijn.

De opbrengstresultaten geven geen aanleiding tot het uitspreken van een voorkeur voor een bepaald type werktuig bij de zaaibedbereiding. De sneleg levert evenwel een visueel beter zaaibed.