Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-01-2007

Effect van zaad primen en vroeg zaaien op de opbrengst van cichorei

Uit onderzoek naar de mogelijkheden om de [INVALID URL] te verbeteren kwam naar voren dat het primen (voorkiemen) van zaaizaad een snellere veldopkomst en daarnaast mogelijk ook een hogere opbrengst kan geven. In 2004, 2005 en 2006 is het effect van het gebruik van geprimed zaaizaad nader onderzocht, waarbij tegelijk ook het effect van zeer vroeg zaaien is meegenomen. De ervaringen waren namelijk dat geprimed zaad vooral een snellere opkomst geeft onder koude omstandigheden.

Primen van zaaizaad gaf een snellere veldopkomst en een verhoging van het plantaantal. Bij vroege zaai, ca. half maart, nam de kans op schieters aanmerkelijk toe, ook bij rassen met een goede schieterresistentie. Vervroeging van het zaaitijdstip van begin april naar half maart gaf gemiddeld over de jaren slechts een geringe opbrengstverhoging van 0,4%. De gemiddelde opbrengstverhoging door primen bedroeg ca. 2%. De kosten van het zaad primen kunnen hiermee niet worden terugverdiend. De maximale opbrengstverhoging die gemeten is, bedroeg 8%. De combinatie van vroeg zaaien en het gebruik van geprimed zaad gaf gemiddeld over alle objecten 2% meer opbrengst dan zaaien op een normaal zaaitijdstip en het gebruik van ongeprimed zaad. Hierbij was er echter wel een grote spreiding, uiteenlopend van een 2% lagere opbrengst tot een 7,5% hogere opbrengst.

Onderzoek

In 2004, 2005 en 2006 is op twee locaties, Vredepeel en Colijnsplaat, van drie rassen geprimed en ongeprimed zaad gezaaid op twee tijdstippen, nl. de eerste zaai ca. half maart en de tweede zaai ca. begin april. De rassen verschilden in schietergevoeligheid. De oogst van de proeven vond plaats in de tweede helft van oktober, begin november.

Afbeelding. Gewasontwikkeling in juni te Vredepeel: rechts geprimed zaaizaad, links ongeprimed zaaizaad.

Resultaten en discussie

Primen van cichoreizaad gaf gemiddeld over alle proeven een snellere veldopkomst van gemiddeld 2 tot 4 dagen. Hierbij waren er echter wel verschillen tussen de rassen/zaadpartijen. De rasverschillen waren niet consistent over de jaren.
In alle proeven waarin de vochtvoorziening tijdens opkomst goed was gaf geprimed zaad een hoger plantaantal. De verhoging was gemiddeld 5%.
De bodemtemperatuur in de drie verschillende jaren was hoger dan normaal. In het bijzonder was dat het geval in 2005. De omstandigheden waren dus niet gunstig om een groot effect van zaad primen te kunnen verwachten.

Bij vroege zaai, ca. half maart, nam de kans op schieters aanmerkelijk toe. En ras met een 5 voor schieterresistentie gaf bij vroege zaai in een aantal proeven extreem veel schieters, oplopend tot 18%. Echter ook rassen met een 8,5 voor schieterresistentie lieten in de proeven bij vroege zaai soms toch 0,5 à 1,5% schieters zien.

In de tabel staan de inuline-opbrengsten die vastgesteld zijn in de proeven van 2004 t/m 2006.

Tabel. Inulineopbrengst (relatief) van de proeven in 2004, 2005 en 2006. Per locatie is het gemiddelde van de van de objecten van de eerste zaai op 100 gesteld.


*: binnen de zaaitijd is verschil tussen geprimed en ongeprimed bij betreffend rassignificant (P=0,05);
(*): binnen zaaitijd is verschil tussen geprimed en ongeprimed bij betreffende ras net niet significant, echter bij wortelopbrengst was dit verschil nog wel significant (P=0,05);
**: niet geoogst, omdat er zoveel schieters verwijderd waren dat oogsten niet zinvol was;
-: niet opgenomen in de betreffende zaai.

Vervroeging van het zaaitijd van begin april naar half maart leidde niet tot een duidelijke opbrengstverhoging. In Vredepeel bracht de eerste zaai gemiddeld over de drie jaren 0,2% meer op, in Colijnsplaat was dit 0,6%. De weersomstandigheden en, met name op de kleigronden, de kwaliteit van het zaaibed, waren in dit opzicht belangrijkere factoren dan het zaaitijdstip.

Zaad primen gaf gemiddeld over alle objecten een opbrengstverhoging van 1,9%. Bij sommige rassen/zaadpartijen liep deze opbrengstverhoging soms op tot 5 à 8%, maar bij andere rassen/zaadpartijen was dit effect kleiner of zelfs afwezig. De gemiddelde opbrengstverhoging van ca. 2% komt overeen met ca. €50,-/ha. Dit is te gering om de kosten van zaad primen terug te verdienen.

De uitgevoerde proeven zijn geoogst in oktober/november. Het is mogelijk dat bij een vroegere oogst, bijvoorbeeld begin september, een groter effect van vroeg zaaien en zaad primen te bereiken valt.

Er kon geen positief effect vastgesteld worden van zaad primen op de homogeniteit van het plantbestand en op de beperking van de rooiverliezen.

Conclusies

Primen van zaaizaad gaf een snellere veldopkomst en een verhoging van het plantaantal.

Bij vroege zaai, ca. half maart, nam de kans op schieters aanmerkelijk toe, ook bij rassen met een goede schieterresistentie. Rassen met een 8,5 voor schieterresistentie lieten in de proeven soms toch 0,5 à 1,5% schieters zien.

Vervroeging van het zaaitijdstip van begin april naar half maart gaf gemiddeld over de jaren slechts een geringe opbrengstverhoging van 0,4%.

De gemiddelde opbrengstverhoging door primen bedroeg ca. 2%. De kosten van het zaad primen kunnen hiermee niet worden terugverdiend. De maximale opbrengstverhoging die gemeten is, bedroeg 8%.

De combinatie van vroeg zaaien en het gebruik van geprimed zaad gaf gemiddeld over alle objecten 2% meer opbrengst dan zaaien op een normaal zaaitijdstip en het gebruik van ongeprimed zaad. Hierbij was er echter wel een grote spreiding, uiteenlopend van een 2% lagere opbrengst tot een 7,5% hogere opbrengst.