Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 15-04-2005

Effect van teeltmaatregelen op valse meeldauw en bladvlekkenziekte in uien

Valse meeldauw en bladvlekkenziekte zijn twee belangrijke schimmelziekten in ui. Hoe snel deze schimmels zich in de gewassen kunnen ontwikkelen is onder andere afhankelijk van de weersomstandigheden. Bij warm en vochtig weer ontwikkelt de schimmel zich erg snel. Aantasting van zaaiuien door deze schimmels zorgt voor een vroegtijdige afsterving van het loof wat resulteert in een lagere opbrengst.
Ook teeltmaatregelen spelen een rol bij de mate van aantasting, zeker in een biologische teelt waarbij chemische gewasbescherming niet mogelijk is. Te denken valt dan aan zaaimethode, zaaidichtheid of stikstofbemesting.

Uit het onderzoek in 2004, dat werd gefinancierd door Stichting Proefboerderijen Flevoland, kwam naar voren dat de zaaimethode het grootste effect had op de ontwikkeling van valse meeldauw.

Aanpak

In 2004 is in een veldproef in Lelystad nagegaan of een aantal teeltmaatregelen effect heeft op het optreden van valse meeldauw (afbeelding 1) en bladvlekken in zaaiui en wat het uiteindelijke effect is op de opbrengst. Onderzochte teeltmaatregelen zijn:

  • Zaaimethode, op een bed van 1,5 m breed zijn 5 rijen (Becker zaaimachine) of 4 rijen (Heyboer zaaimachine, met een breed zaaicouter) zaaiuien gezaaid;
  • Zaaidichtheid van 3,0 of 4,5 eenheden/ha;
  • Stikstofbemesting van 50 (in 1 keer) of 250 kg N/ha (in 2 giften).

Gedurende het seizoen is de ontwikkeling van het gewas en de ontwikkeling van de twee ziekten gevolgd. Op 30 augustus is het gewas geoogst en daarna gedroogd. Toen de uien goed droog waren is de opbrengst bepaald.

Afbeelding 1. Aantasting van zaaiuien door valse meeldauw.

Resultaten

De resultaten zijn samengevat in de tabellen 1, 2 en 3. Bij de valse meeldauw (valse m.) is het aantal aanwezige vlekken geteld op 16,5 m2. De bladvlekkenziekte (blad vl.) is beoordeeld met behulp van een cijfer (1=veel, 9= geen aantasting door bladvlekkenziekte).

Tabel 1. Effect van zaaimethoden, PPO Lelystad 2004.
zaaimethode

Planten/m
(30-6)

Valse meeldauw
(13-7)
Bladvlekkenziekte
(2-8)
opbrengst (ton/ha leverbaar)
5 rijen
21
78
4,2
26,2
4 rijen
28
255
4,7
23,4
Tabel 2. Effect van zaadhoeveelheden, PPO Lelystad 2004.
zaaieenheden/ha

Planten/m
(30-6)

Valse meeldauw
(13-7)
Bladvlekkenziekte
(2-8)
opbrengst (ton/ha leverbaar)
3,0
62
140
4,4
26,4
4,5
85
193
4,5
23,3
Tabel 3. Effect van stikstofbemesting op een aantal gewaseigenschappen, Lelystad 2004.
stikstof

Planten/m
(30-6)

Valse meeldauw
(13-7)
Bladvlekkenziekte
(2-8)
opbrengst (ton/ha leverbaar)
50 kg/ha
77
177
5,3
26,4
250 kg/ha
69
155
3,8
23,3

Conclusies

Valse meeldauw

  • In 2004 had de gebruikte zaaimethode het grootste effect op het optreden van valse meeldauw. Bij de Becker zaaimachine (5 rijen per bed) trad aantoonbaar minder valse meeldauw op dan bij het zaaisysteem van Heyboer (4 rijen per bed met een breed zaaicouter). Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat bij een gelijkblijvende zaaihoeveelheid bij de laatste methode er meer planten per strekkende meter staan. De Becker zaaimethode gaf een aantoonbaar hogere leverbare opbrengst;
  • Bij een gebruik van 3,0 eenheden zaaizaad per ha traden aantoonbaar minder problemen op met valse meeldauw ten opzichte van het gebruik van 4,5 eenheden/ha. Ook de leverbare opbrengst lag bij 3,0 eenheden per ha aantoonbaar hoger dan bij 4,5 eenheden per ha. Bij 4,5 eenheden per ha blijven veel uien te klein (hoog % uien kleiner dan 40 mm);
  • De resultaten van de stikstofbemesting varieerden. Dit wordt veroorzaakt door de zoutschade die in het begin van de teelt is waargenomen. Vervolgonderzoek moet aantonen wat het werkelijke effect van stikstof op valse meeldauw is.

Bladvlekkenziekte

  • Conclusies over het effect van teeltmaatregelen op bladvlekkenziekte zijn moeilijker te trekken omdat op het moment dat de eerste bladvlekkenziekte werd waargenomen het gewas al zwaar was aangetast door valse meeldauw;
  • De stikstofbemesting had het grootste effect. De minste bladvlekken werden waargenomen bij de laagste stikstofbemesting (50 kg N/ha). De opbrengst totaal en leverbaar was bij deze lage gift het hoogst. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door zoutschade die optrad bij de hoge stikstofgift (250 kg N/ha);
  • De zaaimethode had ook een aantoonbaar effect alleen deze is kleiner dan de stikstofbemesting. Bij de zaaimethode van Heyboer zijn iets minder bladvlekken waargenomen. Echter de leverbare opbrengst bleef aantoonbaar achter ten opzichte van de Becker zaaimachine;
  • De zaaddichtheid (3,0 of 4,5 eenheden/ha) had geen aantoonbaar effect op het optreden van bladvlekkenziekte.