Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 01-07-2003

Effect van fungiciden op met Phytophthora (latent) geïnfecteerde aardappelknollen

Wat te doen als aannemelijk is dat in het pootgoed (latente) knolphytophthora aanwezig is?
Onderzoek heeft aangetoond dat:

  • een knolbehandeling met fungiciden vooralsnog te weinig of geen perspectief biedt;
  • spuiten met Curzate M vroeg in het groeiseizoen de beste onderdrukking van ziektedruk vanuit de knol geeft;
  • spuiten met metalaxyl-houdende fungiciden (in aanvraag voor seizoen 2004) de ziektedruk vanuit de knol onderdrukt én invloed heeft op de rest van het groeiseizoen.

Inleiding

Er is veel informatie over de ontwikkeling van Phytophthora infestans in het bovengrondse deel van het aardappelgewas. Recentelijk is het risico van (latent) aangetast pootgoed benadrukt. In de toekomst zou de laatst genoemde initiële infectiebron een steeds belangrijkere rol kunnen spelen in de epidemiologie van P. infestans.

In het kader van het Masterplan Phytophthora is door het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO) in samenwerking met het Hilbrands Laboratorium voor Bodemziekten (HLB) een aantal proeven uitgevoerd waarin het effect van fungiciden op (latent) geïnfecteerde knollen is onderzocht. Hierbij is een opdeling gemaakt in diepe knolbesmettingen en oppervlakkige knolbesmettingen. De diepe knolbesmetting is bedoeld als een situatie die vergelijkbaar is bij het planten. De P. infestans heeft tijdens de bewaarperiode de tijd gehad diep in de knol te kunnen dringen. De oppervlakkige knolbesmetting is vergelijkbaar met de praktijksituatie bij de oogst. Kort na de oogst, bij het inschuren en in het begin van de bewaarperiode is de knolaantasting veelal nog oppervlakkig. Dit onderzoek is een vervolg op soortgelijk onderzoek gedaan in 2001. Tenslotte is een veldproef uitgevoerd waarin het effect van fungiciden in de eerste drie bespuitingen is beoordeeld. In dit geval zijn de knollen niet behandeld met fungiciden.

Proefopzet en resultaten

In de eerste proef zijn direct na de oogst van 2001 knollen van de rassen Bintje en Agria kunstmatig oppervlakkig behandeld met Phytophthora-sporen met behulp van een rugspuit. Van Bintje is bekend dat deze een lage knol- en loofresistentie heeft voor P. infestans en van Agria is bekend dat deze een matige loof- en een goede knolresistentie heeft. Na de behandeling met sporen vond een knolbehandeling met fungiciden plaats. De fungicidenbehandeling vond één en tien dagen na inoculatie plaats. De knollen zijn meerdere malen beoordeeld op aantasting. Uit de minimale aantasting (met name in object B; onbehandeld en geïnoculeerd) blijkt dat de aangebrachte infectie niet of weinig geslaagd is. De hoeveelheid sporen was bewust laag gehouden om te proberen een latente knolinfectie te krijgen. Maar de aantasting was zo laag dat de verschillen klein en niet betrouwbaar waren.

In de tweede proef zijn de knollen direct na de oogst met behulp van een rugspuit behandeld met Phytophthora-sporen en vervolgens met fungiciden. Na een bewaarperiode bij 4 ºC zijn de knollen in het voorjaar geplant. Knolbehandelingen met verschillende fungiciden hebben in deze proef niet tot statistisch betrouwbare verschillen in Phytophthora-aantasting geleid. De gevonden aantasting bevond zich met name onder in het gewas. De vele aantasting onder in het gewas zou als volgt verklaard kunnen worden: de primaire stengelinfecties kunnen vanuit de knol zijn ontstaan en vervolgens hebben de sporulerende stengels secundaire (explosieve) aantasting veroorzaakt. Maar het kan ook zijn dat door de intensieve kunstmatige beregening onder in het gewas een gunstig microklimaat is ontstaan, waarop van elders aangewaaide sporen infecties kunnen veroorzaken. De tijd tussen de knolbehandeling (augustus 2001) en de plantengroei (mei en verder 2002) was wellicht te lang om nog enige bescherming te geven.

In de derde proef zijn knollen van het ras Bintje gebruikt met natuurlijk aangetaste knollen. De knollen zijn in het voorjaar met fungiciden behandeld en vervolgens geplant. Knolbehandelingen met de verschillende fungiciden hebben niet tot statistisch betrouwbare verschillen in Phytophthora-aantasting geleid. In deze proef bevond de aantasting zich net als in de tweede proef met name onder in het gewas.

In de vierde proef zijn knollen van het ras Bintje kunstmatig diep geïnoculeerd (met een injectiespuit) en vervolgens geplant. De eerste drie bespuitingen vonden plaats in een wekelijks spuitschema met verschillende fungiciden. Na de drie bespuitingen is gespoten volgens praktijk. Gedurende het gehele groeiseizoen is beoordeeld op:

  • aantal aangetaste stengels
  • aantal aangetaste topjes
  • aantal aangetaste bladsteeltjes
  • aantal aangetaste blaadjes

Om mogelijkerwijs te beoordelen welke aantasting uit de knol komt, is aangenomen dat aangetaste stengels, topjes en bladsteeltjes ontstaan tot 2 maanden na het planten systemisch (dus uit de knol) is. Omdat de bladaantasting de eerste weken na de derde bespuiting nog vrij laag was en met name de overige (systemische) aantasting al hoog was, wordt aangenomen dat de infectie vanuit de knol is gekomen. De beste maat voor een aantasting vanuit de knol is de stengelaantasting. Met name omdat de stengelaantasting veelal binnen een paar weken na de derde bespuiting al tot uiting kwam en er later in het seizoen geen of weinig stengelaantasting bij kwam.

Omdat vier weken na de derde bespuiting enkele fungiciden nog steeds lage aantastingen vertoonden, zijn de beoordelingen doorgegaan. Deze beoordelingen zeggen dan iets over de duurwerking van de fungiciden op inoculum dat niet rechtstreeks uit de knol komt.

Conclusie

Het onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om een partij pootgoed waarin zich (latent) geïnfecteerde knollen bevinden met middelen te behandelen biedt vooralsnog weinig of geen perspectief. De knolbehandeling zou één of enkele bespuiting in groeiseizoen moeten besparen. Dit blijkt echter niet het geval te zijn.

Daarentegen gaf de proef met de eerste drie bespuitingen vroeg in het groeiseizoen meer duidelijkheid. Van de toegelaten fungiciden gaf Curzate M de beste onderdrukking van ziektedruk vanuit de knol. Wat opviel was dat de planten in blok 1 gespoten met niet-toegelaten metalaxyl-houdende middelen en vervolgens volgens praktijk met Shirlan nog steeds nagenoeg vrij van aantasting bleven. Hieruit blijkt dat de bespuiting in het eerste blok met metalaxyl-houdende middelen de aantasting vanuit de knol onderdrukt én invloed heeft op de rest van het groeiseizoen. Het kan zijn dat metalaxyl lang in de plant aanwezig blijft en zo bescherming geeft gedurende het gehele groeiseizoen of dat metalaxyl het veld "schoon" gemaakt heeft van Phytophthora en daardoor de druk laag is.

Als in het uitgangsmateriaal enkele knollen worden gevonden die zichtbaar geïnfecteerd zijn met Phytophthora is het aannemelijk dat er ook knollen zijn die latent (niet zichtbaar) geïnfecteerd zijn. Uit het onderzoek hierboven beschreven is naar voren gekomen dat Curzate M in de eerste drie bespuitingen een goede onderdrukking geeft van ziektedruk van uit de knol. Wanneer het uitgangsmateriaal vrij is van Phytophthora en wanneer de omstandigheden in blok 1 niet kritisch zijn voor Phytophthora.