Brancheorganisatie Akkerbouw logo

Kennisakker.nl

Publicatie datum: 25-03-2008

Effect en rendement van ziektebestrijding bij resistente wintertarwerassen

Sinds enkele jaren zijn er wintertarwerassen beschikbaar met een hele goede ziekteresistentie. Deze rassen kunnen met weinig ziektebestrijding en mogelijk zelfs helemaal zonder ziektebestrijding een vergelijkbaar of zelfs beter financieel resultaat opleveren dan de huidige veel gebruikte rassen met ziektebestrijding. De resultaten van de rassenproeven geven aanleiding voor deze veronderstelling.
Het weglaten van één of meerdere bespuitingen levert uiteraard een aanzienlijke kostenbesparing op en zou de teelt van wintertarwe financieel aantrekkelijker kunnen maken. Telers zijn echter nog onvoldoende bekend met de eigenschappen van deze rassen en in de praktijk wordt bij de ziektebestrijding weinig rekening gehouden met de resistenties van een ras.

Van 2005 t/m 2007 is in opdracht van het HPA door PPO onderzoek uitgevoerd naar de beste strategie van ziektebestrijding bij resistente en minder resistente rassen. Hierbij zijn niet alleen de meeropbrengsten van ziektebestrijding in beeld gebracht, maar is er vooral ook gekeken naar de kosten en uiteindelijk het rendement van de verschillende bespuitingen.

proefopzet

De belangrijkste rassen in het onderzoek waren Drifter, Bristol en Robigus. Drifter werd in het onderzoek opgenomen vanwege de hoge mate van ziektegevoeligheid (afbeelding 1), Bristol juist vanwege de brede resistentie (afbeelding 2). Ook Robigus werd opgenomen omdat het een relatief gezond ras is. Bij deze rassen zijn strategieën onderzocht waarbij wel of geen bespuiting werd uitgevoerd op de bekende bestrijdingstijdstippen T1, T2 en T3.
Gedurende de onderzoeksperiode is er elk jaar een proef uitgevoerd op het PPO-proefbedrijf in Lelystad en op proefboerderij Ebelsheerd te Nieuw Beerta.
In 2005 en 2007 was de ziektedruk vrij hoog, in 2006 trad er weinig aantasting op. Dit komt goed overeen met de afwisseling van zieke en gezonde jaren die voorkomt en de verkregen effecten van ziektebestrijding zijn derhalve representatief voor wat in de praktijk haalbaar is.

Afbeelding 1. Het ras Drifter (ziektegevoelig) zonder ziektebestrijding; Lelystad 2005.

Afbeelding 2. Het ras Bristol (goede resistentie) zonder ziektebestrijding; Lelystad 2005.

Resultaten

Bij het meest ziektegevoelige ras Drifter waren de effecten van ziektebestrijding het grootst (tabel 1). Gemiddeld over de 6 proeven bedroeg de meeropbrengst door een volledige ziektebestrijding (bespuitingen op T1, T2 en T3) 2,2 ton per ha. Over de jaren en locaties heen varieerde dit van minder dan 1 ton tot meer dan 4 ton per ha . Bij Bristol was het effect van ziektebestrijding aanzienlijk minder groot. Gemiddeld over de 6 proeven bedroeg de maximale meeropbrengst ca. 1 ton per ha. De variatie was bij Bristol ook minder groot (0,2 - 1,8 ton/ha). Ook bij Robigus was het effect van ziektebestrijding minder groot dan bij Drifter, maar wel groter dan bij Bristol. Gemiddeld over de onderzoeksperiode was de maximale meeropbrengst (bespuitingen op T1, T2 en T3) ruim 1,6 ton per ha, met een variatie van 0,4 tot ruim 3 ton/ha.

Tabel 1. Effect van ziektebestrijding op opbrengst (ton per ha, 16% vocht); gem. 2005-2007.
ObjectZiektebestrijdingRas
T1T2T3DrifterBristolRobigus
B08.339.789.55
B1jajaja10.5610.7611.21
B2jaja10.1710.5810.94
B3jaja10.2710.9911.12
B4ja10.0110.5310.44
B5ja9.2110.0810.25

Om na te gaan of ziektebestrijding rendabel was zijn voor de verschillende strategieën de meeropbrengsten verrekend tegen een tarweprijs van €180 per ton en zijn hiervan de kosten van de bespuitingen afgetrokken.

Tabel 2. Effect van ziektebestrijding op het financiële rendement (€ per ha, opbrengst minus kosten); gem. 2005-2007.
ObjectZiektebestrijdingRas
T1T2T3DrifterBristolRobigus
B01.4991.7601.719
B1jajaja1.7001.7371.818
B2jaja1.6961.7701.834
B3jaja1.7091.8371.861
B4ja1.7271.8201.803
B5ja1.5971.7551.786

Bij Drifter waren er 4 strategieën die gemiddeld over de 6 proeven nagenoeg hetzelfde financiële resultaat opleverden (tabel 2). Eén keer spuiten, twee keer of drie maakte niet veel uit. Een strategie met één bespuiting op T2 was in feite al voldoende voor de hoogste financiële opbrengst. De kosten van de andere bespuitingen op T1 en T3 werden veelal wel goedgemaakt, maar leverden geen financiële meeropbrengst op. Bij Bristol waren er twee strategieën die gemiddeld de hoogste financiële opbrengst opleverden. Ook bij dit ras was één bespuiting op T2 echter voldoende voor de hoogste financiële opbrengst. Bij Robigus deed de strategie met bespuitingen op T1 en T2 het iets beter dan de rest.

Conclusies

De financiële opbrengst van Bristol zonder ziektebestrijding was hoger dan van Drifter met ziektebestrijding. En de financiële opbrengst van Robigus zonder ziektebestrijding was gelijk aan die van Drifter met ziektebestrijding. Indien Bristol en Robigus representatief zijn voor de groep van minder ziektegevoelige rassen die de laatste jaren op de rassenlijst zijn gekomen, kan gesteld worden dat deze rassen inderdaad met een beperkte ziektebestrijding een beter financieel resultaat geven dan de meer ziektegevoelige rassen met een intensievere ziektebestrijding.

Beste uitgangspunt bij de ziektebestrijding in wintertarwe was een bespuiting op T2. Deze bespuiting was ieder jaar, bij vrijwel alle rassen rendabel. Afhankelijk van de ziektedruk, de weersomstandigheden en de gevoeligheid van het geteelde ras leverde een aanvullende bespuiting op T1 of T3 soms een financiële meeropbrengst op. Bij rassen met een goede resistentie tegen septoria, meeldauw en roesten is de kans groter dat de kosten van een T1 bespuiting bespaard kunnen worden. Bij rassen met een goede resistentie tegen aarfusarium kan de T3 bespuiting sneller achterwege gelaten worden. Een strategie met drie bespuitingen kon alleen uit bij Drifter in een jaar met zware ziektedruk. Maar ook dan bleek een strategie met twee bespuitingen financieel aantrekkelijker. Advies is om bij de rassenkeuze niet alleen te kijken naar de opbrengst “met ziektebestrijding”, maar ook naar de resistentiecijfers van de rassen.
De hoogste korrelopbrengst met ziektebestrijding is niet altijd ook de hoogste financiële opbrengst.