Publicatie datum: 21-05-2008
Economie van energiegewassen
Bio-energie staat sterk in de belangstelling. De wens naar een meer duurzame energievoorziening is hierbij een belangrijke drijfveer. Ook vanuit de akkerbouw is er interesse in het telen van gewassen voor de productie van energie. Belangrijke vraag bij de afweging om energiegewassen te gaan telen, is het economisch perspectief.
In dit onderzoek zijn de saldi voor gewassen met als teeltdoel covergisting, biodiesel en bio-ethanol beoordeeld. Hierbij zijn teelttechnische en milieuaspecten meegenomen. Aanvullend is ook gekeken of, en zo ja, welke akkerbouwreststromen ingezet kunnen worden voor covergisting.
Tevens is onderzocht of akkerbouwers zelf in hun eigen brandstof kunnen voorzien door de teelt en verwerking van koolzaad tot koolzaadolie.
Saldi van energiegewassen voor covergisting, biodiesel en bio-ethanol
Voor covergistingsgewassen is een prijs per kilogram product bepaald (biogasopbrengsten minus de variabele kosten voor opslag en verwerking van het gewas bij de vergister). Op basis van de prijs en teeltaspecten bieden maïs, voederbieten (massabieten) en mogelijk soedangras het meeste perspectief. Kanttekening bij de saldi is dat de keuze voor een gewas sterk afhangt van mogelijke afvoerkosten van digestaat. Deze kosten bepalen in zeer grote mate de saldi van de covergistingsgewassen.
Bij de oliehoudende gewassen bieden koolzaad en olievlas financieel het meeste perspectief, waarbij koolzaad meer olie per hectare levert.
Bij gewassen voor bio-ethanolproductie zijn tarwe en suikerbieten het meest interessant. Ook zetmeelaardappels bieden een mogelijk perspectief. Maïs is op basis van het saldo loonwerk geen alternatief.
Voor de beoordeling van de reductie aan broeikasgasemissies per gewas is het energiedoel in grote mate bepalend. De reductie kan worden verbeterd door de inzet van de reststromen (of bijproducten) van de gewassen in de energieproductie. Het inzetten van reststromen van de gewassen leidt in praktisch alle gevallen tot een reductie aan broeikasgasemissies van meer dan 30%. De commissie Cramer hanteert de eis van ten minste 30% emissiereductie voor in Nederland ingezette biomassa. Door inzet van restproducten is het voldoen aan deze eis voor alle gewassen mogelijk.
Gewas | Saldo loonwerk in EUR/ha (excl. afvoer) | Energierendement* (zonder bijproduct) | Broeikasgasrendement* (zonder bijproduct) |
Maïs | 507 – 757 | 82 – 83% | 64 – 67% |
Soedangras | 640 | 81% | 66% |
Zonnebloemen | -1.117 – -1.128 | 78% | 62% |
Bieten | 928 – 2.401 | 81 – 85% | 60 – 73% |
Miscanthus | -107 | 86% | 80% |
Koolzaad | 757 | 47% | 25% |
Soja | 326 | 43% | 53% |
Oliehennep | 288 | 32% | -28% |
Olievlas | 501 | 47% | 37% |
Wintertarwe | 818 – 1.046 | 35 – 38% | 6 – 12% |
Suikerbieten | 565 – 1.009 | 34 – 35% | 18 – 21% |
Zetmeelaardappelen | 630 – 835 | 35 – 38% | 19 -27% |
Korrelmaïs | 95 | 40% | 25% |
*: Rendement is afhankelijk van gekozen inzet en route
Eigen brandstofteelt en verwerking
De teelt van koolzaad en de verwerking hiervan tot koolzaadolie om hiermee in de eigen brandstofbehoefte te voorzien kost momenteel geld. In twee noordelijke regio’s (Noordelijke zeeklei en Noordoostelijk Nederland) is er bij geringe stijging van de brandstofkosten wel perspectief in het telen van eigen brandstof. De prijs voor rode diesel, de ombouwkosten en de accijns zijn de belangrijkste factoren die de haalbaarheid beïnvloeden.
Voor veel regio’s kan het inpassen van koolzaad in het bouwplan tot mogelijke knelpunten leidden. De bedrijven in de noordelijke regio’s kennen een grotere oppervlakte. De grotere oppervlakte maakt de inpassing makkelijker en het hogere gebruik van brandstof zorgt voor lagere vast kosten per liter brandstof (benutting van de pers).
Covergistingsrantsoenen
Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen gestandaardiseerde rantsoenen voor mestvergisting op te stellen zijn. De rantsoenen zijn sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van reststromen. De reststromen worden veelal lokaal of regionaal betrokken. De beschikbaarheid in de regio is dus sterk bepalend voor de coproducten in het rantsoen. Stro, voeraardappels en winterpeen zijn mogelijk interessante reststromen voor covergisting.